Выбрать главу

‘Elayne...’ zei Aviendha. ‘Ik kan niet bij mijn volk weg. Ik ben nu Wijze.’

Elayne knelde haar opnieuw in een omhelzing. Als ze een vijand met een speer was geweest, zou Aviendha niet op tijd een vinger hebben kunnen uitsteken om haar tegen te houden.

‘Ben je naar Rhuidean geweest?’ vroeg Elayne.

‘Ja,’ antwoordde Aviendha. Hoewel ze het niet prettig vond om geheimen te bewaren, zei ze niets over haar visioenen daar.

‘Uitstekend. Ik...’ begon Elayne, maar ze werd onderbroken.

‘Mijn koningin?’ riep de tentwachter buiten. ‘Een boodschapper voor u.’

‘Laat maar binnen.’

De wachter opende de tentflap voor een jonge gardevrouw met een boodschapperslint op haar jas. Ze maakte een ingewikkelde buiging, waarbij ze met haar ene hand haar hoed afzette en met de andere een brief uitstak.

Elayne pakte de brief aan, maar maakte hem niet open. De boodschapper trok zich terug.

‘Misschien kunnen we nog steeds samen strijden, Aviendha,’ zei Elayne. ‘Als ik mijn zin krijg, wil ik Aiel aan mijn zijde hebben wanneer ik Andor weer opeis. De Trolloks in Caemlin vormen een ernstige dreiging voor ons allemaal. Zelfs als ik hun hoofdleger naar buiten lok, kan de Schaduw zijn Schaduwgebroed door die saidinpoort in Andor naar binnen blijven sturen.

Ik denk dat terwijl mijn legers de grootste groep Trolloks buiten Caemlin bevechten – ik zal er iets op moeten vinden om de stad onherbergzaam te maken voor Schaduwgebroed – ik een kleinere groep door een Poort moet sturen om de saidinpoort weer in te nemen. Als ik daarbij de hulp van de Aiel zou kunnen krijgen...’

Terwijl ze sprak, omhelsde ze de Bron – Aviendha zag de gloed – en sneed afwezig de brief open door het zegel te verbreken met een lint van Lucht.

Aviendha trok één wenkbrauw op.

‘Mijn verontschuldigingen,’ zei Elayne. ‘Mijn zwangerschap belet me niet langer om betrouwbaar te geleiden, en ik blijf maar smoezen zoeken...’

‘Breng je kindertjes niet in gevaar,’ waarschuwde Aviendha.

‘Ik breng ze niet in gevaar,’ zei Elayne. ‘Je bent al even erg als Birgitte. Ik ben allang blij dat niemand hier geitenmelk heeft. Min zegt...’ Ze liet haar stem wegsterven terwijl haar ogen heen en weer schoten over de brief. Elaynes gezicht betrok, en Aviendha bereidde zich voor op een schok.

‘O, die man...’ zei Elayne.

‘Rhand?’

‘Ik denk dat ik hem binnenkort een keer wurg.’

Aviendha klemde haar kaken opeen. ‘Als hij je heeft beledigd...’ Elayne draaide de brief om. ‘Hij staat erop dat ik terugkeer naar Caemlin om me om mijn mensen te bekommeren. Hij geeft een stuk of tien redenen waarom en gaat zelfs zover dat hij me “ontslaat van mijn verantwoordelijkheid” om hem morgen te ontmoeten.’

‘Hij moet helemaal nergens op staan bij jou.’

‘Vooral niet met zoveel dwang,’ zei Elayne. ‘Licht, dit is slim. Hij probeert me overduidelijk juist over te halen om te blijven. Dit heeft wel iets weg van Daes Dae’mar.’

Aviendha aarzelde. ‘Je lijkt wel trots. Maar voor zover ik het begrijp is deze brief bijna beledigend!’

‘Ik bén ook trots,’ zei Elayne. ‘En boos op hem. Maar trots omdat hij wist hoe hij me zo boos kon krijgen. Licht! We maken nog wel eens een koning van je, Rhand. Waarom wil hij me zo graag bij die bijeenkomst hebben? Denkt hij dat ik zijn kant zal kiezen, alleen vanwege mijn genegenheid voor hem?’

‘Dus jij weet ook niet wat hij wil gaan doen?’

‘Nee. Het heeft overduidelijk iets met alle vorsten te maken. Maar ik zal erheen gaan, hoewel ik waarschijnlijk vannacht geen oog dichtdoe. Ik heb over een uur afgesproken met Birgitte en mijn andere bevelvoerders om onze strategie voor het lokken en vernietigen van de Trolloks te bespreken.’

Er brandde nog steeds een vuur in die ogen van haar. Elayne was een strijder, vergelijkbaar met andere strijders die Aviendha had gekend.

‘Ik moet naar hem toe,’ zei Aviendha.

‘Vannacht?’

