Выбрать главу

‘Dat is beter dan ik had verwacht.’ Hij keek weer naar het natgeregende raam. ‘De smet is gereinigd. Dit is niet langer onnatuurlijk. Ik wou... Ik wou dat ik je dat gewoon kon laten zién, vrouw.’ Hij keek haar scherp aan. ‘Hoe moet je zo’n cirkel vormen waar je het over had?’

‘Nou,’ zei Pevara, ‘ik heb het natuurlijk zelf nog nooit met een mannelijke geleider geprobeerd. Ik heb er wat over gelezen voordat ik hierheen kwam, maar het meeste wat we hebben zijn geruchten. Als je een vrouw was, zou ik zeggen dat je jezelf naar de rand van een omhelzing van de Bron moest brengen en je dan voor mij moest openstellen. Zo leggen we de koppeling.’

‘Goed,’ zei hij. ‘Maar jij omhelst de Bron nog niet.’

Het was gewoonweg oneerlijk, dat een man het kon zien wanneer een vrouw de Ene Kracht vasthield en wanneer niet. Pevara omhelsde de Bron en liet de zoete nectar van saidar door haar heen stromen.

Ze reikte naar Androl om een koppeling met hem te leggen zoals ze bij een vrouw zou doen. Zo moest je beginnen, volgens de oude gegevens. Maar het was niet hetzelfde. Saidin was een overstroming, en wat ze had gelezen was waar: ze kon niets met die stromingen. ‘Het lukt. Mijn kracht stroomt naar jou toe.’

‘Ja,’ zei Pevara. ‘Maar als een man en een vrouw een koppeling leggen, moet de man de leiding nemen. Jij moet de leiding nemen.’ ‘Hoe dan?’ vroeg Androl.

‘Dat weet ik niet. Ik zal proberen het door te geven. Jij moet de stromingen besturen.’

Hij keek haar aan, en ze bereidde zich erop voor om de leiding aan hem over te geven. In plaats daarvan gréép hij die. Ze werd een woelige koppeling in getrokken, er bijna aan haar haren in gesleept.

Haar tanden rammelden haast van de kracht ervan en het voelde alsof haar huid eraf werd getrokken. Pevara sloot haar ogen en dwong zichzelf zich niet te verzetten. Ze had dit willen proberen, want het kon nuttig zijn. Maar ze kon niet voorkomen dat ze heel even in paniek raakte.

Ze bevond zich in een cirkel met een mannelijke geleider, een van de meest gevreesde wezens die het land ooit had gekend. En nu had hij haar volkomen in zijn macht. Haar Kracht stroomde door haar heen, spoelde over hem heen, en Androl zoog zijn adem naar binnen.

‘Zoveel...’ fluisterde hij. ‘Licht, wat ben je sterk.’

Ze stond zichzelf een glimlachje toe. De koppeling bracht een storm van bewustzijn met zich mee. Ze voelde alles wat Androl voelde. Hij was net zo bang als zij. En hij was standvastig. Ze had zich voorgesteld dat het vreselijk zou zijn om een koppeling met hem aan te gaan, vanwege zijn waanzin, maar daar bespeurde ze helemaal niets van.

Maar saidin... dat vloeibare vuur waar hij mee worstelde was als een serpent dat probeerde hem te verslinden. Ze deinsde achteruit. Was het besmet? Ze wist niet of ze dat kon bepalen. Saidin was zo anders, zo onbekend. Verslagen uit de begindagen, of flarden ervan, spraken over de smet als over een olievlek op een rivier. Nou, een rivier zag ze wel, of eigenlijk meer een stroompje. Het leek erop dat Androl de waarheid had gesproken en inderdaad niet zo sterk was. Ze voelde geen smet, maar aan de andere kant wist ze ook niet waar ze die aan zou kunnen herkennen.

‘Ik vraag me af...’ begon Androl. ‘Ik vraag me af of ik een Poort kan maken met deze kracht.’

‘Poorten werken niet meer in de Zwarte Toren.’

‘Weet ik,’ zei hij. ‘Maar ik heb steeds het gevoel dat ze alleen maar vlak buiten mijn bereik liggen.’

Pevara opende haar ogen en keek hem aan. Ze voelde zijn eerlijkheid binnen de cirkel, maar het maken van een Poort vereiste een heleboel van de Ene Kracht, in ieder geval bij een vrouw. Androl zou veel en veel te zwak zijn voor die weving. Of zou het een andere hoeveelheid kracht vergen van een man?

Hij stak zijn hand uit en greep haar kracht, vermengde die met zijn eigen kracht. Ze voelde hoe hij de Ene Kracht door haar heen trok. Pevara probeerde haar beheersing te bewaren, maar ze vond het niet prettig dat hij de leiding had. Ze kon helemaal niets doen!

‘Androl,’ zei ze. ‘Laat me los.’

