Выбрать главу

Ze voelde de grond beven toen er iemand viel. Hij was toch gestruikeld? Duizelig als ze was kon ze niet recht uit haar ogen kijken.

Ze ging zitten, en hoewel ze overal pijn had, hield ze de draden van Lucht vast die ze had geweven om hen de mond te snoeren. Als ze die losliet, zouden Taims mannen kunnen schreeuwen. En als ze dat deden, dan zou Pevara sterven. Dan zouden ze allemaal sterven. Of erger.

Ze knipperde tranen van pijn uit haar ogen en zag Androl met de knuppel in zijn hand bij de twee Asha’man staan. Kennelijk had hij ze allebei buiten westen geslagen, omdat hij niet vertrouwde op schilden die hij niet kon zien. Maar goed ook, want haar tweede schild was niet op zijn plek beland. Ze bracht het alsnog aan.

Dobser hing nog steeds waar ze hem had gelaten, met grote ogen.

Androl keek Pevara aan. ‘Licht!’ zei hij. ‘Pevara, dat was ongelooflijk. Je hebt bijna eigenhandig twee Asha’man neergehaald!’

Ze glimlachte tevreden en pakte duizelig Androls hand, zodat hij haar overeind kon helpen. ‘Wat dacht jij dan dat de Rode Ajah de hele tijd doet, Androl? Zitten klagen over mannen? We worden opgeleid om tegen andere geleiders te vechten.’

Ze voelde Androls eerbied terwijl hij snel Welyn naar binnen sleepte, de deur sloot en door het raam keek of niemand iets had gezien. Hij deed met een snel gebaar de gordijnen dicht en geleidde toen om licht te maken.

Pevara haalde diep adem, stak haar hand uit en zocht steun tegen de muur.

Androl keek scherp op. ‘We moeten met je naar een van de anderen om je te laten Helen.’

‘Het komt wel goed. Ik heb alleen mijn hoofd gestoten en alles draait een beetje. Het gaat wel over.’

‘Laat eens kijken,’ zei Androl, die naar haar toe kwam, met zijn licht zwevend naast hem. Pevara liet hem even zijn gang gaan, in haar ogen kijken, haar hoofd betasten op zoek naar builen. Hij bracht zijn licht dichter bij haar ogen. ‘Doet het pijn om in het licht te kijken?’

‘Ja,’ gaf ze toe, en ze wendde haar blik af.

‘Misselijk?’

‘Een beetje.’

Hij gromde, haalde een zakdoek tevoorschijn en goot er wat water uit zijn veldfles overheen. Er verscheen een intense blik in zijn ogen, en zijn licht ging uit. De zakdoek kraakte zachtjes, en toen hij hem aan haar gaf, was hij bevroren. ‘Hou hem tegen je hoofd,’ zei hij. ‘Je moet het zeggen als je duf begint te worden. Het zou erger kunnen worden als je in slaap valt.’

‘Ben je ongerust over me?’ vroeg ze vermaakt, maar ze deed wat hij zei.

‘Alleen maar... Hoe noemde jij dat toch? Een oogje houden op onze middelen?’

‘Vast,’ zei ze, terwijl ze de ijsdoek tegen haar hoofd drukte. ‘Dus je bent ook al veldarts?’

‘Ik ben eens leerling geweest bij een wijzevrouw,’ zei hij afwezig terwijl hij neerknielde om de mannen vast te binden. Pevara was blij dat ze de Luchtwevingen los kon laten, hoewel ze de schilden in stand hield.

‘Een wijzevrouw met een mannelijke leerling?’

‘Ze stond niet meteen te springen,’ zei Androl. ‘Het is... een lang verhaal.’

‘Uitstekend. Een lang verhaal zal zorgen dat ik niet in slaap val voordat de anderen hierheen komen.’ Emarin en de andere mannen hadden de opdracht gekregen rond te lopen en zich te laten zien, om de groep een alibi te verschaffen voor het geval Dobsers verdwijning werd opgemerkt.

Androl keek haar aan en ontstak zijn licht weer. Toen haalde hij zijn schouders op en ging verder met zijn werk. ‘Het begon toen ik een vriend verloor aan de koorts tijdens het zilversnoekvissen bij Mayene. Toen ik terugkwam op het vasteland, bedacht ik dat we Sayer hadden kunnen redden als iemand van ons had geweten wat we moesten doen. En dus ging ik op zoek naar iemand die me dat kon leren...’

4

Voordelen van een binding

En dat was het,’ zei Pevara, zittend tegen de muur.

Androl voelde wat zij voelde. Ze zaten in de opslagruimte waar ze tegen Taims mannen hadden gevochten en wachtten op Emarin, die beweerde dat hij Dobser kon laten praten. Androl zelf was niet zo goed in mensen ondervragen.

De geur van graan was omgeslagen in een smerige stank. Soms bedierf graan zomaar ineens.

Pevara was stil geworden, vanbuiten en vanbinnen, toen ze vertelde over de moord op haar familie door voormalige vrienden.

