Выбрать главу

Ik zocht een landkaart op en wat had je gedacht! — Heidelberg ligt vlak bij Wiesbaden. Daarom vroeg ik demobilisatie aan in Wiesbaden.

De legerarts zei: ‘Je bent een optimist, jongeman,’ maar hij parafeerde. De sergeant die over de medische papierwinkel ging zei: ‘Geen sprake van, soldaat.’ Ik wil niet zeggen dat er geld aan te pas kwam, maar de aanbeveling die de commandant van het militaire hospitaal tekende vermeldde: DOORGEZONDEN. De hele zaal was het erover eens dat ik niet goed wijs was; Uncle Sam geeft Soldaten 1e klas geen reizen om de wereld cadeau.

Ik was er al zover omheen dat ik net zo dicht bij Hoboken zat als bij San Francisco — en dichter bij Wiesbaden. Het beleid vereiste echter dat demobilisanten verscheept werden via de Stille Zuidzee. Militaire beleidslijnen zijn als kanker: niemand weet waar ze vandaan komen, maar je kunt ze niet negeren.

De Afdeling Toverfee werd wakker en raakte me met haar toverstaf aan.

Ik stond op het punt me in te schepen op een notendop genaamd Generaal Jones die naar Manilla, Taipei, Yokohama, Pearl Harbour en Seattle voer toen er een officieel schrijven kwam waarin aan al mijn grillen en meer tegemoet gekomen werd. Mij werd bevolen me voor demobilisatie naar het Hoofdkwartier USAREUR, Heidelberg, Duitsland te begeven, op eigen verzoek zie verwijzing foxtrot. Opgespaard verlof kon opgenomen worden of uitbetaald, zie verwijzing bravo. Betrokkene werd gemachtigd via beschikbaar militair transport binnen twaalf maanden na demobilisatie naar de Binnenlandse Zone (de V.S.) terug te keren zonder verdere kosten voor de regering. Einde citaat.

De sergeant van de administratie riep me binnen en liet het me zien met een gezicht dat gloeide van onschuldige vreugde. ‘Alleen is er geen ‘beschikbaar transport’, Soldaat — maak dus als de donder dat je op de Generaal Jones komt. Je gaat naar Seattle, net als ik gezegd heb.’

Ik begreep wat hij bedoelde: het enige transport dat sinds lange, lange tijd naar het westen voer was zesendertig uur eerder naar Singapore vertrokken. Ik staarde naar de kennisgeving, denkend aan kokende olie, en ik vroeg me af of hij het net zo lang had achtergehouden tot ik er geen gebruik meer van kon maken.

Ik schudde het hoofd. ‘Ik ga de Generaal Smith in Singapore pakken. Doe eens een keer alsof je een mens bent, sergeant, en schrijf me daarvoor een marsorder uit.’

‘Je marsorder is uitgeschreven. Voor de Jones. Naar Seattle.’

‘Verdorie,’ zei ik bedachtzaam. ‘Ik geloof dat ik maar eens bij de aalmoezenier ga uithuilen.’ Ik ging er snel van door maar niet naar de aalmoezenier; ik ging naar het vliegveld. Het kostte me vijf minuten om er achter te komen dat er geen burger- of militaire vlucht naar Singapore was waarmee ik op tijd kon komen.

Maar er zou die avond een Australisch militair transport naar Singapore vertrekken. Aussies waren niet eens ‘Militaire Adviseurs’, maar ze waren vaak in de buurt, als ‘Militaire Waarnemers’. Ik vond de piloot van het vliegtuig, een kapitein-vlieger, en legde hem de situatie uit. Hij grinnikte en zei: ‘Er kan altijd nog wel een vent bij. De wielen worden waarschijnlijk kort na theetijd ingetrokken. Als het ouwetje tenminste wil vliegen.’

Ik wist dat ze zou willen vliegen; het was een Gooney Bird, een C-47, die voornamelijk uit lapwerk bestond en God weet hoeveel miljoenen kilometers gevlogen had. Als het moest zou ze op één motor naar Singapore vliegen. Ik wist dat ik geluk had zodra ik die grootse verzameling wind|els en lijm op het veld zag staan.

Vier uur later zat ik erin en werden de wielen ingetrokken. Ik meldde me de volgende morgen aan boord van het USMTS Generaal Smith, nogal nat, want de Trots van Tasmanië was de vorige avond door stormen gevlogen en de enige zwakheid van Gooney Birds is dat ze lekken. Maar wat kan schone regen je schelen na de modder van de rimboe? Het schip vertrok die avond, wat goed nieuws was.

Singapore is net als Hongkong, alleen vlak; één middag was genoeg. Ik dronk een borrel in het oude Raffles Hotel en nog een in het Adelphi, regende nat in het Great World Lunapark, liep door de Steeg van de Geldwisselaars met één hand op mijn geld en de andere op mijn marsorder — en kocht een lot van de Ierse Sweepstake.

