Выбрать главу

Gaul had zich goed verstopt en zat achter in een kloof in de rotsen vlak buiten de Doemkrocht. Gaul had nog altijd één speer en hij had zijn kleding donker gemaakt zodat het dezelfde kleur had als de rotsen om hem heen.

Hij zat te dommelen toen Perijn hem vond. Gaul was niet alleen gewond, maar hij was al veel te lang in de wolfsdroom. Als Perijn al een pijnlijke uitputting voelde, moest het voor Gaul nog erger zijn. ‘Kom, Gaul,’ zei Perijn, die hem de spleet uit hielp.

Gaul oogde versuft. ‘Niemand is langs me heen gekomen,’ mompelde hij. ‘Ik heb opgelet, Perijn Aybara. De Car’a’carn is veilig.’ ‘Goed gedaan, vriend,’ antwoordde Perijn. ‘Je hebt alle verwachtingen overtroffen. Je hebt veel eer.’

Gaul glimlachte terwijl hij op Perijns schouder steunde. ‘Ik was ongerust... toen de wolven verdwenen was ik ongerust.’

‘Ze vechten nog, in de wakende wereld.’ Perijn voelde de behoefte om hier terug te keren nog steeds. Gaul zoeken was er een deel van geweest, maar er was nog iets anders, een drang die hij niet kon verklaren.

‘Hou je vast,’ zei Perijn terwijl hij Gaul om zijn middel pakte. Hij verplaatste hen naar de Akker van Merrilor, verplaatste hen vervolgens de wolfsdroom uit en verscheen in het midden van het Tweewaterse kamp.

Mensen draaiden zich onmiddellijk naar Perijn om en begonnen te roepen. ‘Licht, Perijn!’ riep een man. Gradi rende naar hen toe, met dikke wallen onder zijn ogen. ‘Ik had je bijna tot as verbrand, Guldenoog. Hoe kon je ineens zo opduiken?’

Perijn schudde zijn hoofd en zette Gaul neer. Gradi keek naar de wond in zijn zij en riep een van de Aes Sedai om hem te Helen. Ze draafden om hem heen, en enkele mannen uit Tweewater riepen uit dat heer Guldenoog was teruggekeerd.

Faile. Faile was hier in Merrilor geweest met de Hoorn.

Ik moet haar vinden.

Rhand was alleen, onbewaakt in de wolfsdroom.

Verdomme, dat maakt niet uit, dacht Perijn. Als ik Faile verlies...

Als Rhand stierf, zou hij Faile zeker verliezen. En al het andere. Er waren nog steeds Verzakers op vrije voeten. Perijn aarzelde. Hij moest toch naar haar gaan zoeken? Was dat niet zijn plicht, als haar man? Kon iemand anders zich niet om Rhand bekommeren?

Maar... als hij het niet deed, wie dan wel?

Hoewel het hem verscheurde, zocht Perijn nog een laatste keer de wolfsdroom op.

Moridin schepte Callandor van de vloer. Het zwaard begon te gloeien van de Ene Kracht.

Rhand strompelde weg en drukte zijn pijnlijke hand tegen zijn borst. Moridin lachte en tilde het wapen hoog op. ‘Je bent van mij, Lews Therin. Je bent eindelijk van mij! Ik...’ Hij liet zijn stem wegsterven en keek omhoog naar het zwaard, misschien in ontzag. ‘Dit zwaard kan de Ware Kracht versterken. Een sa’angreaal van de Ware Kracht? Hoe? Waarom?’ Hij lachte luider.

Een maalstroom wervelde om hen heen.

‘De Ware Kracht geleiden is hier de dood, Elan!’ riep Rhand. ‘Het zal je tot een sintel verbranden!’

‘Het is vergetelheid!’ riep Moridin terug. ‘Ik wil die bevrijding, Lews Therin. En ik neem jou mee.’

De gloed van het zwaard kreeg een felle scharlakenrode kleur. Rhand voelde de kracht van Moridin uitstralen terwijl hij de Ware Kracht putte.

Dit was het gevaarlijkste deel van de strategie die Min had bedacht.

Callandor had gebreken, zulke onvoorstelbare gebreken. Het zwaard was gemaakt zodat een man die het gebruikte vrouwen nodig had om hem te beheersen. Het was zodanig gemaakt dat als Rhand het gebruikte, anderen hém ermee konden beheersen...

Waarom zou Rhand een wapen nodig hebben met zulke gebreken? Waarom werd het zo nadrukkelijk genoemd in de voorspellingen? Een sa’angreaal voor de Ware Kracht. Waarom zou hij ooit zoiets nodig hebben?

Het antwoord was zo eenvoudig.

‘Nu!’ riep Rhand.

