De mannen uit Tweewater vuurden een dodelijk salvo pijlen af, zo snel als valken in duikvlucht.
‘Wachten!’ riep Tam tegen zijn mannen. Ze stopten met vuren net voordat Lans cavalerie de Sharaanse gelederen bereikte.
Waar heeft Tam zijn strijdervaring toch opgedaan, dacht Arganda, denkend aan de keren dat hij Tam had zien vechten. Arganda had ervaren generaals gekend met veel minder gevoel voor het slagveld dan deze schaapherder.
De Grenslanders stelden zich op en gingen een stukje achteruit, zodat Tam en zijn mannen nog meer pijlen konden afschieten. Tam gebaarde naar Arganda.
‘We gaan!’ riep Arganda naar zijn voetsoldaten. ‘Alle eskaders, voorwaarts!’
De tweeledige aanval van boogschutters en zware cavalerie was krachtig, maar zou slechts korte tijd voordeel opleveren. Al snel zouden de Sharanen een stevige wand van schilden en speren opzetten om de ruiters af te weren, of de boogschutters zouden hen afschieten. En dan kwam de infanterie erbij.
Arganda pakte zijn vlegel van zijn riem – die Sharanen droegen maliën en leer – en hief hem hoog. Hij leidde zijn mannen over de Hoogvlakte en ontmoette de Sharanen halverwege. Tams troepen bestonden uit Witmantels, Geldaners, Perijns Wolvengarde en de Vleugelgarde, maar ze zagen zichzelf als één leger. Nog geen halfjaar geleden zou Arganda op het graf van zijn vader hebben durven zweren dat mannen zoals deze nooit gezamenlijk zouden strijden, laat staan dat ze elkaar te hulp zouden schieten, zoals de Wolvengarde deed toen de troepen van de Witmantels onder de voet werden gelopen.
Er klonk gejoel van Trolloks die zich bij de Sharanen aansloten. Licht! Ook nog Trolloks?
Arganda zwaaide met zijn vlegel tot zijn arm gloeide, gooide hem over naar zijn andere hand en ging door. Hij brak botten, verbrijzelde armen en handen totdat de vacht van Struis besproeid was met bloed.
Ineens schoten er lichtflitsen van de andere kant van de Hoogvlakte naar de Andoranen die beneden de verdediging voerden. Arganda merkte het amper op omdat hij zo opging in de strijd, maar binnen in hem jammerde iets. Demandred moest zijn aanval hebben hervat.
‘Ik heb je broer verslagen, Lews Therin!’ De stem schalde over het slagveld, luid als een donderslag. ‘Zijn sterfelijke leven bloedt uit hem weg!’
Arganda liet Struis achteruitdansen en draaide zich om toen een reusachtige Trollok met een bijna menselijk gezicht brullend de gewonde Sharaan naast hem opzij duwde. Bloed stroomde uit een snee in zijn schouder, maar dat leek hem niet te deren. Hij maakte een draai en zwaaide met een vlegel met een korte ketting en een kop als een boomstronk vol spijkers.
De vlegel beukte tegen de grond pal naast Struis, en het paard schrok. Terwijl Arganda met moeite zijn rijdier in de hand hield, stapte de Trollok naar voren, haalde zijn linkerhand naar achteren, beukte met een vuist zo groot als een ham tegen Struis’ hoofd en sloeg het paard tegen de grond.
‘Geef je ook maar iéts om dat leven?’ bulderde Demandred in de verte. ‘Voel je ook maar een beetje liefde voor de man die je zijn broer noemde, die man in het wit?’
Struis’ hoofd was gebarsten als een ei. De benen van het paard trappelden en schokten. Arganda werkte zich overeind te midden van de chaos. Hij herinnerde zich niet meer dat hij was weggesprongen toen het paard viel, maar zijn instincten hadden hem gered. Helaas was hij door om te rollen nu uit de buurt van zijn wachters, die vochten voor hun leven tegenover een groep Sharanen.
Zijn mannen rukten op en de Sharanen werden langzaam achteruitgedreven. Hij had echter geen tijd om te kijken. Die Trollok stond pal voor hem. Arganda hief zijn vlegel en keek naar het torenhoge beest, dat de vlegel boven zijn hoofd draaide terwijl het over het stervende paard heen stapte.
Nog nooit had Arganda zich zo klein gevoeld.
‘Lafaard!’ brulde Demandred. ‘En jij noemt jezelf de redder van dit land? Ik eis die titel op! Vecht tegen me! Moet ik die verwante van je vermoorden om jou hierheen te krijgen?’
Arganda haalde diep adem en sprong naar voren. Hij vermoedde dat dat wel het laatste was wat de Trollok zou verwachten. En inderdaad, de vlegel van het monster miste hem. Arganda wist hem stevig in zijn zij te raken en het bekken van de Trollok te verbrijzelen.
