Выбрать главу

Ethenielle wisselde blikken uit met Serailla en Baldhere, terwijl Paitar en Easar Tenobia begonnen te verzekeren dat ook zij wilden doorzetten. Serailla schudde bijna onmerkbaar haar hoofd en haalde al even onmerkbaar haar schouders op. Baldhere sloeg openlijk zijn blik ten hemel. Ethenielle had niet echt gehoopt dat Tenobia uiteindelijk zou besluiten om weg te blijven, maar het kind zou beslist moeilijkheden veroorzaken.

Saldeanen waren een vreemd volk – Ethenielle had zich vaak afgevraagd hoe haar zuster Einone zo’n uitstekend huwelijk kon hebben met weer een andere oom van Tenobia – maar Tenobia voerde die vreemdheid ten top. Men kon van elke Saldeaan verwachten dat hij voor vertoon zorgde, maar Tenobia had er enorm plezier in om Domani te schokken en Altaraansen saai te doen lijken. De Saldeaanse luimen waren beroemd. Die van haar waren uitslaande branden in stormwinden, en je kon er nooit zeker van zijn, waardoor ze werden aangestoken. Ethenielle wilde niet eens denken aan de moeilijkheden om Tenobia over te halen tot het luisteren naar een redelijk voorstel als ze daar geen zin in had; alleen Davram Bashere was dat ooit gelukt. En dan was er nog de zaak van het huwelijk. Tenobia was nog jong, hoewel jaren ouder dan de leeftijd waarop ze had moeten huwen – een echtverbintenis was een plicht voor elk lid van een heersend Huis, dus helemaal voor een vorstin. Er moesten bondgenootschappen worden gesloten en in een erfgenaam worden voorzien, maar Ethenielle had nimmer een van haar zonen voor het meisje overwogen. Tenobia’s eisen aangaande een gemaal pasten volmaakt bij haar andere eigenschappen. Hij moest al dichtend en harp spelend tien Myrddraal tegelijk kunnen bestrijden én verslaan. Hij moest geleerden kunnen verbijsteren, terwijl hij te paard een onmogelijk steile rotshoogte afdaalde, of misschien wel beklom. Natuurlijk moest hij haar achting betonen – per slot van rekening was ze een koningin – al rekende Tenobia er ook op dat hij soms haar woorden negeerde en haar blijmoedig over zijn schouder wegvoerde. Dat was precies wat ze verwachtte! En het Licht mocht hem bijstaan als hij besloot haar te schaken terwijl zij achting verwachtte, of omgekeerd. Ze zei dit alles wel niet hardop, maar iedere verstandige vrouw die haar over mannen had horen praten, kon dit alles concluderen. Tenobia zou als maagd sterven. Wat betekende dat haar oom Davram haar opvolgde, als ze hem na dit alles in leven liet, of anders Davrams erfgenaam.

Toen ving Ethenielle iets op waardoor ze recht overeind schoot. Ze had beter moeten luisteren; er stond te veel op het spel. ‘Aes Sedai?’ vroeg ze scherp. ‘Wat is er met Aes Sedai?’ Behalve die van Paitar hadden al hun raadsvrouwen van de Witte Toren hen verlaten. Haar eigen Nianh en Easars Aisling waren verdwenen zonder een spoor achter te laten. Als de Aes Sedai iéts van hun plannen hadden opgevangen... Nou ja, Aes Sedai hadden altijd eigen plannetjes. Altijd. Ze zou het vervelend vinden om te ontdekken dat ze haar handen in twee wespennesten had gestoken, in plaats van slechts een. Paitar haalde zijn schouders op en leek ietwat beschaamd. Dat was niet gering voor een man als hij; net als Serailla liet hij zich door niets van zijn stuk brengen. ‘Je kon toch moeilijk van me verwachten dat ik Coladara achter zou laten, Ethenielle,’ zei hij kalmerend, ‘zelfs al had ik alle voorbereidingen voor haar verborgen kunnen houden.’ Dat had Ethenielle ook niet verwacht; zijn lievelingszuster was Aes Sedai, en Kiruna had hem een grote liefde voor de Toren bijgebracht. Ze had het niet verwacht, maar ze had het gehoopt. ‘Coladara had bezoek,’ vervolgde hij. ‘Zeven zusters. Het leek me in deze omstandigheden verstandig om ze mee te nemen. Gelukkig was er weinig nodig om hen te overtuigen. Helemaal niets, zelfs.’

‘Het Licht verlichte en beware onze zielen,’ verzuchtte Ethenielle zacht, en ze hoorde bijna hetzelfde van Serailla en Baldhere. ‘Acht zusters, Paitar? Acht?’ De Witte Toren was nu zeker op de hoogte van elke stap die ze wilden zetten.