Nynaeve en Moiraine geleidden allebei samen, om gebruik te maken van het gebrek in Callandor terwijl Moridin probeerde het tegen Rhand te gebruiken. Wind gierde door de tunnel. De grond beefde. Moridin schreeuwde en zijn ogen werden groot.

Ze namen de macht over hem over. Callandor was gebrekkig. Elke man die het zwaard gebruikte, kon worden gedwongen een koppeling te leggen met vrouwen, en dan was hij in hun macht. Een valstrik... en Rhand had Moridin erin laten lopen.

‘Koppeling!’ beval Rhand.

Ze voedden hem met kracht.

Saidar van de vrouwen.

De Ware Kracht van Moridin.

Saidin uit Rhands eigen toegang tot de Ware Bron.

Dat Moridin hier de Ware Kracht geleidde, dreigde hen allemaal te vernietigen, maar ze vormden een buffer van saidin en saidar en richtten ze toen alle drie tegen de Duistere.

Rhand beukte door de duisternis en maakte een doorvoer van licht én duisternis, waardoor het wezen van de Duistere zich tegen hem zelf keerde.

Rhand voelde de Duistere daarachter, zijn immense om vang. Ruimte, grootte, tijd... Rhand begreep nu hoe die dingen onbeduidend konden zijn.

Met een brul – drie krachten stroomden door hem heen, het bloed stroomde omlaag langs zijn zij – hief de Herrezen Draak een hand vol kracht en greep de Duistere dwars door de Bres heen, als een man die onder water graaide om een schat op de bodem van de rivier te pakken.

De Duistere probeerde achteruit te deinzen, maar Rhands klauw werd omhuld door de Ware Kracht. De vijand kon saidin niet nogmaals besmetten. De Duistere probeerde de Ware Kracht terug te trekken uit Moridin, maar de stroom was te heftig, te krachtig om nu nog af te sluiten. Zelfs voor Shaitan.

En zo gebruikte Rhand het wezen van de Duistere zelf, op volle kracht geleid. Hij hield de Duistere stevig vast, als een duif in de greep van een havik.

En het licht barstte rondom hem uit.

48

Een stralende lans

Elayne draafde op haar paard tussen stapels en nog eens stapels dode Trolloks door. De dag was gewonnen. Ze had iedereen die nog kon staan op zoek gestuurd naar levenden te midden van de doden.

Zoveel doden. Honderdduizenden mannen en Trolloks, die in stapels overal op de Akker van Merrilor lagen. De oevers van de rivier waren slachthuizen, de moerassen waren massagraven vol drijvende lijken. Zelf was ze zo moe dat ze amper in het zadel bleef. Aan de overkant van de rivier kreunde en rommelde de Hoogvlakte. Ze had haar mensen daar weggehaald.

De hele Hoogvlakte stortte in en begroef de doden. Elayne keek met een verdoofd gevoel toe en voelde de grond beven. Het...

Licht.

Ze ging rechtop zitten en voelde het aanzwellen van kracht in Rhand. Ze wendde zich met een ruk af van de Hoogvlakte en richtte zich op hem. Het gevoel van opperste kracht, de schoonheid van beheersing en overheersing. In het noorden schoot een licht de lucht in, zo fel dat haar adem stokte.

Het einde was gekomen.

Thom struikelde achteruit van de ingang van de Doemkrocht en gooide zijn arm voor zijn ogen toen er licht – stralend als de zon zelf – uit de grot scheen. Moiraine!

‘Licht,’ fluisterde Thom.

En Licht was het, dat door de top van de berg Shayol Ghul naar buiten barstte, in een stralende bundel die de hele bergtop deed smelten en kaarsrecht omhoogschoot.

Min drukte haar hand tegen haar borst en stapte weg bij de rij gewonden die ze van nieuw verband had voorzien.

Rhand, dacht ze, en ze voelde zijn smartelijke vastberadenheid. Ver in het noorden rees een straal licht de lucht in, zo fel dat het de Akker van Merrilor zelfs van zo grote afstand verlichtte. De helpers en de gewonden kwamen wankel overeind en schermden hun ogen af.

Dat licht, een stralende lans, brandde de wolken weg en opende de hemel.

Aviendha keek knipperend met haar ogen naar het licht en wist dat het Rhand was.

Het haalde haar terug van het randje van de duisternis, overspoelde haar met warmte. Hij won. Hij wón. Hij was zo sterk. Ze zag nu de ware krijger in hem.

Verderop belandde Graendal op haar knieën, met glazige ogen. De ontrafelende Poort was ontploft, maar niet met zo’n grote knal als de vorige keer. Wevingen en de Ene Kracht waren naar buiten gesproeid net op het ogenblik dat Graendal probeerde Dwang te weven.