Выбрать главу

‘Wat is dit?’ mompelde hij.

‘Ze menen het niet,’ zei Aviendha. ‘Ze doen het omdat jij me bij hen weg hebt gehaald, ook al was ik al bij hen weggegaan om me bij de Wijzen aan te sluiten. Het is... iets van de Speervrouwen. Eigenlijk is het een teken van eerbied. Als ze je niet mochten, zouden ze zich niet zo gedragen.’

Aiel. ‘Wacht,’ zei hij. ‘Hoe heb ik je dan bij hen weggehaald?’

Aviendha keek hem in de ogen, maar haar wangen kleurden. Aviendha? Die bloosde? Dat was onverwacht.

‘Dat zou je al moeten begrijpen,’ zei ze. ‘Als je had opgelet toen ik je over ons vertelde...’

‘Helaas was je leerling een ontzettend warhoofd.’

‘Gelukkig dan maar voor hem dat ik heb besloten mijn onderwijs voort te zetten.’ Ze kwam een stap dichterbij. ‘Er zijn vele dingen die ik je nog moet bijbrengen.’ Haar blos verdiepte zich.

Licht, wat was ze mooi. Maar Elayne ook... en Min ook... en... Hij was een stommeling. Een door het Licht verblinde stommeling.

‘Aviendha,’ zei hij. ‘Ik hou van je, echt waar. Maar dat is het probleem, het Licht brande me! Ik hou van jullie alle drié. Ik denk niet dat ik kan kiezen voor...’

Ineens begon ze te lachen. ‘Je bent écht een dwaas, hè, Rhand Altor?’

‘Vaak wel. Maar wat...’

‘We zijn eerstezusters, Rhand Altor. We hebben net de plechtigheid doorlopen, hoe gehaast dat ook moest. Min heeft zich bij ons aangesloten. Wij drieën delen nu alles.’

Eerstezusters? Hij had het moeten raden, na die vreemde binding. Hij drukte zijn hand tegen zijn voorhoofd. We zullen je delen, hadden ze tegen hem gezegd.

Drie aan hem gebonden vrouwen met verdriet achterlaten was al erg genoeg, maar drie vrouwen die van hem hielden? Licht, hij wilde ze geen verdriet doen!

‘Ze zeggen dat je bent veranderd,’ zei Aviendha. ‘Ik heb dat al zo vaak gehoord in de korte tijd dat ik nu terug ben dat ik het bijna beu ben om over je te horen. Nou, je gezicht ziet er misschien kalm uit, maar je gevoel is dat niet. Is het dan zo’n vreselijke gedachte om bij ons alle drie te horen?’

‘Ik wil het, Aviendha. Ik zou me moeten schamen omdat ik het wil. Maar de pijn...’

‘Je hebt het omhelsd, hè?’

‘Het is niet mijn pijn die ik vrees. Het is die van jullie.’

‘Zijn we dan in jouw ogen zo zwak, dat je denkt dat we niet hetzelfde kunnen verdragen als jij?’

Die blik van haar was niet iets wat hij op de proef wilde stellen. ‘Natuurlijk niet,’ zei Rhand. ‘Maar hoe kan ik nu hópen op pijn bij diegenen die ik liefheb?’

‘De pijn moeten wij zelf aanvaarden,’ zei ze, en ze hief haar kin. ‘Rhand Altor, je besluit is eenvoudig, hoewel jij probeert het moeilijk te maken. Kies: ja of nee. Maar wees gewaarschuwd. De keus gaat tussen ons alle drie, of geen van ons drieën. We laten jou niet tussen ons in komen.’

Hij aarzelde, en toen – hoewel hij zich een ontzettende geilaard voelde – kuste hij haar. Achter hem begonnen Speervrouwen van wie hij niet had gemerkt dat ze toekeken nog luidere beledigingen te roepen. Er was nu alleen wel een ongerijmd soort vreugde in hun stemmen te horen. Hij stapte achteruit en legde zijn hand tegen Aviendha’s wang. ‘Jullie zijn dwazen. Alle drie.’

‘Dan is het goed. We zijn je gelijken. Je moet weten dat ik nu een Wijze ben.’

‘Dan zijn we misschien toch geen gelijken,’ zei Rhand, ‘want ik ben net pas gaan inzien hoe weinig wijsheid ik bezit.’

Aviendha snoof. ‘Genoeg gekletst. Nu ga je met me naar bed.’ ‘Licht!’ riep hij. ‘Is dat niet een beetje vrijpostig? Is dat de Aielse aanpak?’

‘Nee,’ zei ze blozend. ‘Ik... Ik ben hier alleen niet zo bedreven in.’ ‘Jullie drie hebben dit samen besloten, of niet? Wie van jullie naar me toe zou gaan?’

Ze aarzelde, en toen knikte ze.

‘Die keus zal nooit aan mij zijn, zeker?’

Ze schudde haar hoofd.

