Выбрать главу

‘Ik ga niet naar de Witte Toren, Pevara,’ zei hij, met nadruk op ‘Witte’.

Ze veranderde van onderwerp. ‘Je wilt graag Reizen, maar je wilt niet bij de Zwarte Toren weg. Wat maakt die ter’angreaal dan uit?’ ‘Poorten zouden... nuttig kunnen zijn,’ zei Androl.

Hij dacht ergens aan, maar ze kreeg het niet te pakken. Een snelle flits van beelden en indrukken.

‘Maar als we nergens naartoe gaan...’ wierp ze tegen.

‘Je zou nog verbaasd staan,’ zei hij, opkijkend om over het raamkozijn de steeg in te turen. Het motregende buiten; eindelijk regende het minder hard. Maar de hemel was nog steeds donker, en het zou pas over een paar uur licht worden. ‘Ik heb... proeven gedaan. Een paar dingen geprobeerd waarvan ik denk dat niemand anders ze nog ooit heeft geprobeerd.’

‘Ik betwijfel of ze nóóit zijn geprobeerd,’ zei ze. ‘De Verzakers hadden toegang tot eeuwen van kennis.’

‘Denk je echt dat hier een Verzaker bij betrokken kan zijn?’ ‘Waarom niet?’ vroeg ze. ‘Als jij je voorbereidde op de Laatste Slag en zeker wilde weten dat je vijanden niet tegen je op konden, zou je dan niet graag een groep geleiders samen opleiden, zodat ze van elkaar konden leren en sterk konden worden?’

‘Ja,’ zei hij zacht. ‘Dat zou ik inderdaad doen, en dan zou ik ze inpikken.’

Pevara deed haar mond dicht. Dat klopte waarschijnlijk. Praten over de Verzakers verontrustte Androl. Ze voelde zijn gedachten nu helderder.

Deze binding was onnatuurlijk. Ze moest ervan af. Daarna zou ze het niet erg vinden om hem fatsoenlijk aan haar te binden.

‘Ik neem géén verantwoording voor deze toestand, Pevara,’ zei Androl, die weer naar buiten keek. ‘Jij hebt mij eerst gebonden.’ ‘Nadat jij mijn vertrouwen had beschaamd toen ik je een cirkel aanbood.’

‘Ik heb je geen pijn gedaan. Wat had je dan verwacht dat er zou gebeuren? Was het doel van die cirkel niet dat we onze krachten konden bundelen?’

‘Dit gesprek is zinloos.’

‘Dat zeg je alleen maar omdat ik gelijk heb.’ Hij zei het heel rustig, en zo voelde hij ook aan. Ze begon te beseffen dat Androl een man was die niet snel boos werd.

‘Ik zeg het omdat ik gelijk heb,’ hield ze vol.

Ze voelde dat hij inwendig lachte. Hij doorzag hoe ze het gesprek naar haar hand zette. En... naast die lach leek hij echt onder de indruk. Hij wilde die handigheid wel van haar leren.

De deur van de kamer ging krakend open en Leish keek naar binnen. Ze was een witharige vrouw, rondborstig en aardig, een merkwaardige keus van de nukkige Asha’man Canler met wie ze getrouwd was. Ze knikte naar Pevara om aan te geven dat er een half uur was verstreken en sloot de deur weer. Pevara had gehoord dat Canler zijn vrouw had gebonden, wat haar een soort... vrouwelijke zwaardhand maakte?

Alles ging andersom bij deze mannen. Pevara zag wel redenen voor het binden van je echtgenoot, al was het maar zodat je altijd de geruststelling had van weten waar de ander was, maar in haar ogen hoorde je de binding niet voor zulke alledaagse dingen te gebruiken. Dit was iets van Aes Sedai en zwaardhanden, niet van echtelieden.

Androl keek naar haar en probeerde overduidelijk te achterhalen wat ze dacht, maar deze gedachten waren ingewikkeld en kostten hem moeite. Zo’n merkwaardige man, die Androl Genhald. Hoe kon hij vastberadenheid en verlegenheid zo grondig mengen, als twee door elkaar geweven draden? Hij deed wat er gebeuren moest, en al die tijd bleef hij van mening dat hij niet degene zou moeten zijn die het deed.

‘Ik snap mezelf ook niet,’ zei hij.

Hij was ook om woest van te worden. Hoe was hij er zo goed in geworden haar gedachten te doorzien? Zij moest nog steeds vissen om te achterhalen wat hij dacht.

‘Kun je dat nog een keer denken?’ vroeg hij. ‘Ik kreeg het niet helemaal mee.’

‘Stomkop,’ mompelde Pevara.

Androl glimlachte en gluurde weer over het raamkozijn.

‘Het is nog geen tijd,’ zei Pevara.

‘Weet je dat zeker?’

