Выбрать главу

Het huis van de familie Manasses was een van de eerste waar hij een onderzoek instelde. Het was niet het eerste; hij wilde eerst elders ervaring opdoen, maar hij wist dat hij later afgestompt zou raken.

Hij had de hoop gekoesterd dat het helemaal over het hoofd gezien zou worden. Dat was het geval met enkele van zijn locaties. Omdat het ondoenlijk was de Kruisvaarders uit de befaamde gebouwen te weren, had hij zijn onderzoek gericht op de minder bekende, waarvan de gezamenlijke rijkdommen ook niet te versmaden waren. Bovendien was voor de plunderaars Constantinopel veel te groot, te zeer een doolhof en veel te onbekend om iedere deur in te trappen. Hij voelde geen bovenmatige angst. In dit bijzondere geval zou er tenminste iets gedaan worden, door hemzelf desnoods. Caleb Wallis kon naar de hel lopen met zijn uitverkorenheid en de rest. Niettemin, toen Havig vanuit zijn steeg een dozijn smerige mannen op de deuropening af zag springen, miste zijn hart een slag. Toen regende het kogels en twee Franken vielen en bleven stil liggen, twee lagen te gillen van de pijn en de rest vluchtte. Havig juichte. Zijn terugkeer was een hele onderneming. Als gevolg van de radioactiviteit en zijn onzekerheid omtrent de juiste tijd, kon hij zich niet naar het dode Istanboel begeven en op zoek gaan naar het afgesproken tijdstip waarop het vliegtuig hem zou komen afhalen. Hij kon ook niet in een eerder tijdperk opduiken — dan waren de vliegtuigen van het Arendsnest niet beschikbaar — of in een later — dan zou die plek weer bewoond zijn. Hij zou er te merkwaardig uitzien en het zou nog steeds lastig zijn een punt te bereiken van waaruit hij contact kon maken.

‘Kom je daar nu pas op?’ mompelde hij in zichzelf. Hij vroeg zich af waarom het voor de hand liggende antwoord niet gevonden was toen dit hele project besproken werd. Zijn twintigste-eeuwse identiteit aannemen. Wat geld en kleren verbergen in een hotel in Istanboel in die tijd; het personeel een verhaal vertellen over een filmopname en klaar was Kees.

Natuurlijk had hij over een hoop dingen moeten nadenken en het idee was bij niemand anders opgekomen. Hoewel Wallis bepaalde uitvindingen uit de ‘Mooie Jaren’ gebruikte, waren hij en zijn luitenants negentiende-eeuwers die een karakteristiek negentiende-eeuwse onderneming op touw hadden gezet. Het plan vereiste dat Havig op zijn schreden in het verleden terugkeerde, zo nodig nog wat meer geld verdiende en passage boekte op een schip naar Kreta. Daar kon hij zich op een vooraf afgesproken, afgelegen plaats in de toekomst projecteren. De moeite, de benauwde ruimte, het vuil, het lawaai, de beschimmelde scheepsbeschuit, het bedorven water en zijn eigenaardige medepassagiers konden hem werkelijk niet veel schelen. Hij had iets nodig om zijn gedachten af te leiden van wat hij gezien had.

‘Uitstekend gedaan,’ zei Krasicki naar aanleiding van zijn geschreven rapport. ‘Uitstekend, ik ben er zeker van dat je door de Sachem in het openbaar gehuldigd en beloond zal worden, wanneer jullie tijdlijnen weer samenvallen.’

‘Wat? Oh, ja bedankt.’ Havig kon zijn ogen niet open houden. Krasicki keek hem aan. ‘Je bent uitgeput, is het niet?’

‘Ik voel me net Rip van Winkle,’ mompelde Havig.

Zo Krasicki de toespeling al niet begreep, kon hij genoeg opmaken uit de uitgemergelde, hologige figuur met de zenuwtrek die voor hem stond. ‘Ja, het komt dikwijls voor, we houden er rekening mee. Je hebt je verlof verdiend. Ik stel voor dat je naar je eigen omgeving gaat. Vergeet de rest van dat zaakje in Constantinopel maar. Als we nog meer van je willen kan dat altijd nog wanneer je hier weer terug bent. Hij legde warmte in zijn glimlach. ‘Ga nu maar. Later praten we wel. Ik denk wel dat we ervoor kunnen zorgen dat je je vriendin … Havig? Havig?

Havig sliep.

De moeilijkheid was dat hij later, in plaats van van zijn verlof te genieten, begon na te denken.

10

Toen hij ontwaakte, was zijn besluit genomen. Het was vroeg. Het licht scheen net op de hoge daken van de Rive Gauche, Parijs, 1965, en het was koel en grijs als de ochtendlucht die nog niet door het verkeer was aangetast. De hotelkamer was in schaduwen gehuld. Hij voelde de warme ademhaling en het verwarde haar van Leonce tegen zich aan. Zij hadden tot diep in de nacht nachtclubs bezocht — hun voorkeur ging uit naar de chansonniers nu haar belangstelling voor de grote shows getaand was — en na hun terugkomst hadden ze teder en op hun gemak gevreeen. Ze zou zich nauwelijks verroeren voor er over een paar uur geklopt werd om de koffie en croissants aan te kondigen.

