‘Zo hebben jullie de heer Draak wel voldoende lastiggevallen met vragen,’ zei Perijn. ‘Zorg dat jullie deze post goed bewaken. Geen gedommel, Kert, en geen gedobbel.’
Beide mannen groetten opnieuw toen Perijn en Rhand het kamp in liepen. De stemming hier leek opgewekter dan in andere kampen op de akker. De kampvuren leken iets feller, het gelach wat luider. Het leek wel alsof de mensen uit Tweewater het voor elkaar hadden gekregen om hun thuis met zich mee te nemen.
‘Je bent een goede leider voor ze,’ zei Rhand, snel meelopend naast Perijn, die naar de mensen knikte die nog op waren.
‘Ze zouden mij niet nodig moeten hebben om ze te vertellen wat ze moeten doen, punt uit.’ Maar toen er een boodschapper het kamp in kwam rennen, nam Perijn meteen de leiding. Hij riep de naam van de magere jongeling en toen hij het verhitte gezicht en de trillende benen van de jongen zag – hij was bang voor Rhand – trok Perijn hem een eindje weg en sprak op zachte maar ferme toon met hem.
Perijn stuurde de jongen weg om vrouwe Faile te gaan zoeken en kwam terug. ‘Ik moet Rhand weer spreken.’
‘Daar praat je toch...’
‘Ik heb de echte Rhand nodig, niet de man die heeft leren praten als een Aes Sedai.’
Rhand zuchtte. ‘Ik ben het écht, Perijn,’ wierp hij tegen. ‘Ik ben meer mezelf dan ik in tijden ben geweest.’
‘Ja, nou, ik vind het niet prettig om met je te praten als je je gevoelens zo verbergt.’
Een groep Tweewaterse mannen kwam langs en groette. Rhand voelde een plotselinge steek van kille eenzaamheid toen hij die mannen zag en wist dat hij nooit meer een van hen kon zijn. Dat viel hem het zwaarst bij de mannen uit Tweewater. Maar hij liet zichzelf wel wat meer... ontspannen, omwille van Perijn.
‘Nou, wat is er?’ vroeg hij. ‘Wat zei de boodschapper?’
‘Je was terecht ongerust,’ zei Perijn. ‘Rhand, Caemlin is gevallen. Het zit er vol met Trolloks.’
Rhand voelde zijn gezicht verharden.
‘Je bent niet verbaasd,’ zei Perijn. ‘Je bent ongerust, maar niet verbaasd.’
‘Nee, dat klopt,’ bekende Rhand. ‘Ik dacht dat ze in het zuiden zouden toeslaan. Ik had gehoord dat daar Trolloks waren gezien, en ik ben er half van overtuigd dat Demandred erbij betrokken is. Hij heeft zich nooit op zijn gemak gevoeld als hij geen leger had. Maar Caemlin... ja, dat is een slimme zet. Ik zei al dat ze zouden proberen ons af te leiden. Als ze ons van Andor kunnen afsnijden, wordt mijn bondgenootschap een stuk onzekerder.’
Perijn keek naar Elaynes kamp, pal naast dat van Egwene. ‘Maar zou het niet goed voor je zijn als Elayne ervandoor ging? Zij staat aan de andere kant in deze confrontatie.’
‘Er is geen andere kant, Perijn. Er is één kant, met een geschil over hoe die kant te werk moet gaan. Als Elayne niet aan de bijeenkomst deelneemt, zal dat alles ondermijnen wat ik probeer te bereiken. Zij is waarschijnlijk de machtigste van alle vorsten.’
Rhand voelde haar natuurlijk, via de binding. Haar schrikgevoel vertelde hem dat ze ditzelfde nieuws ook net had ontvangen. Moest hij naar haar toe gaan? Misschien kon hij Min sturen. Ze was wakker geworden en liep nu weg bij de tent waar hij haar had achtergelaten. En...
Hij knipperde met zijn ogen. Aviendha. Ze was hier, in Merrilor. Even geleden was ze er toch nog niet? Perijn keek naar hem, maar hij nam niet de moeite de geschrokken uitdrukking van zijn gezicht te vegen.
‘We mogen Elayne niet laten vertrekken,’ besloot Rhand.
‘Zelfs niet om haar thuisland te verdedigen?’ vroeg Perijn ongelovig.
‘Als de Trolloks Caemlin hebben ingenomen, dan kan Elayne daar toch niet meer veel aan doen. Elaynes troepen zullen zich richten op het evacueren van de burgers. Daar hoeft ze zelf niet bij te zijn, maar ze moet wél hier zijn. Morgenochtend.’
Hoe kon hij ervoor zorgen dat ze bleef? Elayne vond het niet prettig als je haar de wet voorschreef – dat gold voor alle vrouwen – maar als hij erop zinspeelde...
