‘Eerst zal Amerika zich storten in een orgie van schuldgevoelens. Daarna zal het zich impotent voelen en ten slotte worden de Amerikanen apathisch. Ze kunnen zich toch iedere pijnstiller, ieder pseudobestaan aanschaffen dat zij wensen.’
‘Ik vraag me af of zij, bij het einde, diep in hun hart hun dood niet welkom zullen heten.’
Havig kreeg dus in februari 1964 de erfenis die hij voor zichzelf verdiend had. Kort daarop begon hij zijn eigen verleden vast te leggen en bracht hij maanden van zijn leven door in de gedaante van ‘Oom Jack’. Ik vroeg hem waarom hij zo’n haast had en hij zei: ‘Ik wil onder andere zoveel mogelijk voorkennis verzamelen als mogelijk is.’ Ik dacht er even over na en wist de neiging te onderdrukken om hem te vragen naar de toekomst van mijzelf en de mijnen. Tot de dag dat Kate begraven werd begreep ik niet wat een rijpe vruchten dit af Zou werpen.
Ik heb Havig nooit gevraagd of hij haar grafsteen al eens gezien had. Misschien wel, maar dan heeft hij erover gezwegen. Als arts weet ik hoe je over zulke informatie kunt beschikken en toch glimlachen.
Hij ging niet rechtdoor van de ene episode van zijn kinderjaren naar de andere. Dat zou te eentonig geweest zijn. In plaats daarvan maakte hij van zijn bezoeken aan het verleden een soort vakantie van zijn studies aan de staatsuniversiteit. Hij was niet van plan nog een machteloos te staan wanneer hij een niet-Engelse omgeving opzocht Bovendien had hij een uitgangspunt nodig van waaruit hij toekomstige taalveranderingen kon extrapoleren; daar en dan was hij ook dikwijls praktisch doofstom.
Hij concentreerde zich op Latijn en Grieks; bij het Grieks op hekoine — dat in zijn verschillende vormen wijder verbreid was in ruimt en tijd dan het klassieke Attisch — en op Frans, Duits, Italiaans Spaans, Portugees en Engels, waarbij hij de nadruk legde op hu ontwikkeling, en daarnaast nog op wat Hebreeuws, Aramees, Arabisch en de vele Polynesische talen.
‘Er is een beschaving aan de andere zijde van de donkere eeuwen, vertelde hij me. ‘Ik heb er nauwelijks naar gekeken en ik begrijp e niets van. Maar het ziet er naar uit dat de volkeren van de Stille Oceaan de wereld overheersen en dat zij de vreemdste lingua franc spreken die je je kunt voorstellen.’
‘Dus er is nog hoop!’ riep ik uit.
‘Ik weet het nog niet zeker.’ Zijn blik boorde zich in de mijne. ‘Stel j eens voor dat je een tijdreiziger bent uit, bijvoorbeeld, de tijd van d Farao’s. Neem eens aan dat je naar de wereld van vandaag ging o als een anonieme toerist wat rond te kijken. Wat voor betekenis zo alles dan hebben? Zou de vraag “Is deze ontwikkeling goed o slecht?” enige zin hebben? Ik heb niet geprobeerd mijn onderzoo verder te laten gaan dan de beginjaren van de Maurai Federatie Alleen dat te begrijpen is al jaren werk.’
Eigenlijk was hij meer geinteresseerd in voorbije tijdperken, die voor hem even levend waren als vandaag of gisteren. Die kon hij vooraf bestuderen — en gedetailleerder dan je zou denken, tenzij je historicus bent. Door zich zo voor te bereiden, kan hij zich vrij rondbewegen. Hoewel het verleden afgrijselijkheden genoeg had, kon niets, niet d Zwarte Dood, of het verbranden van ketters, of de slavenhandel, o de Albigenzische Kruistocht, niet vergeleken worden met het Oordeel.
‘Dan gaat de hele planeet bijna ten onder,’ zei hij. ‘Ik denk dat mij mede-tijdreizigers die periode over het algemeen mijden. Ik heb meer kans ze in gelukkiger of minder ongelukkige tijden te vinden.’
Met deze activiteiten duurde het tot hij, biologisch gezien, ongeveer dertig was voordat hij eindelijk in zijn opzet slaagde. Dat was in Jeruzalem op de dag van de Kruisiging.
