Perijn bloosde. ‘Geen verspieders. Alleen maar mensen die een oogje voor me in het zeil houden.’
‘Dat is in feite wat het woord betekent, Perijn.’ Hij hief een hand toen Perijn tegenwerpingen wilde maken. ‘Laten we met ze gaan praten. Ik heb vanavond een heleboel te doen, maar... Nee, dit kan ik niet negeren.’
De twee draaiden zich om naar Perijns kamp en versnelden hun pas, terwijl Rhands lijfwachten volgden als schaduwen met sluiers en speren.
De nacht voelde te stil. Egwene zat in haar tent en schreef een brief aan Rhand. Ze wist nog niet zeker of ze hem zou versturen. Maar het versturen ervan was ook niet belangrijk. Bij het schrijven ordende ze haar gedachten, bepaalde ze wat ze tegen hem wilde zeggen.
Gawein kwam de tent weer in, met zijn hand op zijn zwaard en een ruisende zwaardhandmantel.
‘Blijf je deze keer binnen?’ vroeg Egwene, die haar pen in de inkt doopte, ‘of ga je meteen weer weg?’
‘Deze nacht bevalt me niet, Egwene.’ Hij keek over zijn schouder. ‘Er voelt iets niet goed.’
‘De wereld houdt zijn adem in, Gawein, in afwachting van wat er morgen gebeurt. Heb je een boodschap aan Elayne gestuurd, zoals ik had gevraagd?’
‘Ja, maar ze zal wel slapen. Het is al laat voor haar.’
‘We zullen zien.’
Het duurde niet lang voordat er een boodschapper uit Elaynes kamp aankwam met een opgevouwen briefje. Egwene las het en glimlachte. ‘Kom,’ zei ze tegen Gawein, en ze stond op en verzamelde een paar spullen. Ze wuifde met haar hand, en een Poort spleet de lucht.
‘Gaan we erheen Reizen?’ vroeg Gawein. ‘Het is maar een klein stukje lopen.’
‘Voor een klein stukje lopen zou de Amyrlin zich moeten melden bij de bewakers van de koningin van Andor,’ zei Egwene terwijl Gawein als eerste door de Poort stapte om aan de andere kant te kijken. ‘Soms wil ik geen dingen doen waardoor mensen vragen gaan stellen.’
Siuan zou een moord hebben gepleegd voor deze vaardigheid, dacht Egwene terwijl ze door de Poort stapte. Hoeveel meer had die vrouw kunnen bekokstoven als ze in staat was geweest om zo snel, geruisloos en gemakkelijk bezoekjes af te leggen?
Aan de andere kant van de Poort stond Elayne bij een brander. De koningin droeg een lichtgroen gewaad, en met de twee kinderen die ze droeg was haar buik nu nog verder gezwollen. Ze haastte zich naar Egwene toe en kuste haar ring. Birgitte stond met over elkaar geslagen armen naast de tentflappen. Ze droeg haar korte rode jas en wijde hemelsblauwe broek, en haar goudblonde vlecht hing over haar ene schouder naar voren.
Gawein trok één wenkbrauw naar zijn zus op. ik ben verbaasd dat je nog op bent.’
‘Ik wacht op een verslag,’ antwoordde Elayne, die Egwene uitnodigde samen met haar plaats te nemen in een paar stoelen met kussens bij de brander.
‘Iets belangrijks?’ vroeg Egwene.
Elayne fronste. ‘Jesamyn is weer vergeten van zich te laten horen uit Caemlin. Ik heb die vrouw strikt opgedragen me elke twee uur op de hoogte te houden, maar ze is laat. Licht, het is waarschijnlijk niets. Toch heb ik Serinia naar het Reisterrein gestuurd om het voor me na te gaan. Ik hoop dat je het niet erg vindt.’
‘Je hebt rust nodig,’ zei Gawein, die zijn armen over elkaar sloeg. ‘Dank je hartelijk voor de goede raad,’ zei Elayne. ‘Die ik zal negeren, net zoals ik Birgitte heb genegeerd toen ze hetzelfde tegen me zei. Wat wilde je met me bespreken, Moeder?’
Egwene overhandigde de brief die ze had geschreven.
‘Aan Rhand?’ vroeg Elayne.
‘Jij kijkt anders naar hem dan ik. Ik wil horen wat je van deze brief vindt. Maar misschien verstuur ik hem niet. Dat heb ik nog niet besloten.’
‘De toon is... dwingend,’ merkte Elayne op.
‘Hij lijkt nergens anders op te reageren.’
Nadat ze de brief had gelezen, liet Elayne het papier zakken. ‘Misschien moeten we hem gewoon laten doen wat hij wil.’
‘De zegels breken?’ vroeg Egwene. ‘De Duistere bevrijden?’
‘Waarom niet?’
‘Licht, Elayne!’