‘En ik heb er ook nog vijf,’ zei Tenobia terloops, alsof ze aankondigde dat ze een paar nieuwe muiltjes had. ‘Ze liepen me vlak voor mijn vertrek uit Saldea tegen het lijf. Per ongeluk, daar ben ik zeker van, want ze leken even verbaasd als ik. Toen ze er eenmaal achter kwamen wat ik aan het doen was – ik weet nog steeds niet hoe ze het deden, maar ze kwamen erachter – wist ik bijna zeker dat ze Memara een bezoekje zouden brengen.’ Haar wenkbrauwen trokken zich even woest samen. Elaida had een ernstige misser begaan toen ze een zuster had gestuurd om Tenobia aan de lijn te leggen. ‘Het tegendeel bleek waar: Illeisien en de anderen waren nog meer op geheimhouding gebrand dan ik,’ besloot ze.

‘Maar dan nog,’ hield Ethenielle aan. ‘Dertien zusters. Er hoeft er maar één een manier te vinden om een boodschap te sturen. Enkele regels. Een krijgsman of een meid die schrik wordt aangejaagd. Gelooft iemand van jullie dat zoiets kan worden voorkomen?’

‘De stenen zijn geworpen,’ zei Paitar zacht. Wat gebeurd was, was gebeurd. Volgens Ethenielle waren Arafellanen bijna even vreemd als Saldeanen.

‘Meer naar het zuiden,’ voegde Easar eraan toe, ‘kon het weleens goed uitkomen dat we dertien Aes Sedai bij ons hebben.’ Dat veroorzaakte een diepe stilte, terwijl de gevolgtrekkingen in de lucht bleven hangen. Niemand wilde deze verwoorden. Dit was wel iets anders dan de Verwording het hoofd bieden.

Plotseling lachte Tenobia, kort en schokkend. Haar ruin probeerde weg te dansen, maar ze kalmeerde hem. ‘Het is mijn bedoeling zo snel mogelijk verder te trekken naar het zuiden, maar vanavond nodig ik jullie allemaal in mijn kamp uit voor het avondmaal. Jullie kunnen dan praten met Illeisien en haar vriendinnen, en zien of jullie oordeel overeenkomt met het mijne. Misschien kunnen we morgenavond bijeenkomen in Paitars kamp en die vriendinnen van zijn Coladara ondervragen.’ Dat was zo’n verstandig voorstel en zo noodzakelijk, dat iedereen het er onmiddellijk mee eens was. ‘En,’ voegde Tenobia eraan toe, alsof het een losse gedachte was, ‘mijn oom Kalyan zou vereerd zijn als je hem vanavond toestaat aan je zijde te zitten, Ethenielle. Hij bewondert je zeer.’

Ethenielle wierp een blik op Kalyan Ramsin. De man had stil op zijn paard achter Tenobia gezeten, zwijgend en schijnbaar zonder adem te halen. Ze keek slechts kort naar hem en heel even opende die vergrijsde arend zijn ogen. Heel even zag ze iets wat ze sinds de dood van haar Brys niet meer had gezien: een man die niet naar een koningin keek, maar naar een vrouw. De schok was een klap die haar de adem benam. Tenobia’s ogen sprongen van haar oom naar Ethenielle, met een klein, tamelijk tevreden glimlachje. De verontwaardiging vlamde in Ethenielle op. Die glimlach maakte het allemaal zo helder als bronwater, als Kalyans ogen dat al niet gedaan hadden. Dat jonge ding dacht die kerel aan haar uit te huwelijken? Dit kind had de aanmatiging... Al even snel ging haar woede over in spijt. Zelf was zij nog jonger geweest toen ze het huwelijk van haar weduwzuster Nazelle had geregeld. Een staatshuwelijk was het geweest, maar Nazelle was na haar aanvankelijke bezwaren van Ismic gaan houden. Ethenielle had zolang andermans huwelijken geregeld dat ze nooit had bedacht dat een huwelijk van haarzelf een zeer sterke band zou smeden. Ze keek nog eens naar Kalyan, nu langer. Zijn gelaatstrekken vertoonden opnieuw de juiste eerbied, maar ze zag zijn ogen zoals ze geweest waren. Elke toekomstige gemaal zou een harde man moeten zijn, maar ze had bij een huwelijk van haar eigen kinderen altijd geëist dat er een kans op echte liefde was, net als bij die van haar verwanten. Voor zichzelf zou ze niet minder vragen.

‘Laten we geen daglicht verspillen aan loos gepraat,’ zei ze, toch wat ademlozer dan haar lief was. ‘Laten we doen waarvoor we gekomen zijn.’ Het Licht verschroeie haar ziel! Ze was een volwassen vrouw, geen meisje dat voor het eerst een mogelijke aanbidder ontmoette. ‘Nou?’ vroeg ze. Deze keer was haar stem beheerst genoeg. Al hun overeenkomsten waren vastgelegd in die zorgvuldige brieven, en al hun plannen zouden terwijl ze naar het zuiden trokken moeten worden aangepast aan veranderde omstandigheden. Deze bijeenkomst had feitelijk slechts één doel, een eenvoudige en oeroude plechtigheid van de Grenslanden die in alle jaren sinds het Breken slechts zeven keer in de annalen was opgetekend. Een eenvoudige plechtigheid die hen sterker zou verbinden dan woorden ooit konden doen. De heersers lieten hun paarden samendrommen, terwijl de anderen zich terugtrokken.