Выбрать главу

Krasicki liet hem ontbieden. Het was een ijskoude dag. Het zonlicht deed de ijspegels aan de torens schitteren. Havig huiverde toen hij over de binnenplaats naar het kantoor liep. Krasicki zat in uniform in een kamer die even ordelijk en doelmatig was als een cel. ‘Ga zitten’, beval hij. De stoel was hard en kraakte. ‘Beschouw je jezelf klaar voor je werk?’ vroeg hij. De rillingen liepen Havig over de rug en zijn hart bonsde. ‘J ja. Wil graag beginnen, ik. ..’ Hij vermande zich. ‘Ja.’ Krasicki verschoof wat papieren op zijn bureau. ‘Ik heb je vorderingen gevolgd en overwogen hoe je het beste ingezet kunt worden, met zo min mogelijk risico voor jezelf. Je hebt op eigen initiatief heel wat buitentijdse ervaring opgedaan, dat weet ik, en daardoor ben je al waardevol. Maar tot nog toe ben je nog niet op een missie voor ons geweest.’ Hij glimlachte stijfjes. ‘Door je nogal bijzondere opleiding kreeg ik een idee.’

Havig slaagde er op de een of andere manier in zijn onbewogen uiterlijk te bewaren.

‘Wij moeten onze bekwaamheden meer uitbuiten, vooral op het gebied van het rekruteren,’ zei Krasicki. ‘Je hebt zelf verklaard dat je het koine-Grieks redelijk vloeiend spreekt. Je hebt je bezoek beschreven aan het Byzantijnse Constantinopel. Dat lijkt me een strategisch beginpunt voor een systematische speurtocht door de middeleeuwen.’

‘Geniaal!’ riep Havig, die dolgelukkig en opgewonden was. ‘Centrum van beschaving, alles passeerde de Gouden Hoorn en wat zouden we niet kunnen doen als handelslieden …’

Krasicki hield zijn hand op. ‘Wacht even. Misschien later, wanneer we meer mankracht hebben en een grotere organisatie, zal dat de moeite waard zijn. Maar op het ogenblik hebben we een te beperkt aantal manjaren. Die kunnen we niet verspillen. Vergeet nooit dat Fase Een op een vastgestelde datum voltooid moet zijn. Nee, Havig, een directe en snelle aanpak is noodzakelijk.’

‘Wat?’

‘Met een grote voorraad munten en waardevolle artikelen kunnen we ons bedruipen in een periode waarin dat betaalmiddelen zijn. Maar je weet zelf hoe ingewikkeld het goederentransport door de tijd is. Daarom moeten we ons kapitaal … ter plekke? … ja, ter plekke vergaren en, zoals ik al zei, vlug ook.’

Havig gaf onthutst uiting aan zijn argwaan. ‘Je bedoelt toch niet door roof?’

‘Nee, nee, nee.’ Krasicki schudde ontkennend met zijn hoofd. ‘Denk even na en luister. Een strooptocht in een vredige stad die massaal genoeg is om een bruikbare oogst binnen te halen, zou op een gevaarlijke manier opvallen. Het zou in de geschiedenisboeken terecht kunnen komen en onze dekmantel vernietigen. Bovendien zou het op zichzelf al gevaarlijk zijn. Onze mensen zouden gering in aantal zijn en niet al te goed uitgerust met vuurwapens. Het Byzantijnse leger en de politie waren uitzonderlijk groot en gedisciplineerd. Nee, dat zou waanzin zijn.

‘Wat dan?’

‘Gebruik maken van chaos om dat mee te nemen wat anders toch zonder enige zin door meedogenloze binnendringers gestolen zou worden.’

Havig staarde hem aan.

‘In 1204,’ vervolgde zijn meerdere, ‘werd Constantinopel veroverd door de legers van de Vierde Kruistocht. Die plunderden het van boven tot onder leeg; wat over bleef, was een lege huls.’ Hij maakte een armbeweging. ‘Waarom zouden wij daar geen gedeelte van pakken? De eigenaars zijn het toch kwijt.’ Hij gluurde naar de ander voor hij eraan toevoegde: ‘En we zorgen voor schadeloosstelling, we beschermen ze tegen een bloedbad en een roofpartij, zodat ze een nieuw leven kunnen beginnen.’

‘Allemachtig.’ Havig snakte naar adem. ‘Rovers beroven!’

Havig won informatie in in de grote microfilmbibliotheek van het Arendsnest. Toen zijn kostuum klaar was en allerlei details geregeld waren, vertrok hij.

