‘We vluchten,’ fluisterde Faile zodra de Trollok weg was. ‘We rennen tien verschillende kanten op en proberen ze te verwarren. Misschien kunnen een paar van ons dan ontkomen.’ Ze trok een wenkbrauw op. ‘Waar blijft Aravine toch?’
Bijna op datzelfde ogenblik stapte Aravine door de Poort. De vrouw in het wit, die de Poort had gemaakt, volgde haar naar buiten, en toen wees Aravine naar Faile.
Faile ging met een ruk de lucht in. Olver slaakte een kreet. Mandevwin vloekte, smeet zijn bundel neer en reikte naar zijn zwaard, terwijl Arrela en Selande gilden. Alle drie werden ze even later de lucht in gesleept met wevingen, en Aiel in rode sluiers kwamen met getrokken wapens door de Poort rennen.
Er brak chaos uit. Een paar van Failes soldaten vielen terwijl ze met hun vuisten probeerden te vechten. Olver dook op de grond en zocht naar zijn mes, maar tegen de tijd dat hij zijn hand op het heft ervan had, was de schermutseling al afgelopen. De anderen waren allemaal onderworpen of vastgebonden met lucht.
Zo snél, dacht Olver wanhopig. Waarom had niemand hem gewaarschuwd dat gevechten zo snel gingen?
Ze leken hem te zijn vergeten, maar hij wist niet wat hij moest doen.
Aravine liep naar Faile toe, die nog altijd in de lucht hing. Wat gebeurde hier? Aravine... had zij hen verraden?
‘Het spijt me, vrouwe,’ zei Aravine tegen Faile. Olver kon haar amper horen. Niemand besteedde aandacht aan hem. De Aiel hielden een oogje op de soldaten en duwden ze bij elkaar om te worden bewaakt. Meer dan een paar soldaten lagen bloedend op de grond.
Faile kronkelde in de lucht en haar gezicht werd rood van inspanning. Ze had overduidelijk een prop in haar mond. Faile zou nooit zwijgen als haar zoiets overkwam.
Aravine haalde de zak met de Hoorn van Failes rug en keek erin. Haar ogen werden groot van ontzag. Ze snoerde de zak weer dicht en hield hem tegen zich aan. ‘Ik had gehoopt,’ fluisterde ze tegen Faile, ‘dat ik mijn oude leven kon achterlaten. Dat ik opnieuw zou kunnen beginnen. Ik dacht dat ik me kon verstoppen of dat ik zou worden vergeten, dat ik kon terugkeren naar het Licht. Maar de Grote Heer vergeet niet, en je kunt je niet voor hem verstoppen. Ze vonden me meteen die eerste nacht dat we Andor bereikten. Dit is niet wat ik had gewild, maar het is wat ik moet doen.’
Aravine draaide zich om. ‘Een paard!’ riep ze. ‘Ik breng dit pakketje zelf naar heer Demandred, zoals me is bevolen.’
De vrouw in het wit liep naar haar toe en de twee begonnen op gedempte toon te ruziën. Olver keek om zich heen. Niemand lette op hem.
Zijn handen begonnen te trillen. Hij had wel geweten dat Trolloks groot en lelijk waren, maar... deze schepsels waren nachtmerries. Nachtmerries overal om hem heen. O, Licht!
Wat zou Mart doen?
‘Dovie’andi se tovya sagain,’ fluisterde Olver, en hij haalde zijn mes uit de schede. Met een schreeuw wierp hij zich op de vrouw in het wit en stak het mes in haar onderrug.
Ze gilde. Faile viel uit haar boeien van lucht op de grond. En toen ineens sprongen de omheiningen van de gevangenen open en rende een groep brullende mannen de vrijheid tegemoet.
‘Maak hem hoger!’ riep Doesine. ‘Schiet op!’
Leane gehoorzaamde en weefde Aarde, samen met de andere zusters. De grond voor hen beefde, kwam in een bult omhoog en zakte weer in als een opgestuwd kleed. Ze maakten de weving af en gebruikten de bult als dekking tegen het vuur dat vanaf de helling boven hen omlaag kwam.
Doesine leidde dit bijeengeraapte stel. Een stuk of twaalf Aes Sedai, een paar zwaardhanden en soldaten. De mannen omklemden hun wapens, maar die waren de afgelopen uren ongeveer net zo werkzaam gebleken als broden. De Kracht knetterde en siste in de lucht. De provisorische verschansing beefde terwijl de Sharanen hem met vuur bestookten.
Leane gluurde boven de verschansing uit en hield de Ene Kracht vast. Ze had zich hersteld van haar ontmoeting met de Verzaker Demandred. Het was een onrustbarende ervaring geweest om zo volkomen in zijn macht te zijn. Haar leven had binnen een tel uitgedoofd kunnen worden. Ze was ook verontrust geweest over de felheid van zijn getier. Zijn haat jegens de Herrezen Draak leek op niets wat ze ooit eerder had gezien.
