Выбрать главу

Wanneer hij weg moest, was de afwisseling hem welkom, maar tegelijkertijd haatte hij het verlies aan de tijd van leven die hij met haar kon doorbrengen. Om in zijn rol te blijven, moest hij regelmatig op stap. Gewoonlijk had een man zijn kantoor wel aan huis, maar de zaken van Jon Anderson vereisten dat hij anderen bezocht en reisjes over land en zee maakte naar andere streken. ‘Soms was dat onvermijdelijk, bijvoorbeeld als ik was uitgenodigd,’ vertelde hij me. ‘En zo nu en dan wilde ik, zoals iedere man, hoe gelukkig getrouwd ook, wel eens een dagje alleen ronddwalen. Maar ik reisde voornamelijk naar de toekomst. Ik wist niet … weet niet of het nut heeft, maar ik voel me verplicht de waarheid te onthullen. Dus ik projecteerde me eerst naar Istanboel, waar ik onder een schuilnaam een vette bankrekening had. Van daaruit vloog ik naar welk deel van de wereld ik maar wenste en begaf me naar de toekomst om mijn studie voort te zetten van de Maurai-Federatie; de opkomst, de bloei, de neergang, de ondergang en de nasleep.’

Langzaam kroop de schemering over het eiland. Onder de hoogste heuvel lag het land in duisternis gehuld, behalve waar vuurvlieglantaarns gloeiden tussen de huizen van de zeeboeren; het water glinsterde nog. Venus straalde blinkend wit tegen een achtergrond van koningsblauw die zich naar het westen tot aan Azie uitstrekte. Op de veranda van het huis van Carelo Keajimu kringelde geurige rook uit een wierookvat. Een vogel zat op zijn stok en zong het ingewikkelde repertoire waarvoor de mens hem geschapen had. Toch was hij niet gekooid maar leefde vrij in het woud.

De oude man mompelde: ‘Het einde nadert. Sterven doet pijn. Niettemin gaven de voorvaderen blijk van wijsheid toen zij Nan de gelijke maakten van Lesu. Iets dat eeuwig zou voortbestaan, zou op den duur onverdraaglijk worden. De dood opent een deur, zowel voor mensen als voor volkeren.’

Hij zweeg even en zei toen: ‘Uit wat je me vertelt, maak ik op dat we misschien te zeer ons stempel gedrukt op alles hebben.’ (’Ik had zijn leven gevolgd,’ vertelde Havig mij. ‘Hij was begonnen als een briljante, jonge filosoof die zich later op de staatkunde toelegde. Als ouder staatsman trok hij zich terug om zich weer aan de filosofie te wijden. Toen besloot ik mijn geheim ook aan hem toe te vertrouwen. Zie je, ik bezit geen wijsheid. Ik kan aan de oppervlakte de toekomst afschuimen voor informatie, maar kan ik die interpreteren, of begrijpen? Hoe kan ik weten wat gedaan moet worden, of wat gedaan kan worden? Ik ben door heel wat jaren rondgesprongen maar Carelo Keajimu leefde en werkte en dacht na gedurende negentig onafgebroken jaren. Ik had zijn hulp nodig.’) ‘U bedoelt,’ zei Havig, ‘dat een element in uw beschaving te sterk benadrukt wordt en dat dat ten koste gaat van de volgende?’

‘Afgaande op wat jij vertelde, ja.’ Zijn gastheer peinsde een paar minuten. ‘Of vind je ook niet dat er in de toekomst een vreemde tweedeling bestaat tussen twee begrippen die volgens het ideaal van de Maurai met elkaar in evenwicht moesten zijn? Wetenschap, rationaliteit, planning. En de mythes, de bevrijde geest, de mens een wezenlijk deel van de natuur waarvan de wetten niet onderworpen zijn aan kennis of wijsheid.