Een vliegtuig zette hem af bij de eenentwintigste-eeuwse ruines van Istanboel en vertrok weer even snel als hij zich naar het verleden spoedde. Deze puinhopen waren nog uiterst radio-actief. Hij had het bezit van de chronoloog nog niet onthuld en moest zijn doelwit vinden door middel van de vervelende procedure van het tellen van zonneomwentelingen, waarbij hij naar schatting het aantal dagen dat hij gemist had moest optellen, totdat hij door lukraak proberen het juiste tijdstip kon bepalen.

Leonce was woedend geweest omdat ze moest achterblijven. Zij miste echter de kennis om hier, behalve als metgezellin en troosteres, van nut te kunnen zijn. Zij zou hem eerder tot last geweest zijn, omdat haar vreemde verschijning te veel aandacht zou trekken. Havig wilde doorgaan voor een Scandinavische pelgrim — weliswaar katholiek, maar minder verfoeilijk dan een Fransman, een Venetiaan, een Spanjaard, een ieder die stamde uit een van de Middelandse-Zee landen die het stervende rijk als wolven in het nauw dreven. Als Rus zou hij eerder geaccepteerd worden, maar Russen waren in die streken gemeengoed en hun orthodoxe geloof schreef een strenge levenswandel voor. Hij durfde geen vergissing te riskeren. Hij begon niet met het jaar van de verovering. Dan zou het te woelig zijn en een buitenstaander zou te verdacht zijn om een intensief onderzoek te kunnen doen. In feite trokken de Kruisvaarders Constantinopel, na een maritiem beleg, in 1203 binnen en installeerden een stroman op de troon. Zij bleven nog hangen om hun betaling in ontvangst te nemen, voordat zij verder trokken naar het Heilige Land. De stroman kwam met een lege schatkist te zitten en trachtte tijd te winnen. De wrijving tussen de Oost-Romeinen en de ‘Franken’ groeide op schrikbarende wijze. In januari 1204 kreeg Alexius, de schoonzoon van de afgezette keizer, een strijdmacht op de been die groot genoeg was om het paleis en de kroon te veroveren. Drie maanden lang probeerden hij en zijn mannen de Kruisvaarders te verdrijven. Hun hoop dat God hen op een of andere manier te hulp zou komen, ging in rook op toen Alexius, minder moedig dan zij, aan wanhoop ten prooi viel en vluchtte. De Kruisvaarders trokken door geopende poorten weer binnen. Zij koesterden een moorddadige eigengerechtigheid ten aanzien van de ‘Griekse verraderlijkheid’ en de verschrikking nam onmiddellijk een aanvang. Daar het een prachtig seizoen was, koos Havig de lente van 1195 omdat dat ver genoeg in het verleden was voor zijn eigenlijk werk: inlichtingen inwinnen. Hij had perfect vervalste papieren die hem langs de stadswachten hielpen en goudstukken die hij kon inwisselen voor numismae. Nadat hij een kamer had gevonden in een goede herberg — een heel verschil met de varkensstal waarmee hij het in het Westen zou hebben moeten doen — ging hij op onderzoek. Zijn vorige bezoek had plaatsgevonden in de rustige dagen van 1050. De luister die hij nu ervoer, de levendigheid en de kosmopolitische kleurenrijkdom waren niet minder. Hoezeer haar macht ook taande, Nieuw Rome bleef de koningin van Europa.

Havig zag haar in haar nadagen.

Het huis en de winkel van Doukas Manasses, goudsmid, stond op een heuvel die bijna midden in de stad lag. Het werd geflankeerd door vierkante gebouwen die allemaal een blinde muur hadden aan de kant van de goed geveegde en geplaveide straat. Maar vanaf het platte dak had je een magnifiek uitzicht op de uitgestrekte, van torens voorziene muren die de stad omringden, en op een doolhof van straten, huizen en hoog oprijzende kerkkoepels; op de grootse boulevard die de Mese genoemd werd, en op het bloeiende landschap aan de andere kant van de Poort van Charisius; op de pilaren die beelden droegen uit de bloeitijd van Hellas, op kloosters, musea en bibliotheken die werken bewaarden van mensen als Aischylos en Sappho die men in latere eeuwen nooit zou lezen; op levendige forums, het Hippodroom en het wijdvertakte complex van het Keizerlijk paleis. Aan de andere kant reikte het uitzicht van het helderblauw van de Zee van Marmora, via het woud van masten in de Gouden Hoorn en de rijke voorsteden tot het smaragd van de hoogten daarachter. Schepen voeren af en aan. Het lawaai van wielen, hoeven, voeten, gepraat, gezang, gelach, gesnik, gevloek en van gebeden smolt samen tot een eindeloze hartslag. Een briesje voerde een rijkdom aan geuren aan; de zee, brandend hout, voedsel, dieren en mensen. Havig haalde diep adem.