Maar toch gaf het beest hem nog een ongelooflijke mep. Arganda zag vlekken voor zijn ogen en de geluiden van de strijd vervaagden. Geschreeuw, gebons van voeten, geroep. Geschreeuw en geroep. Geschreeuw en geroep... Niets.
Enige tijd later – hij wist niet hoe lang – voelde hij dat hij werd opgetild. De Trollok? Hij knipperde met zijn ogen, vastbesloten om in ieder geval zijn moordenaar in het gezicht te spugen, maar merkte toen dat hij in het zadel achter al’Lan Mandragoran werd getrokken.
‘Leef ik nog?’ vroeg Arganda. Een golf van pijn door zijn linkerzij liet hem weten dat hij inderdaad nog leefde.
‘Je hebt een hele grote geveld, Geldaner,’ zei Lan, die zijn paard in galop naar hun achterhoede dreef. De andere Grenslanders reden met hen mee, zag Arganda. ‘Die Trollok raakte je in zijn doodsstuipen. Ik dacht dat je dood was, maar ik kon niet bij je komen voordat we ze achteruit hadden gedreven. We zouden het zwaar hebben gekregen als dat andere leger de Sharanen niet had verrast.’
‘Een ander leger?’ vroeg Arganda, wrijvend over zijn arm.
‘Cauton had een leger aan de noordkant van de Hoogvlakte klaarstaan. Zo te zien waren het Draakgezworenen en een banier cavalerie, waarschijnlijk een deel van de Bond. Rond de tijd dat jij aan het worstelen was met die Trollok, vielen ze de Sharaanse linkerflank aan en dreven ze uiteen. Het zal wel een tijdje duren voordat ze kunnen hergroeperen.’
‘Licht,’ zei Arganda, maar toen kreunde hij. Hij voelde dat zijn linkerarm gebroken was. Nou, hij leefde nog, en dat was voorlopig goed genoeg. Hij keek naar het front, waar zijn soldaten nog in het gelid stonden. Koningin Alliandre reed tussen hen heen en weer om hen aan te moedigen. Licht. Hij wenste dat ze bereid was geweest om in het ziekenhuis in Mayene te werken.
Het was hier op het ogenblik rustig. De Sharanen waren zo hard geraakt dat ze zich hadden teruggetrokken en er lag nu een strook open terrein tussen de vijandelijke legers. Ze hadden hier waarschijnlijk niet zo’n plotselinge en sterke tegenaanval verwacht.
Maar wacht. Er kwamen schaduwen aan van Arganda’s rechterkant. Reusachtige gedaanten die kwamen aanlopen uit het donker. Nog meer Trolloks? Hij klemde zijn kiezen op elkaar tegen de pijn. Hij had zijn vlegel laten vallen, maar hij had het mes in zijn laars nog. Hij zou niet sneuvelen zonder... Zonder...
Ogier, besefte hij, knipperend met zijn ogen. Dat zijn geen Trolloks. Het zijn Ogier. Trolloks zouden geen fakkels bij zich dragen, zoals deze schepsels.
‘Roem aan de Bouwers!’ riep Lan hun toe. ‘Dus jullie waren onderdeel van het leger dat Cauton had gestuurd om de flank van de Sharanen aan te vallen. Waar is hij? Ik wil hem spreken!’
Een van de Ogier lachte rommelend. ‘Je bent niet de enige, Dai Shan! Cauton rent rond als een eekhoorn die eikels zoekt in het kreupelhout. Het ene ogenblik hier, het volgende weer weg. Ik moest je zeggen dat we die oprukkende Sharanen moeten tegenhouden, koste wat het kost.’
Er flitste nog meer licht op van de overkant van de Hoogvlakte. De Aes Sedai en Sharanen vochten daar. Cauton probeerde inderdaad de troepen van de Schaduw in te sluiten. Arganda zette zijn pijn van zich af en probeerde na te denken.
Hoe zat het met Demandred? Arganda zag dat de Verzaker een volgende golf van vernietiging begon, die een brandend spoor door de verdedigers aan de overkant van de rivier trok. De piekeniersformaties waren opgebroken en bij elke uitbarsting kwamen honderden mannen om.
‘Sharaanse geleiders aan de ene kant,’ mompelde Arganda, ‘en een Verzaker aan de andere kant! Licht! Ik had nooit beseft hoeveel Trolloks er zijn. Er komt geen einde aan.’ Hij zag ze nu, vechtend tegen Elaynes troepen in de verte, waar de fakkels op duizenden fonkelende sterren leken. ‘Het is afgelopen met ons, hè?’
Lans gezicht weerspiegelde fakkellicht. Ogen als leisteen, een gezicht van graniet. Hij sprak Arganda niet tegen.