Выбрать главу

Dat gold natuurlijk niet voor de rest van de wereld en voor het verleden. Ik maakte voortdurend tijdsprongen naar het twintigste-eeuwse Wellington of Honolulu om het vliegtuig naar Istanboel te nemen en te kijken hoe Xenia het maakte. Toen ik op het laatst het gevoel kreeg dat ik er niet veel meer bij kon leren over dat toekomstige milieu, keerde ik weer terug naar het Latijnse Constantinopel. Xenia was toen achttien. Kort daarna trouwden we.’)

Van hun leven samen in de vijf jaar die hem gegund werden, vertelde hij me weinig. Ach, over wat voor mij en Kate werkelijk van belang was, heb ik ook niet veel te vertellen.

Hij noemde wel een paar praktische problemen. Die waren drievoudig: hij moest haar behoorlijk onderhouden, zich handhaven in de omgeving waarin zij zat opgesloten en verborgen blijven voor het Arendsnest.

Het eerste was niet zo eenvoudig. Hij kon geen zaak beginnen in een wereld van gilden, monopolies en gecompliceerde bepalingen en temidden van mensen die zelfs in een wereldstad — zonder drukpers, regelmatige postbezorging en elektronische communicatie — even graag roddelden als dorpelingen. Het kostte hem veel moeite en naspeuringen voor hij zich kon vestigen als agent van een nieuwgevormde groep Deense handelsavonturiers. Hij was meer waarnemer dan commissionair; zodat hij de Franken geen concurrentie aandeed. Geld was zijn minste zorg. Met wat naar het verleden meegenomen’: goud kwam je een heel eind. Maar hij moest een geloofwaardige verklaring voor zijn geld hebben.

Voor de oplossing van zijn tweede probleem, dacht hij erover een flink eind weg te trekken, misschien naar Rusland of West-Europa, misschien naar Nicaea waar een Byzantijnse monarchie standhield die op den duur Constantinopel zou heroveren. Maar nee, het had weinig zin en ze zouden er toch niet veilig zijn. De Tartaren rukten op en dan was er nog de Inquisitie. Veroverd en leeggeplunderd, had deze grootse stad toch evenveel te bieden als andere steden buiten de Orient, en Xenia was hier thuis en had contact met I\aar moeder en haar vrienden. Bovendien, waar ze ook heen zouden gaan, zouden ze opvallen; zij een Levantijnse die zich Romeinse noemde, en hij een vreemdeling. Vanwege deze maskerade waren ze min of meer gedwongen een huis te kopen in Pera, waar de buitenlanders gewoonlijk woonden. Maar die stad lag direct aan de overkant van de Gouden Hoorn, met regelmatige pontverbindingen. Het derde probleem loste hij op door zich zo onopvallend mogelijk te gedragen. Hij nam een nieuwe schuilnaam aan, Jon Andersen, en leerde Xenia die te gebruiken en zich niet uit te laten over haar afkomst. Zijn katholieke kennissen kwamen hem te hulp doordat zij zich niet voor haar interesseerden en zich alleen afvroegen waarom Ser Jon de moeite had genomen met een ketterse Griekse te trouwen. Als hij haar zo nodig moest hebben, had hij haar toch als concubine kunnen nemen?

‘In hoeverre heb je Xenia de waarheid verteld?’ informeerde ik. ‘Helemaal niets.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Het deed me wel zeer dat ik tegen haar moest liegen, maar het zou te gevaarlijk zijn als ze het wist, vooropgesteld dat ze er iets van zou begrijpen … niet? Ze was altijd zo openhartig en ze had al moeite genoeg met de kleine bedriegereitjes, zoals mijn nieuwe identiteit die volgens mij nodig was voor mijn nieuwe baan.

Nee, ze accepteerde me voor wat ik zei dat ik was, en vroeg me niet uit over mijn zaken omdat ze zich realiseerde dat ik daaraan niet wilde denken als ik bij haar was. Dat was waar.’

‘Maar hoe verklaarde je haar redding?’

‘Ik zei dat ik tot mijn beschermheilige gebeden had die kennelijk op spectaculaire wijze mijn gebed verhoord had. Door de schrik en de verwarring was haar herinnering aan het gebeurde vervaagd, dus dat kon ze makkelijk geloven.’ Zijn gezicht betrok. Het deed me ook zeer om te zien hoe ze kaarsen opstak en als een braaf kind smeekte om een baby terwijl ik wist dat we er geen konden krijgen.’

‘Hm, wat de godsdienst betreft: werd zij katholiek of bekeerde jij je tot het Orthodoxe geloof?

‘Nee, ik heb haar niet gevraagd te veranderen, want ze was niet in staat te huichelen. Mij had het niet veel kunnen schelen, maar ik moest acceptabel blijven voor de Italianen, de Normandiers en de Fransen, anders zouden we nooit een redelijk bestaan kunnen hebben. Nee, we vonden een Oosterse priester die de plechtigheid wilde voltrekken en een Westerse bisschop die mij voor een, eh, honorarium wel dispensatie wilde verlenen. Xenia vond het best. Ze had haar principes, maar ze was tolerant en verwachtte niet dat ik in de hel terecht zou komen, vooral niet omdat een heilige me al een keer te hulp gekomen was.’