‘Het is schitterend...’ fluisterde hij, terwijl hij met glazige ogen opstond. ‘Is dit hoe het voelt om zo anders te zijn? Zo sterk te zijn in de Kracht?’

Hij putte nog meer kracht uit haar en gebruikte het. Voorwerpen in de kamer zweefden de lucht in.

‘Androl!’ Paniek. Het was dezelfde paniek die ze had gevoeld toen ze hoorde dat haar ouders overleden waren. Ze was al meer dan honderd jaar niet meer zo vervuld geweest van afgrijzen, niet meer sinds ze de beproeving voor de stola had doorstaan.

Hij had de macht over haar geleiding. Alle macht. Ze begon te hijgen, probeerde naar hem te reiken. Zij kon saidar niet gebruiken zonder dat hij het eerst aan haar teruggaf, maar hij kon het wel tegen haar gebruiken. Voor haar geestesoog zag ze voor zich hoe hij haar eigen kracht gebruikte om haar vast te binden met Lucht. Ze kon de koppeling niet verbreken. Alleen hij kon dat.

Ineens kreeg hij het in de gaten, en zijn ogen werden groot. De cirkel verdween in een oogwenk. Haar kracht was weer van haar, en zonder erbij na te denken haalde ze uit. Dit zou niet nog een keer gebeuren. Zij zou de macht hebben. De wevingen sprongen uit haar handen voordat ze besefte wat ze deed.

Androl belandde op zijn knieën. Zijn hand maaide over de werktafel toen hij zijn hoofd in zijn nek gooide en veegde gereedschap en stukken leer op de vloer. Hij hijgde. ‘Wat heb je gedaan?’

‘Taim zei dat we ieder van jullie mochten kiezen,’ mompelde Pevara toen ze besefte wat ze had gedaan. Ze had hem gebonden. Het omgekeerde, eigenlijk, van wat hij bij haar had gedaan. Ze probeerde haar bonkende hart te laten bedaren. Een bewustzijn van hem bloeide achter in haar geest op, ongeveer zoals wat ze hadden gevoeld in de cirkel, maar dan persoonlijker. Véél persoonlijker.

‘Taim is een monster!’ gromde Androl. ‘Dat weet je. Je gaat uit van wat hij zegt dat je mag doen, en je doet het zonder mijn toestemming?’

‘Ik... Ik...’

Androl klemde zijn kaken op elkaar en meteen voelde Pevara iéts. Iets onbekends, iets vreemds. Het voelde alsof ze naar zichzelf keek. Haar eigen gevoelens werden eindeloos naar haar teruggekaatst.

Haar zélf vermengde zich schijnbaar eindeloos met het zijne, als onverklaarbaar gevolg van de dubbele binding. Ze wist hoe het was om hem te zijn, zijn gedachten te hebben. Ze zag zijn leven in een oogwenk, werd in zijn herinneringen meegezogen. Ze slaakte een kreet en viel op haar knieën voor hem neer.

Het gevoel vervaagde. Niet helemaal, maar het vervaagde. Het voelde alsof ze honderd roeden door kokend water had gezwommen en nu pas bovenkwam, alsof ze was vergeten hoe het was om alledaagse gevoelens te hebben.

‘Licht...’ fluisterde ze. ‘Wat was dat?’

Hij lag op zijn rug. Wanneer was hij gevallen? Hij knipperde met zijn ogen en staarde naar de zoldering. ‘Ik had het een van de anderen zien doen. Sommige Asha’man binden hun echtgenotes.’

‘Heb je mij gebonden?’ vroeg ze vol afgrijzen.

Hij kreunde en rolde om. ‘Jij deed het eerst bij mij.’

Ze besefte tot haar schrik dat ze zijn gevoelens nog steeds bespeurde. Zijn wezen. Ze begreep zelfs sommige dingen die hij dacht. Niet de eigenlijke gedachten, maar indrukken ervan.

Hij was verward, ongerust en... nieuwsgierig. Hij was nieuwsgierig naar deze nieuwe ervaring! Dwaze kerel!

Ze had gehoopt dat de twee bindingen elkaar zouden opheffen of zo. Dat gebeurde niet. ‘We moeten hiermee ophouden,’ zei ze. ‘Ik zal je loslaten. Ik zweer het. Maar... maar laat me vrij.’

‘Ik weet niet hoe,’ antwoordde hij. Hij stond op en haalde een paar keer diep adem. ‘Het spijt me.’

Hij sprak de waarheid. ‘Die cirkel was een stomme ingeving,’ zei ze. Hij stak zijn hand uit om haar overeind te helpen. Ze stond zelf op, zonder hulp van hem.

‘Ik meen me te herinneren dat het jóuw stomme ingeving was voordat het de mijne was.’

‘Dat is waar,’ gaf ze toe. ‘Het was niet mijn eerste, maar misschien wel een van mijn slechtste.’ Ze ging zitten. ‘We moeten hierover nadenken. Iets bedenken om...’