Uit wat je me vertelt, maak ik op dat de huidige overwaardering voor de technologie van voorbijgaande aard is,’ zei Keajimu. ‘Een gerechtvaardige reactie. Wij Maurai werden te aanmatigend, erger nog, eigenrechtig. Wij maakten dat wat eens goed geweest was tot een afgod en lieten al het goede dat nog over was eruit wegrotten. In naam van het behoud van de culturele verscheidenheid, trachtten we hele rassen te bevriezen in een toestand die op zijn best wat eigenaardig was, en op zijn slechtst een grotesk en gevaarlijk anachronisme. In naam van het behoud van het milieu probeerden wij werk te verbieden dat ons eens naar de sterren had kunnen voeren. Geen wonder dat de Ruwenzorya openlijk onderzoekingen verrichten voor een thermonucleaire energiecentrale! Geen wonder dat de onvrede in ons eigen land ons belet daar een einde aan te maken!’ Het was even stil en hij vervolgde: ‘Maar afgaande op jouw rapport, is het een verkrampte situatie. Het grootste gedeelte van de mensheid zal de wetenschap verwerpen en slechts wat versteende technologie behouden om de wereld draaiende te houden. Zij zullen zich steeds meer in zich zelf keren voor mystieke ervaringen en contemplatie; de gewone man zal zich tot de wijze wenden voor inzicht en die zal zich op zijn beurt tot zijn innerlijk wenden. Heb ik gelijk?’

‘Ik weet het niet,’ zei Havig. ‘Ik heb die indruk, maar meer ook niet. Meestal begrijp ik de taal niet eens. Er zijn er een paar die ik met veel moeite kan ontcijferen, maar ik heb nooit tijd genoeg gehad om ze vloeiend te leren spreken. Het weinige wat ik van de Maurai weet, heeft me jaren gekost en in de toekomst staan ze nog verder van mij af.

‘En de paradox wordt nog ingewikkelder door de tegenstrijdige dingen die je gezien hebt. Midden in een pastoraal landschap, torens die gonsden en schitterden door geheimzinnige krachten. Door een overigens lege lucht gleden geluidloos enorme schepen die eerder van een krachtveld gemaakt leken dan van metaal. En … de symbolen op een standbeeld, in een boek of op een deurpost die onthuld werden door een handbeweging … niets van dat alles kun je begrijpen. Je kunt je niet voorstellen waar ze vandaan kwamen. Heb ik gelijk?’

‘Ja,’ zei Havig ongelukkig. ‘Carelo, wat moet ik doen?’

‘Ik denk dat je in het stadium bent waarin je je moet afvragen “Wat moet ik leren?” ’

‘Carelo, ik ben een man alleen die probeert duizend jaar te overzien. Ik kan het niet! Ik ga steeds sterker betwijfelen of het Arendsnest die machinale verschijningen voort kan brengen. Maar waar komen ze dan wel vandaan?’

Keajimu raakte hem even aan. ‘Wees kalm. Een man kan maar weinig doen. Het is genoeg als dat weinige het juiste is.’

‘Wat is het juiste? Is de toekomst een tirannie van een paar technische overheersers over een mensheid die zweverig en passief geworden is omdat deze wereld alleen maar ellende kent? Als dat zo is, wat kan er dan aan gedaan worden?’

‘Als praktisch, hoewel gepensioneerd politicus,’ zei Keajimu droogjes, ‘denk ik dat je de griezeligste kant van de zaak over het hoofd ziet. Een tirannie kan men overleven. Maar wij, Maurai, hebben, door ons zo te concentreren op de biologie, een erfenis nagelaten die misschien erger is dan de pijn die erdoor voorkomen wordt.’

‘Wat?’ Havig verstijfde op zijn strooien mat. ‘Gescherpt metaal kan in brandhout hakken en in menselijk vlees. Een explosie kan puin opruimen en mensen vernietigen. Drugs — ik kan je vertellen dat die een probleem vormen waarmee onze regering zich op het hoogste niveau bezighoudt. Wij hebben chemicalien die meer doen dat kalmeren of stimuleren. Degene die onder hun invloed is, gelooft alles wat hem verteld wordt. Tot in details, zoals in een droom, met alle kleuren en geluiden, angst — en geluksgevoelens, verleden en toekomst. In hoeverre durven wij deze middelen toe te dienen aan onze voornaamste onruststokers?’

‘Ik ben bijna blij te horen dat er aan de hegemonie van de Federatie een einde komt voordat deze kwestie kritiek wordt. Ons treft dus geen verwijt.’ Keajimu boog zich naar Havig over. ‘Maar, arme zwerver door de tijd, jouw gedachten moeten zich uitstrekken tot na de volgende eeuw. Kom vanavond tot rust. Aanschouw de sterren in hun baan, luister naar de zangvogel, laat je door de koele wind strelen en wees een met de aarde.’