‘Het moet toch gebeuren?’ vroeg Elayne. ‘Ik bedoel, de Duistere zal toch ontsnappen. Hij is al zo goed als vrij.’
Egwene wreef over haar slapen. ‘Er is een verschil tussen de wereld aanraken en vrij zijn. Tijdens de Oorlog van Kracht is de Duistere niet werkelijk vrijgelaten in de wereld. Dankzij de Bres kon hij de wereld aanraken, maar die werd weer verzegeld voordat hij kon ontsnappen. Als de Duistere de wereld was binnengekomen, zou het Rad zelf gebroken zijn. Hier, ik wilde je dit laten zien.’
Egwene haalde een stapel aantekeningen uit haar ransel. De papieren waren haastig vergaard door de bibliothecarissen van de Dertiende Kluis. ‘Ik wil niet zeggen dat we die zegels niet moeten breken,’ zei Egwene, ‘maar ik bedoel dat we het ons niet kunnen veroorloven om Rhand hierbij zijn eigenzinnige gang te laten gaan.’
Elayne glimlachte vol genegenheid. Licht, ze was echt smoorverliefd. Ik kan toch wel op haar rekenen? Het was de laatste tijd moeilijk te bepalen bij Elayne. En dan die onderneming van haar met de Kinsvrouwen...
‘Deze aantekeningen,’ vervolgde Egwene, ‘bevatten alles wat we hebben kunnen verzamelen over de zegels, de kerker en de Duistere. Als we de zegels op het verkeerde tijdstip breken, vrees ik dat dat het einde zou betekenen van alles. Hier, lees dit eens.’ Ze overhandigde Elayne een vel papier.
‘De Karaethon Reeks?’ vroeg Elayne nieuwsgierig. “‘En het licht zal doven, en de ochtend zal niet komen, en nog zal de gevangene zieden.” Is die gevangene de Duistere?’
‘Ik denk van wel,’ zei Egwene. ‘De voorspellingen zijn nooit duidelijk. Rhand heeft zich voorgenomen de Laatste Slag in te gaan en de zegels meteen te breken, maar dat moet hij echt niet doen. We hebben een lange oorlog voor de boeg. Als we de Duistere nu bevrijden, versterkt dat de krachten van de Schaduw en verzwakken wij.
Als het al moet gebeuren – en daar ben ik nog steeds niet van overtuigd – dan moeten we wachten tot het laatst mogelijke ogenblik. Op zijn minst moeten we het bespreken. Rhand heeft over veel dingen gelijk gehad, maar hij heeft het ook wel eens mis gehad. Dit is geen besluit dat hij in zijn eentje mag nemen.’
Elayne zocht door de vellen papier en haalde er een uit. “‘Zijn bloed zal ons het Licht schenken...’” Ze wreef peinzend met haar duim over de bladzijde. “‘Wacht op het Licht.” Wie heeft die aantekening toegevoegd?’
‘Dat is Doniella Alievins exemplaar van de Termendal-vertaling van de Karaethon Reeks,’ vertelde Egwene. ‘Doniella maakte haar eigen aantekeningen, en daar is onder geleerden bijna evenveel over gekissebist als over de voorspellingen zelf. Ze was Droomster, weet je. De enige Amyrlin van wie we dat weten. Vóór mij, althans.’
‘Ja,’ zei Elayne peinzend.
‘De zusters die dit voor me hebben verzameld, zijn tot dezelfde gevolgtrekking gekomen als ik,’ vervolgde Egwene. ‘Er kan een tijd komen om de zegels te breken, maar die tijd is niet aan het begin van de Laatste Slag, ongeacht wat Rhand denkt. We moeten wachten op het juiste ogenblik, en als Hoedster van de Zegels is het mijn taak om dat ogenblik te bepalen. Ik wil de wereld niet op het spel zetten met een van Rhands overdreven ingrijpende krijgslisten.’
‘Hij heeft behoorlijk wat van een speelman in zich,’ zei Elayne, alweer met genegenheid. ‘Je argument is goed, Egwene. Leg het hem voor. Hij zal wel naar je luisteren. Hij is verstandig en voor rede vatbaar.’
‘We zullen zien. Voorlopig wil ik...’
Egwene bespeurde ineens een gevoel van schrik bij Gawein. Ze keek om en zag dat hij zich omdraaide. Er klonken hoefslagen buiten. Zijn oren waren niet beter dan die van Egwene, maar het was zijn taak om waakzaam te zijn voor dit soort dingen.
Egwene omhelsde de Ware Bron, waarop Elayne hetzelfde deed. Birgitte had de tentflappen al geopend en haar hand op haar zwaard gelegd.
Buiten sprong een uitgeputte boodschapper van haar paard. Ze holde met grote ogen de tent in, waarop Birgitte en Gawein meteen naast Elayne kwamen staan voor het geval de vrouw te dichtbij kwam.