‘Ik haat ze nog steeds,’ zei ze. ‘Ik kan nu aan mijn familie denken zonder pijn, maar de Duistervrienden... Ik haat ze. Ik heb in ieder geval wat wraak gekregen, want de Duistere verdedigde hen beslist niet. Hun hele leven hadden ze hem vereerd, hopend op een plekje in zijn nieuwe wereld, alleen om lang voor de Laatste Slag te sterven. Maar ik denk dat degenen die nu leven niet veel beter af zullen zijn. Zodra wij de Laatste Slag winnen, krijgt hij hun zielen. Ik hoop dat hun straf lang gaat duren.’

‘Ben je er zo van overtuigd dat wij zullen winnen?’ vroeg Androl.

‘Natuurlijk winnen wij. Het is geen punt van twijfel, Androl. We kunnen het ons niet veroorloven om er een punt van twijfel van te maken.’

Hij knikte. ‘Je hebt gelijk. Ga door.’

‘Er valt verder niets meer te zeggen. Vreemd, om dit verhaal na al die jaren te vertellen. Ik heb er een hele tijd niet over kunnen praten.’

Het werd stil in de kamer. Dobser hing nog in de lucht, met zijn gezicht naar de muur en zijn oren dichtgestopt met Pevara’s wevingen. De andere twee waren nog steeds bewusteloos. Androl had ze hard geslagen om te zorgen dat ze niet snel zouden bijkomen.

Pevara had hen afgeschermd, maar ze kon onmogelijk drie schilden tegelijk in stand houden zodra de mannen zouden proberen te ontsnappen. Aes Sedai gebruikten meestal meer dan één zuster om een man te bedwingen. Drie schilden kon één enkele geleider onmogelijk vasthouden, sterk of niet. Ze kon die schilden afbinden, maar Taim had de Asha’man laten oefenen met ontsnappen uit een afgebonden schild.

Ja, hij kon er beter voor zorgen dat die andere twee niet bijkwamen. Hoe handig het ook zou zijn om ze gewoon de keel af te snijden, daar had hij het hart niet voor. In plaats daarvan stuurde hij een dun draadje Geest en Lucht en raakte hun oogleden ermee aan. Hij moest één enkele weving gebruiken, en een zwakke, maar hij kreeg het voor elkaar om al hun ogen ermee aan te raken. Als hun oogleden ook maar een klein stukje opengingen, zou hij het weten. Dat zou genoeg moeten zijn.

Pevara dacht nog steeds aan haar familie. Ze had de waarheid gesproken: ze haatte de Duistervrienden. Allemaal. Het was een afgemeten haat, niet onbeheersbaar, maar hij was na al die jaren nog steeds sterk.

Androl zou dat nooit hebben vermoed bij deze vrouw die zo vaak lachte. Hij voelde dat ze pijn had. En, vreemd genoeg, dat ze... eenzaam was.

‘Mijn vader heeft zelfmoord gepleegd,’ zei Androl zonder dat het echt zijn bedoeling was.

Ze keek hem aan.

‘Mijn moeder heeft jarenlang gedaan alsof het een ongeluk was,’ vervolgde Androl. ‘Hij deed het in het bos, sprong van de rotsen. Hij was de avond ervoor bij haar gaan zitten en had verteld wat hij ging doen.’

‘Probeerde ze hem dan niet tegen te houden?’ vroeg Pevara ongelovig.

‘Nee,’ antwoordde Androl. ‘Een paar jaar voordat zij de laatste omhelzing van de moeder vond, heb ik haar eindelijk wat antwoorden kunnen ontfutselen. Ze was bang voor hem. Dat vond ik schokkend, want hij was altijd zo goedmoedig. Wat was er in die laatste paar jaar veranderd, waardoor ze bang voor hem was geworden?’ Androl keek Pevara aan. ‘Ze zei dat hij dingen zag in de schaduwen. Dat hij waanzinnig begon te worden.’

‘Ach...’

‘Je vroeg laatst waarom ik naar de Zwarte Toren was gekomen. Je wilde weten waarom ik erom had gevraagd om beproefd te worden. Nou, dat wat ik nu ben beantwoordt een vraag voor me. Het vertelt me wie mijn vader was, en waarom hij heeft gedaan wat hij vond dat hij moest doen.

Ik herken de tekenen nu. Het ging te goed met ons bedrijf. Mijn vader vond steengroeven en metaaladers die niemand anders kon vinden. Mannen huurden hem in om kostbare ertslagen voor hen op te sporen. Hij was de beste. Griezelig goed. Ik... kon het aan hem zien aan het einde, Pevara. Ik was nog maar tien, maar ik weet het nog. De angst in zijn ogen. Ik kén die angst nu.’ Hij aarzelde. ‘Mijn vader is van die rotsen gesprongen om het leven van zijn gezin te redden.’ ‘Wat vreselijk,’ zei Pevara.