Havig verbaasde zich erover dat hij zelf zo vroeg wakker was geworden. Nou ja, de laatste weken had hij meer en meer het gevoel gekregen dat hij het onvermijdelijke alleen maar uitstelde. Zijn geweten had er misschien genoeg van en had een ultimatum gesteld. Hij zag het gevaar onbekommerd onder ogen en kwam voor het eerst in die tijd tot rust.

Hij stond op om zich te wassen en aan te kleden en zocht daarna zijn uitrusting bij elkaar. Die bestond uit twee standaard-pakketten met de basis-uitrusting van een agent, en een pistooclass="underline" een uitgebreide versie van wat hij had meegenomen naar Jeruzalem. (De documentenafdeling van het Arendsnest had hem de papieren verschaft om het pistool langs de douane te krijgen.) Voorwerpen die Leonce al had, zoals het zilver, had hij achtergelaten om ruimte te sparen voor de chronoloog. (Die had hij ongemerkt op deze reis meegenomen. Toen Leonce vroeg waarom hij hem meesjouwde, noemde hij het ‘speciale elektronische uitrusting’ en met die toverformule nam ze genoegen.) Een paspoort, inentingsbewijs en een dikke portefeuille met travellercheques completeerden de lijst.

Hij bleef even staan en keek op het slapende meisje neer. Ze was een schatje, dacht hij. Een vuile streek om de benen te nemen. Zou hij een briefje achterlaten … Nee, dat had geen zin. Hij kon naar dit uur terugkeren. En als hij dat niet deed, nou ja, ze kon zich met haar Engels best redden en ze had geld genoeg. (Haar Amerikaanse paspoort was echt; het Arendsnest had voor een geboortebewijs gezorgd.)

De mogelijkheid bestond dat hij alleen een standje zou oplopen. In dat geval zou zij het hele verhaal te horen krijgen; wanneer hij het haar persoonlijk zou uitleggen, zou zij begrijpen dat zijn loyaliteit in het geding was.

Of zou het veel uitmaken? Dat zij hem schat noemde en van liefde sprak wanneer hij haar omhelsde, was waarschijnlijk haar manier van doen. Maar de laatste tijd had ze zijn hand erg vaak vastgehouden wanneer ze uitgingen en hij had haar erop betrapt dat zij hem toelachte als zij dacht dat hij het niet merkte … Hij was ook een beetje verliefd op haar. Dat kon niet zo blijven, maar zo lang het duurde …

Hij boog zich naar haar over. ‘Tot ziens, Grote Rooie,’ fluisterde hij. Vluchtig beroerden zijn lippen de hare. Hij pakte zijn twee draagtassen op en sloop de kamer uit. ’s Avonds was hij in Istanboel.

Zo veel uren van zijn levensduur nam de reis ook in beslag, voor het merendeel doorgebracht in het vliegtuig en in luchthavenbussen. Hij sprong rond in de tijd om tickets en dergelijke te kopen en daardoor bedroeg het werkelijke tijdsverloop een paar dagen. Met een zuur lachje had hij me verteld: ‘Weet je wat de beste plaats is voor chronokinese? Een openbaar toilet. Romantisch, he?’ Hij gebruikte een goed, zij het eenzaam avondmaal en nam een slaappil. Hij moest goed uitgerust zijn voor hij op weg ging.

Constantinopel, laat in de middag van de dertiende april 1204. Havig kwam tevoorschijn in een steeg op ruime afstand van zijn bestemming. De stilte was beangstigend — de geluiden van het gewone dagelijkse leven waren verstomd — maar verderop waren het gebrul der vlammen en de menselijke kreten hoorbaar en dichterbij het wanhopige geblaf van een hond.

Hij trof zijn voorbereidingen. Hij deed zijn pistool, een 9 mm Smith & Wesson, in een holster aan zijn middel en stopte de extra munitie in de diepe zakken van zijn jas. De chronoloog en de rest van zijn uitrusting gingen in een aluminium draagstel op zijn rug. Toen hij de straat inliep, zag hij dat de deuren en de luiken voor de ramen gesloten waren. De meeste bewoners hadden zich binnen verscholen — hongerig, dorstig en onafgebroken in gebed. Behalve voor het genoegen van moord, verkrachting, brandstichting en marteling, was het over het algemeen niet de moeite waard hier in te breken. Dit was weliswaar de buurt van de goudsmeden, maar niet in ieder huis woonde er een. Iemands welstand bepaalde niet waar hij woonde; de armen woonden overal. Als de kramen en uitstalkasten verwijderd waren, was het niet te zeggen of achter een bepaalde geval rijkdom of een huurkazerne schuilging — totdat je een bewoner te grazen nam en het uit hem perste. Degenen die het huis van Manasses waren binnengedrongen, waren kennelijk de voorhoede van de bendes die over deze wijk zouden uitzwermen zodra het paleis en de kerken leeggehaald waren. Waren ze er al? Havig wist niet precies hoe laat hij ze gezien had.