Ze hadden een bescheiden huis, maar stukje bij beetje richtte zij het in en verfraaide het met de smaak die ze van haar vader geerfd had. Vanaf het dak keek je _uit over het dicht op elkaar gebouwde Pera en de schepen op de Gouden Hoorn, tot aan de muren, torens en koepels van Constantinopel, dat er vanaf deze afstand praktisch onaangetast uitzag. Het binnenland was landelijk en ze vond het heerlijk om daar uitstapjes naartoe te maken. Ze hadden drie bedienden, wat niet veel was in een tijd waarin veel werk verricht moest worden en arbeidskrachten goedkoop waren. Havig kon goed opschieten met zijn knecht, een losbandige Cappadocier die met de kokkin getrouwd was. Xenia verwende hun kinderen. dienstmeisjes kwamen en gingen en eisten veel aandacht van de jonge huisvrouw; de hedendaagse huishoudelijke apparaten besparen ons niet alleen lichamelijke arbeid. Xenia deed de tuin zelf, en de patio en het kleine erf achter het huis werden een sprookjestuin. Voor de rest hield zij zich bezig met borduren, waar ze een uitgesproken aanleg voor had, met de boeken die hij voor haar bleef meenemen, met haar godsdienst en met haar bijgeloof. ‘Volgens mij waren de Byzantijnen zo bijgelovig als een paard,’ vertelde Havig. ‘Magie, waarzeggerij, bescherming tegen van alles en nog wat, van het Boze Oog tot en met de pest, voortekens, kwakzalverij, liefdesdranken, noem maar op, ze zweerden erbij. Xenia is helemaal weg van astrologie. Nou ja, dat kan geen kwaad en ze heeft genoeg gezond verstand om haar horoscopen op een zinnige manier uit te leggen. ’s Nachts gingen we samen de sterren bekijken. Voor de tijd van de straatverlichting en de smog kon je dat even goed in de stad doen als buiten. In het licht van de sterren is ze nog mooier dan overdag. Ik moest me bedwingen om geen telescoop voor haar mee te brengen, een kleintje maar. Dat zou natuurlijk te riskant zijn.’

‘Je hebt de, laten we zeggen, intellectuele kloof aardig overbrugd,’ zei ik.

‘Dat is niet zo verwonderlijk, dok.’ Zijn gedempte stem streelde een herinnering. ‘Zij was — is — ongeveer vijftien jaar jonger dan ik, schat ik. Veel dingen die ik weet, zijn haar onbekend. Maar andersom ook, vergeet dat niet. Ze is op de hoogte met het reilen en zeilen van een van de meest roemruchte wereldsteden uit de geschiedenis. De mensen, hun gebruiken, de folklore, de gebouwen, de kunst, de muziek, de boeken — ze had Griekse klassieken gelezen die mijn tijdgenoten nooit zouden kennen omdat ze bij de plundering verloren gingen. Daar vertelde ze me over; ze scandeerde die geweldige verzen van Aischylos en Sofocles tot de rillingen over mijn rug liepen; ze kon ons tweeen dronken maken met Sappho of laten huilen van het lachen met Aristofanes. Ik wist wat ik zocht en daarom vond ik dikwijls ‘toevallig’ boeken in een bazaar — eerder in de tijd, natuurlijk.’ Hij zweeg even om op adem te komen en ik wachtte. ‘En het alledaagse ook,’ besloot hij. ‘Als jij de hele dag in je praktijk had gewerkt, wilde je dan niet weten wat Kate gedaan had? En boven dien … we waren altijd verliefd.’

Ze gingen betrekkelijk weinig uit. Om de schijn op te houden, moest hij zo nu en dan een Westerse koopman ontvangen of in zijn eentje een feest bezoeken. Dat vond hij niet erg, want de mesten waren, voor die tijd, geen slechte kerels en ze konden hem veel interessants vertellen. Xenia kon haar dodelijke afkeer daarvan maar nauwelijks verbergen. Gelukkig verwachtte niemand van haar dat ze een charmante twintigste-eeuwse gastvrouw was. Wanneer Oosterse vrienden kwamen eten, begaf zij zich meer op de voorgrond en bloeide ze helemaal op. Havig kon zich dat permitteren omdat Jon Anderson, als voorpost van een zeer veraf gelegen firma, zijn inlichtingen moest inwinnen waar hij maar kon, en de kruimels moest oprapen die van de tafels van Genua en Venetie vielen. Zelf hield hij ook van die mensen; geleerden, handelslui, kunstenaars, handswerklieden, Xenia’s priester, een gepensioneerde zeekapitein en meer exotische types die voor zaken kwamen of op een diplomatieke missie; Russen, joden van verschillende afkomst en zo nu en dan een Arabier of een Turk.