‘Ja. En als je steeds blijft kijken, schrik je hem misschien af als hij uiteindelijk wel komt.’

Androl hurkte met tegenzin weer neer.

‘Zo,’ zei Pevara. ‘Als hij komt, moet je mij de leiding laten nemen.’

‘We moeten een cirkel vormen.’

‘Nee.’ Ze zou zichzelf niet nóg eens in zijn handen leggen. Niet na wat er de vorige keer was gebeurd. Ze huiverde, en Androl keek haar aan.

‘Er zijn heel goede redenen,’ zei ze, ‘om niet in een cirkel te stappen. Ik wil je niet beledigen, Androl, maar jouw vermogen is onvoldoende om zo’n ruil de moeite waard te maken. Het is beter als we met z’n tweeën zijn. Dat moet je aanvaarden. Wat zou je liever hebben op een slagveld? Eén soldaat? Of twee – een van hen iets minder kundig dan de ander – die je verschillende taken kunt geven?’

Hij dacht erover na en zuchtte. ‘Goed dan, best. Deze keer zeg je verstandige dingen.’

‘Ik zeg altijd verstandige dingen.’ Ze stond op. ‘Het is tijd. Bereid je voor.’

Ze liepen naar de deur die uitkwam op de steeg en gingen aan weerskanten ervan staan. De deur stond met opzet op een kiertje en het stevige slot op de buitenkant bungelde open alsof iemand was vergeten de boel af te sluiten.

Ze wachtten zwijgend, en Pevara begon bang te worden dat haar berekeningen niet klopten. Androl zou haar uitlachen, en...

De deur ging helemaal open. Dobser stak zijn hoofd naar binnen, gelokt door Evins terloopse opmerking dat hij een fles wijn uit de achterkamer had gepikt nadat hij had ontdekt dat Leish was vergeten de deur op slot te doen. Volgens Androl was Dobser een bekende dronkaard, en Taim had hem meer dan eens alle hoeken van de kamer laten zien omdat hij te veel had gedronken.

Ze voelde Androls reactie op de man. Verdriet. Een diep, verpletterend verdriet. Dobser had de duisternis in zijn ogen.

Pevara sloeg geruisloos toe, wikkelde Dobser in Lucht en zette met een klap een schild tussen de nietsvermoedende man en de Bron. Androl stond klaar met een knuppel, maar die was niet nodig. Dobser zette grote ogen op toen hij de lucht in werd getild. Pevara ging met haar handen op haar rug staan en bekeek hem onderzoekend.

‘Weet je dit zeker?’ vroeg Androl zacht.

‘Nu is het hoe dan ook te laat,’ antwoordde Pevara, die de Luchtwevingen afbond. ‘De verslagen lijken het erover eens te zijn: hoe toegewijder iemand aan het Licht is voordat hij wordt Bekeerd, hoe toegewijder hij aan de Schaduw zal zijn na zijn val. Dus...’

Dan zóu deze man, die altijd nogal mat had geleken, dus eenvoudiger te breken, om te kopen of te bekeren moeten zijn dan anderen. Dat was belangrijk, aangezien Taims hielenlikkers waarschijnlijk zouden beseffen wat er was gebeurd zodra...

‘Dobser?’ riep een stem. Er verschenen twee gedaanten in de deuropening. ‘Heb je die wijn al? We hoeven de voorkant niet in de gaten te houden, want die vrouw is niet...’

Welyn en nog een lieverdje van Taim, Leems, stonden in de deuropening.

Pevara reageerde onmiddellijk en gooide wevingen naar de twee toe terwijl ze een draad van Geest vormde. Ze weerden haar pogingen om hen af te schermen af – het viel niet mee om een schild te zetten tussen de Bron en iemand die de Ene Kracht vasthield – maar ze wist hen wel snel de mond te snoeren.

Ze voelde dat ze werd omwikkeld met Lucht, dat er een schild tussen haar en de Bron probeerde te komen. Met Geest haalde ze uit en verbrak de wevingen door te gokken waar ze zouden verschijnen.

Leems ging struikelend achteruit en keek verbaasd toen zijn wevingen verdwenen. Pevara dook naar voren, weefde nog een schild en zette het met een klap tussen hem en de Bron terwijl ze tegen hem aan dreunde en hem tegen de muur smeet. De afleidingstactiek werkte, en haar schild sneed hem af van de Ene Kracht.

Ze gooide een volgend schild naar Welyn, maar hij raakte haar met zijn eigen draden van Lucht, die haar achterover door de kamer gooiden. Pevara weefde Lucht terwijl ze grommend tegen de muur sloeg. Het werd haar zwart voor de ogen, maar ze hield intuïtief dat ene draadje Lucht vast, zwiepte het naar voren en greep Welyns voet toen hij de deur uit wilde rennen.