6
Hij vertelde me in 1964 van zijn plan. Hij probeerde zoveel mogelijk perioden uit de twintigste eeuw over te slaan die gelijk waren aan tijd die hij in een andere tijd doorbracht, zodat zijn werkelijke leeftijd en zijn kalenderleeftijd niet te veel uit de pas zouden raken. woonde niet langer in Senlac, maar had zijn hoofdkwartier in NewYork gevestigd — een postbus in het heden, een weelderig appartement in de jaren 1890, dat gefinancierd was met de verkoop v.’ goud dat hij naar het verleden terugbracht. Hij kwam echter nog bij ons op bezoek. Kate vond dat ontroerend. Ik ook, maar ik wist daarnaast welk een behoefte hij aan mij, als zijn enige vertrouweling had.
‘Maar natuurlijk!’ riep ik uit. ‘De Kruisiging: de gebeurtenis waar. iedere reiziger uit het christendom op af zou komen. Waarom heb het niet eerder gedaan?’
‘Minder makkelijk dan je denkt, dok,’ antwoordde hij. ‘Het is een lange reis naar een door en door onbekend gebied. En staat de datum precies vast, of zelfs het feit zelf?’
Ik knipperde met mijn ogen. ‘Bedoel je dat je er nooit aan gedacht hebt de historische Christus op te sporen? Ik weet dat je niet gelovig bent; maar het mysterie dat op hem. .. ’
‘Dok, wat hij geweest is en of hij er geweest is, zijn vragen die enkel van academisch belang zijn. Mijn leven is te kort om me aan het zuivere onderzoek te wijden. Eigenlijk had ik eerder moeten ophouden met spelletjes en pleziertjes. Ik heb te veel menselijke ellen’ gezien. Tijdreizen moet echt waardevol zijn; het moet ergens toe dienen.’ Hij glimlachte flauwtjes. ‘Je weet dat ik geen heilige ben. Maar ik moet met mijn eigen geweten leven.’
Hij vloog van New York naar Israel in 1969, toen de joden een stevige greep op Jeruzalem hadden en een bezoeker vrij rond kon lopen. Vanuit zijn hotel liep hij met een handtas de Jerichostraat af tot hij een sinaasappelkwekerij vond waar hij zich kon verbergen. Daar sprong (ij terug naar middernacht van de vorige dag en trof zijn voorbereidingen.
Het Arabische kostuum dat hij in een souvenirwinkel gekocht had, zou er ook in Bijbelse tijden mee door kunnen. Van zijn heup hing een mes dat meer eetgerei was dan een wapen; door zich in de tijd te verplaatsen, kon hij zich uit moeilijke situaties redden en daarom nam hij zelden een vuurwapen mee. Een leren buidel bevatte een op de universiteit speciaal voor hem opgestelde lijst met veel voorkomende uitdrukkingen, voorts: voedsel, waterreiniging stabletten, drinkbeker, zeep, vlooienpoeder, antibiotica en geld. Dat laatste bestond uit enkele munten uit de Romeinse tijd en een blokje goud dat hij zo nodig kon inwisselen.
Nadat hij zijn moderne kleren in de buidel had geborgen, haalde hij zijn laatste uitrustingsstuk te voorschijn. Hij noemde het een ‘chronoloog’. Hij had het volgens zijn eigen specificaties laten ontwerpen en bouwen in 1980 om te kunnen profiteren van de superieure transistor-elektronica van die tijd. De constructie vereiste minder vindingrijkheid dan het verzinnen van een reden waarvoor hij het apparaat nodig had.
Ik heb het apparaat gezien. Het zit in een van een handvat voorzien groen kistje van 60 bij 30 bij 15 centimeter. Wanneer het deksel open is, kun je er een optisch instrument uitklappen dat vaag aan een sextant doet denken en kun je de knoppen bedienen en de meters aflezen. Daaronder bevindt zich een zeer geavanceerde mini-computer die op een nikkel-cadmium batterij loopt. Het gewicht is ongeveer vijf pond, wat bijna de helft is van het gewicht dat een tijdreiziger kan meenemen; dat verklaart waarom Havig niet graag een vuurwapen meeneemt — andere zaken zijn veelal nuttiger. Maar niets is zo nuttig als de chronoloog.
Denk eens in. Hij projecteert zich zelf tijdopwaarts of -afwaarts naar een bepaald moment. Hoe weet hij ‘wanneer’ hij gearriveerd is. Bij korte sprongetjes kan hij de dagen tellen en het uur bepalen door middel van de zon en de sterren als er geen klok in de buurt is. Maar duizend jaren betekenen 365.000 zonsopgangen. En er is grote kans dat vele niet opgemerkt worden als gevolg van slecht weer of het tijdelijk in de weg staan van een gebouw of door een andere oorzaak.