Een groep Sharanen was de helling af gekomen en wierp wevingen naar de provisorische verschansing. Leane hakte een weving uit de lucht, werkend als een chirurgijn die aangetast vlees wegsneed. Leane was nu veel zwakker in de Ene Kracht dan vroeger.
Ze moest dus zorgen dat haar wevingen doeltreffender waren. Het was opmerkelijk wat een vrouw met veel minder kracht toch nog kon bereiken.
De verschansing ontplofte.
Leane dook opzij toen klompen aarde omlaag regenden. Ze rolde hoestend door flarden rook, maar ze hield saidar vast. Het waren die Sharaanse mannen! Ze kon hun wevingen niet zien. Ze krabbelde met haar armen vol krassen en een gerafeld gewaad overeind. Ze zag een flits van iets blauws in een greppel verderop. Doesine. Leane rende naar haar toe.
En vond daar het lichaam van de vrouw. Maar niet haar hoofd.
Leane voelde een ogenblikkelijk, bijna overstelpend verlies en verdriet. Doesine en zij waren niet hecht geweest, maar ze hadden hier samen gestreden. De verliezen, de verwoesting putten Leane uit. Hoeveel konden ze nog aan? Hoeveel mensen zou ze nog moeten zien sterven?
Ze herpakte zich met moeite. Licht, dit was een ramp. Ze hadden op vijandelijke Gruwheren gerekend, maar er waren honderden en nog eens honderden van die Sharanen. Een hele natie van geleiders, allemaal geoefend in de strijd. Het slagveld lag vol met flarden kleur: gevallen Aes Sedai. I lun zwaardhanden stormden tegen de helling op, brullend van woede om hel verlies v.in hlin Aes Sedai terwijl ze werden verwoest door uitbarstingen van de Kracht.
Leane strompelde naar een groep Roden en Groenen die standhielden in een holte tegen de westelijke helling. Het terrein beschermde hen voorlopig, maar hoe lang zouden de vrouwen dit volhouden?
Toch was ze trots. Ze werden overstelpt door een overmacht, en toch bleven de Aes Sedai vechten. Dit leek niets op de verslagen over de nacht dat de Seanchanen aanvielen, toen een verdeelde Toren van binnenuit was opgebroken. Deze vrouwen hielden stand. Elke keer als een groepje van hen uiteen werd gedreven, kwamen ze weer bij elkaar en vochten door. Ondanks het verlies van de Amyrlin hield de Toren stand. Er viel vuur uit de lucht, maar bijna even zoveel vloog terug, en bliksems sloegen aan beide kanten in.
Leane liep behoedzaam naar de groep toe en sloot zich aan bij Raechin Connoral, die gehurkt bij een rotsblok zat en wevingen van Vuur op de naderende Sharanen afschoot. Leane speurde naar terugkerende wevingen en ketste er een af met een snelle weving van Water, waardoor de vuurbol in vonkjes uiteenspatte.
Raechin knikte naar haar. ‘En ik maar denken dat je nergens anders meer goed voor was dan naar mannen lonken.’
‘De Domaanse kunst is erop gericht om te krijgen wat je wilt, Raechin,’ zei Leane kil, ‘met zo weinig mogelijk inspanning.’
Raechin snoof en schoot een paar vuurbollen op de Sharanen af. ‘Dan moet je me toch eens een lesje geven,’ zei ze. ‘Als het echt mogelijk is om mannen te laten doen wat je wilt, zou ik dat heel graag willen leren.’
Die gedachte was zo belachelijk dat Leane ondanks de verschrikkelijke omstandigheden bijna begon te lachen. Een Rode, die haar gezicht beschilderde en de Domaanse kunst van het manipuleren leerde? En waarom niét, dacht Leane, die nog een vuurbol uit de lucht sloeg. De wereld veranderde, en de Ajahs – hoe traag ook – veranderden mee.
Het verzet van de zusters trok de aandacht van nog meer Sharaanse geleiders. ‘We zullen deze plek straks moeten verlaten,’ zei Raechin.
Leane knikte alleen.
‘Die Sharanen...’ grauwde de Rode. ‘Moet je kijken!’
Leane zoog haar adem naar binnen. Veel van de Sharaanse troepen op dit terrein hadden zich uit het gevecht teruggetrokken – iets anders scheen hun aandacht te hebben getrokken – maar de geleiders hadden hen vervangen door een grote groep angstig ogende mensen, die ze voor hun gelederen zetten om aanvallen op te vangen. Velen van die mensen hadden stokken of gereedschap waarmee ze konden vechten, maar ze bleven opeengepakt staan en hielden onzeker hun wapens vast.