Hij lachte en trok haar naar zich toe. Ze was eerst nog stram, maar toen vleide ze zich tegen hem aan. ‘Moet ik niet eerst tegen hen vechten?’ Hij knikte naar de Speervrouwen.

‘Dat is alleen maar op de trouwdag, als we besluiten dat je een huwelijk waard bent, domme man. En het zou tussen onze families gaan, niet tussen leden van onze eigen gemeenschap. Je hebt echt niet opgelet bij je lessen, hè?’

Hij keek naar haar. Licht, wat was ze mooi. ‘Nou, ik ben blij dat ik niet hoef te vechten. Ik weet niet zeker hoeveel tijd we nog hebben, en ik hoopte vannacht nog een beetje te kunnen slapen. Maar...’ Hij liet zijn stem wegsterven toen hij de blik in haar ogen zag. ‘Ik kan slapen wel vergeten, zeker?’

Ze knikte.

‘Ach, nou. In ieder geval hoef ik deze keer niet bang te zijn dat je doodvriest.’

‘Nee. Maar het kan wel zijn dat ik doodga van verveling, Rhand Altor, als je niet ophoudt met kletsen.’

Ze pakte hem bij de arm en leidde hem met zachte drang zijn tent in. Het geroep van de Speervrouwen werd luider, nog beledigender en nog vrolijker, allemaal tegelijk.

‘Ik vermoed dat de boosdoener een soort ter’angreaal is,’ zei Pevara. Ze zat samen met Androl gehurkt in de achterkamer van een van de opslagruimtes van de Zwarte Toren, en die houding was nou niet bepaald prettig. Het rook in de kamer naar stof, graan en hout. De meeste gebouwen van de Zwarte Toren stonden er nog maar pas, en dit was geen uitzondering. De cederhouten planken oogden nieuw.

‘Ken jij een ter’angreaal waarmee je de vorming van Poorten onmogelijk kunt maken?’ vroeg Androl.

‘Niet als zodanig, nee,’ antwoordde Pevara, die haar houding wat veranderde. ‘Maar algemeen wordt aangenomen dat wat wij nu over ter’angrealen weten nog maar een heel klein deel is van wat er ooit over bekend was. Er moeten duizenden verschillende soorten ter’angrealen zijn. Als Taim een Duistervriend is, heeft hij contact met de Verzakers. Dat kan verklaren hoe hij dingen gebruikt en maakt waar wij alleen maar van kunnen dromen.’

‘Dus moeten we die ter’angreaal vinden,’ zei Androl. ‘En hem dan uitschakelen, of in ieder geval uitzoeken hoe hij werkt.’

‘En ontsnappen?’ vroeg Pevara. ‘Had je niet al besloten dat weggaan de verkeerde keus zou zijn?’

‘Nou... ja,’ bekende Androl.

Ze richtte haar gedachten, en hij kon er glimpen van opvangen. Ze had gehoord dat de zwaardhandbinding een gevoelsband mogelijk maakte. Dit leek dieper te gaan. Hij was... ja, hij wenste écht dat hij Poorten kon maken. Hij voelde zich ontwapend zonder die mogelijkheid.

‘Het is mijn Talent,’ zei hij schoorvoetend. Hij wist dat ze de reden uiteindelijk wel zou ontdekken. ‘Ik kan Poorten maken. Althans, dat kon ik.’

‘Echt? Met jouw sterkte in de Ene Kracht?’

‘Of zwakte?’ vroeg hij. Ze voelde iets van wat hij dacht. Hoewel hij zijn zwakte aanvaardde, was hij bang dat het hem ongeschikt maakte als leider. Een merkwaardige mengeling van zelfvertrouwen en verlegenheid.

‘Ja,’ vervolgde hij. ‘Voor Reizen is veel sterkte in de Ene Kracht nodig, maar ik kan grote Poorten maken. Voordat het hier allemaal misging, was de grootste Poort die ik ooit heb gemaakt er een van dertig voet breed.’

Pevara knipperde met haar ogen. ‘Dat overdrijf je.’

‘Ik zou het je laten zien als het kon.’ Hij leek volkomen eerlijk. Ofwel hij sprak de waarheid, of zijn overtuiging kwam voort uit zijn waanzin. Ze zweeg omdat ze niet goed wist hoe ze dit moest benaderen.

‘Het geeft niet,’ zei hij. ‘Ik weet dat er... dingen mis met me zijn. Met de meesten van ons. Je kunt de anderen naar mijn Poorten vragen. Er is een reden voor dat Coteren me schildknaap noemt: het enige waar ik goed in ben, is om mensen van de ene plek naar de andere te brengen.’

‘Dat is een opmerkelijk Talent, Androl. Ik ben ervan overtuigd dat de Toren het dolgraag zou bestuderen. Ik vraag me af hoeveel mensen ermee zijn geboren zonder het ooit te weten, omdat de wevingen voor het Reizen onbekend waren.’