‘Vannacht. De Laatste Slag begint bijna.’

‘Wat mij betreft is hij al begonnen zodra die rotzakken van Trolloks voet zetten in Caemlin,’ bromde Elayne. ‘Moge het Licht ons behoeden. Het is begonnen.’

‘Dan zal de dag van sterven komen,’ zei Aviendha. ‘Velen van ons zullen straks ontwaken uit deze droom. Misschien krijgen Rhand en ik geen volgende nacht meer. Ik ben bij jou gekomen, deels, om het daar met jou over te hebben.’

‘Mijn zegen heb je,’ zei Elayne zacht. ‘Je bent mijn eerstezuster. Ben je nog bij Min geweest?’

‘Niet vaak genoeg, en onder andere omstandigheden zou ik dat nu meteen rechtzetten. Maar er is geen tijd.’

Elayne knikte.

‘Ik heb wel het vermoeden dat ze nu gunstiger over me denkt,’ zei Aviendha. ‘Ze heeft me grote eer bewezen door me de laatste stap om Wijze te worden te helpen inzien. Het is misschien gepast om soepel om te gaan met enkele gebruiken. We hebben het goed gedaan, onder de omstandigheden. Ik wil haar graag spreken samen met jou, als er tijd is.’

Elayne knikte. ‘Ik heb wel even tijd, tussen de besprekingen door. Ik zal haar laten halen.’

3

Een gevaarlijke plek

Heer Logain en Taim hebben hun geschillen inderdaad bijgelegd,’ zei Welyn, zittend in de gelagkamer van de Samenscholing. Hij droeg klokjes in zijn donkere vlechten en glimlachte breed. Hij lachte altijd al te veel. ‘Ze maakten zich allebei zorgen over de verdeeldheid bij ons en waren het erover eens dat het niet goed is voor het moreel. We moeten ons richten op de Laatste Slag. Dit is geen tijd om te bakkeleien.’

Androl stond nog bij de deur, met Pevara naast hem. Het was verbazingwekkend hoe snel dit gebouw – een voormalig pakhuis – was omgebouwd tot een taveerne. Lind had haar werk goed gedaan. Er stond een heuse toog met krukken, en hoewel de tafels en stoelen die er stonden allemaal verschillend waren, was er plaats voor tientallen mensen. Ze had ook een leeszaal met een aanzienlijk aantal boeken, hoewel ze die lang niet zomaar iedereen liet lezen. Op de bovenverdieping wilde ze afgescheiden eetkamers en slaapvertrekken maken voor bezoekers die naar de Zwarte Toren kwamen. Gesteld dat Taim ooit weer bezoekers zou binnenlaten.

Het was behoorlijk druk in de gelagkamer, met onder de gasten een groot aantal nieuwere rekruten. Mannen die in het groeiende geschil nog geen partij hadden gekozen voor Taim en zijn mannen of voor degenen die trouw bleven aan Logain.

Androl luisterde verkild naar Welyn. Welyns Aes Sedai Jenare zat naast hem, met haar hand vol genegenheid op zijn arm. Androl kende haar niet goed, maar hij kende Welyn wél. En dit wezen met Welyns gezicht en stem was niét dezelfde man.

‘We hebben de Draak gesproken,’ vervolgde Welyn. ‘Hij maakte een ronde door de Grenslanden en bereidde de aanval van de mensheid tegen de Schaduw voor. Hij heeft de legers van alle naties onder zijn banier geschaard. Er is niemand die hem niet steunt, behalve de Seanchanen natuurlijk, maar die zijn teruggedreven.

Het is zover, en binnenkort zullen we worden opgeroepen om aan te vallen. We moeten ons nog één laatste keer voluit geven. Het Zwaard en de Draak zullen in de komende twee weken veelvuldig worden ingezet. Als we hard werken, zullen wij de wapens zijn die de greep van de Duistere op dit land verbreken.’

‘Je zegt dat Logain eraan komt,’ wilde iemand weten. ‘Waarom is hij nog niet terug?’

Androl keek om. Jonnet Datrijn stond vlak bij Welyns tafel. Met zijn armen over elkaar geslagen en een fronsende blik op Welyn bood Jonnet een intimiderende aanblik. De man uit Tweewater had meestal zo’n vriendelijke uitstraling dat je gemakkelijk vergat dat hij een kop groter was dan jij en armen had als berenpoten. Hij droeg zijn zwarte Asha’man-jas, hoewel er geen spelden op de hoge kraag zaten, ondanks het feit dat hij in de Ene Kracht minstens even sterk was als elke Toegewijde.

‘Waarom is hij hier niet?’ vroeg Jonnet. ‘Je zegt dat je samen met hem bent teruggekeerd, dat hij en Taim elkaar hebben gesproken. Nou, waar is hij dan?’

Zet hem niet onder druk, jongen, dacht Androl. Laat hem denken dat we zijn leugens geloven!