Ik gok niet, als je het ermee eens bent dat pokeren een behendigheidsspel is. Maar dit was een huldeblijk aan Vrouwe Fortuna, een bedankje voor een hele reeks bofferijen. Als ze verkoos dat te beantwoorden met US $140.000 zou ik haar die niet in het gezicht gooien. Deed ze het niet... nou ja, de nominale waarde was een pond, US $2.80; ik betaalde 9 Singapore dollar ofwel US f3.00 — een klein gebaar van iemand die zojuist een gratis reis om de wereld heeft gewonnen — om er maar over te zwijgen dat ik levend uit de rimboe was gekomen.

Maar het was me al direct drie dollar waard toen ik uit de Steeg wegvluchtte om te ontkomen aan twee dozijn andere wandelende banken, die er tuk op waren mij meer loten, Singapore dollars, alle mogelijke andere valuta — en mijn pet, als ik die even losliet — te verkopen. Ik bereikte de straat, riep een taxi aan en zei tegen de chauffeur me naar de haven te brengen. Dit was een overwinning van de geest op het vlees, omdat ik overdacht had of ik niet van de gelegenheid gebruik zou maken om een geweldige biologische aandrang te lenigen. Die goeie ouwe Gordon met zijn litteken was vreselijk lang padvinder geweest en Singapore is een van de Zeven Zondige Steden, waar je Alles kunt krijgen.

Ik wil niet beweren dat ik Mijn Buurmeisje trouw gebleven was. Het meisje thuis dat me bijna, alles over de Wereld, het Vlees en de Duivel had geleerd, met een verbijsterend afscheid op de avond voor ik in dienst ging, had me al tijdens mijn oefentijd afgeschreven; ik voelde dankbaarheid maar geen loyaliteit. Ze trouwde spoedig daarna, en heeft nu twee kinderen, geen van beide van mij.

De werkelijke reden van mijn biologische onrust was geografisch. Die kleine bruine broeders waarmee en waartegen ik gevochten had hadden allemaal kleine bruine zusters, waarvan er tegen een zekere prijs heel wat te krijgen waren, of zelfs wel pour l’amour ou pour le sport.

Maar een hele tijd was dat het enige lokale talent geweest. Verpleegsters? Verpleegsters zijn officier — en de zeldzame variété artieste die zover van de V.S. belandde werd nog strenger bewaakt dan de verpleegsters.

Ik had geen bezwaar tegen kleine bruine zusters omdat ze bruin waren. Ik was in mijn gezicht net zo bruin, afgezien van dat rose litteken. Ik stelde er paal en perk aan omdat ze klein waren.

Ik woog vijfentachtig kilo in louter spieren (geen vet) en ik kon mezelf er nooit van overtuigen dat een vrouwtje van een meter vijftig dat minder woog dan veertig kilo en er uitzag alsof ze twaalf was werkelijk een vrijwillig toestemmende volwassene was. Voor mij voelde het aan als een grimmig soort wettelijk toegestane verkrachting, en het bracht psychische impotentie teweeg.

Singapore zag er wel uit alsof je daar een groot meisje zou kunnen vinden. Maar toen ik aan de Steeg van de Geldwisselaars ontsnapte moest ik plotseling niets van mensen hebben, groot of klein, man of vrouw, en ik zette koers naar het schip — en behoedde me waarschijnlijk voor pokken, Cupido’s katarre, zachte sjanker, Chinese ziekte, zoutwaterjeuk en voetschimmel — het meest wijze besluit dat ik had genomen nadat ik op veertienjarige leeftijd een aanbod had afgewezen om met een krokodil van middelbare grootte te worstelen.

Ik vertelde de chauffeur in het Engels welke kade ik hebben moest, herhaalde het in uit het hoofd geleerd Kantonees (niet al te best; het is een taal met negen tonen en op school heb ik alleen maar Frans en Duits gehad) en liet hem een kaart zien waarop de kade was aangestreept, en waarop de naam in het Engels gedrukt en in het Chinees getekend was.

Iedereen die het schip verliet kreeg zo’n kaart. In Azië spreekt iedere taxichauffeur genoeg Engels om je naar de rosse buurt te brengen en naar winkels waar je ‘koopjes’ kunt halen. Maar hij is nooit in staat je haven of je kade te vinden. Mijn chauffeur luisterde, wierp een blik op de kaart en zei: ‘Oké maat. Gesnopen,’ en startte en nam met gierende banden een bocht, terwijl hij schreeuwde tegen snorrende taxi’s, koelies, kinderen en honden. Ik ontspande me, blij dat ik deze taxichauffeur uit duizenden gevonden had.