‘Rhand,’ zei Perijn. ‘Als we nu eens de Asha’man sturen? Allemaal? We zouden er een strijd van kunnen maken in Caemlin.’
‘Nee,’ besloot Rhand, hoewel het hem pijn deed. ‘Als de stad echt is ingenomen – ik zal er een paar mannen door Poorten naartoe sturen om het na te gaan – dan is hij verloren. Het zou veel te veel moeite kosten om die muren weer in te nemen, in ieder geval op het ogenblik. We mogen dit verbond niet laten opbreken voordat ik de mogelijkheid heb om hem stevig aaneen te smeden. Eenheid zal ons beschermen. Als we allemaal wegrennen om brandjes te blussen in onze eigen thuislanden, dan verliezen we. Daar draait deze aanval om.’
‘Het zou kunnen...’ gaf Perijn toe, zijn hamer strelend.
‘De aanval brengt Elayne mogelijk van haar stuk, maakt haar besluitvaardiger,’ zei Rhand, die tien verschillende mogelijke strategieën overpeinsde. ‘Misschien zal ze hierdoor inschikkelijker zijn ten opzichte van mijn voornemen. Dit zou een goede ontwikkeling kunnen zijn.’
Perijn keek hem fronsend aan.
Wat heb ik snel geleerd anderen te gebruiken. Rhand had weer leren lachen. Hij had geleerd zijn lot te aanvaarden en het met een glimlach tegemoet te treden. Hij had geleerd vrede te hebben met wie hij was geweest, wat hij had gedaan.
Dat inzicht zou hem er niet van weerhouden de middelen te gebruiken die hem waren gegeven. Hij had ze nodig, allemaal. Het verschil was dat hij nu de mensen zag die ze waren, niet alleen de middelen die hij kon gebruiken. Hield hij zich voor.
‘Ik vind nog steeds dat we iets moeten doen om Andor te helpen,’ zei Perijn, krabbend in zijn baard. ‘Hoe zijn ze naar binnen geslopen, denk je?’
‘Via een saidinpoort,’ antwoordde Rhand afwezig.
Perijn gromde. ‘Jij zei dat Trolloks niet door Poorten konden Reizen. Kunnen ze dat alsnog hebben geleerd?’
‘Bid maar tot het Licht van niet,’ antwoordde Rhand. ‘Het enige Schaduwgebroed dat tot nu toe door Poorten kon Reizen, waren gholam, en Aginor is niet zo dom geweest om er daar meer dan een handjevol van te maken. Nee, ik zou met Mart zelf durven wedden dat dit de saidinpoort bij Caemlin was. Ik dacht dat ze dat ding liet bewaken!’
‘Als het inderdaad de saidinpoort was, dan kunnen we iets doen,’ zei Perijn. ‘We kunnen het niet hebben dat er Trolloks loslopen in Andor. Als ze Caemlin uit komen, zitten ze achter ons, en dat zou een ramp zijn. Maar als ze binnenkomen op één plek, kunnen we hun intocht misschien verstoren met een aanval op dat punt.’
Rhand grijnsde.
‘Wat?’
‘Ik heb tenminste een uitvlucht om dingen te weten die geen enkele jongeling uit Tweewater zou moeten weten.’
Perijn snoof. ‘Spring toch in de Wijnvloed. Denk je echt dat dit Demandred is?’
‘Het is echt iets voor hem. Je vijanden van elkaar scheiden en dan een voor een verpletteren. Het is een van de oudste strategieën die er bestaan.’
Demandred zelf had hem ontdekt in de oude geschriften. Ze hadden niets van oorlogvoeren geweten toen de Bres voor het eerst was opengegaan. O, ze dachten wel dat ze het begrepen, maar het was het begrip geweest van geleerden die terugkeken op iets ouds en stoffigs.
Van al diegenen die waren overgelopen naar de Schaduw, leek Demandreds verraad het meest schrijnend. De man had een held kunnen zijn. Had een held móéten zijn.
En ook dat is mijn schuld, dacht Rhand. Als ik hem een handreiking had gedaan in plaats van te grijnzen, als ik hem geluk had gewenst in plaats van met hem te wedijveren. Als ik toen de man was geweest die ik nu ben...
Maar dat deed er niet toe. Hij moest een boodschap naar Elayne sturen. De juiste aanpak was om hulp te sturen voor het ontruimen van de stad: Asha’man en trouwe Aes Sedai die Poorten konden maken om zo veel mogelijk mensen te redden en ervoor te zorgen dat de Trolloks voorlopig in Caemlin bleven.
‘Nou, dan denk ik dat die herinneringen van je toch ergens goed voor zijn,’ zei Perijn.