Выбрать главу

Elayne verzamelde haar rokken en zo veel mogelijk waardigheid en liep in de richting van haar vertrekken. Als ze sneller liep dan daarvoor, was dat omdat ze die natte spullen wilde uittrekken. Alleen maar daarom.

15

Een andere vaardigheid

Tot Elaynes woede, een stille, borrelende woede waardoor haar kaak verstrakte, verdwaalde ze onderweg naar haar vertrekken. Ze had die kamers al sinds ze haar kinderkamer had verlaten, maar twee keer liep ze een hoek om en ontdekte ze dat ze niet was waar ze had verwacht. En een brede, gebogen trap met een marmeren leuning bracht haar helemaal in de verkeerde richting. Ze mocht branden als haar zwangerschap haar verstand niet volkomen vertroebelde! Ze voelde verwondering en toenemende bezorgdheid door de binding komen toen ze terugliep en een andere trap beklom. Sommige gardevrouwen mompelden ongemakkelijk, net niet luid genoeg om te verstaan, tot de banierdraagster die de leiding had, een slanke Saldeaanse met koele ogen die Devore Zarbayan heette, hun met een scherp woord het zwijgen oplegde. Zelfs Aviendha begon haar twijfelende blikken toe te werpen. Nou, ze was niet van plan zich om de oren te laten slaan omdat ze verdwaalde – in het paleis! iedereen houdt zijn mond,’ zei ze grimmig, iedereen!’ voegde ze eraan toe toen Birgitte toch haar mond opendeed. De goudharige vrouw liet haar kaken weer op elkaar klappen en trok aan haar dikke vlecht, bijna net zoals Nynaeve altijd deed. Ze deed echter geen moeite haar afkeuring te verbergen, en er bleef verwondering en bezorgdheid door de binding komen. Voldoende om te zorgen dat Elayne zichzelf ook zorgen begon te maken. Ze worstelde om dat gevoel te onderdrukken voordat ze haar handen zou wringen en haar verontschuldigingen aan zou bieden.

‘Ik denk dat ik mijn eigen kamer maar ga opzoeken, als ik nog even iets mag zeggen,’ zei Birgitte met geknepen stem. ik wil droge kleren voordat mijn laarzen verslijten. We moeten hier later maar over praten. Ik vrees dat er niets aan te doen is, maar...’ Na een stijf knikje, waarbij ze nauwelijks haar hals boog, beende ze weg terwijl ze met haar boog heen en weer zwiepte.

Elayne riep haar bijna terug. Dat wilde ze wel. Maar Birgitte had evenzeer behoefte aan droge kleren als zij. Bovendien was haar stemming omgeslagen naar knorrig en koppig. Ze zou niét praten over verdwalen in de gangen waar ze nota bene was opgegroeid, nu niet en straks ook niet. Niets aan te doen? Wat bedoelde ze daarmee? Als Birgitte bedoelde dat haar verstand te beneveld was om er iets aan te doen...! Haar kaak verstrakte weer.

Uiteindelijk, na nog een onverwachte hoek, vond ze de hoge, met leeuwen besneden deuren van haar vertrekken en ze slaakte een zucht van verlichting. Ze begon al te denken dat haar herinneringen aan het paleis helemaal overhoop lagen. Twee gardevrouwen aan weerszijden van de deur, indrukwekkend in hun hoeden met brede randen en witte pluimen, hun sjerpen met kanten zomen en de Witte Leeuw erop geborduurd over hun gepoetste borstplaten en nog meer lichtgekleurde kant langs hun polsen en halzen, verstijfden toen ze naderde. Ze was van plan ze uit te rusten met roodgelakte borstplaten die pasten bij hun zijden jassen en broeken, zodra ze weer tijd had om aan dat soort dingen aandacht te besteden. Als ze er zo mooi uitzagen dat elke aanvaller hen zou negeren tot het te laat was, zou ze ervoor zorgen dat ze erbij liepen als pauwen. Geen van de gardevrouwen leek het erg te vinden. Sterker nog, ze keken uit naar hun gelakte borstplaten. Ze had sommige mensen, die niet wisten dat ze het hoorde, de gardevrouwen bijna horen hekelen – meestal vrouwen, maar ook Doilin Mellar, hun eigen bevelvoerder – maar ze had er volledig vertrouwen in dat de vrouwen haar konden beschermen. Ze waren dapper en vastberaden, anders zouden ze hier niet zijn. Yurith Azeri en anderen die wachten van kooplieden waren geweest, een zeldzaam beroep voor vrouwen, gaven dagelijks zwaardlessen, en elke dag verzorgde een van de zwaardhanden een tweede les. Sareitha’s Ned Yarman en Vandenes Jaem waren heel lovend over hoe snel ze leerden. Jaem zei dat het kwam doordat ze niet dachten dat ze al iets wisten over hoe je een zwaard moest gebruiken, maar dat leek belachelijk. Hoe kon je denken dat je iets al wist als je er lessen voor nodig had? Ondanks de wachtposten bij de deur liet Devore twee van de vrouwen die bij haar waren naar binnen gaan met getrokken zwaarden, terwijl Elayne in de gang wachtte met Aviendha en de rest, ongeduldig met haar voet tikkend. Niemand keek haar aan. De doorzoeking was geen bewijs van onvermogen van de vrouwen die de deuren bewaakten – ze nam aan dat iemand tegen de muren van het paleis kon opklimmen; er waren genoeg beeldhouwwerken op aangebracht om je aan vast te houden – maar ze ergerde zich wel dat ze erop moest wachten. Pas toen ze naar buiten kwamen en Devore meldden dat er geen moordenaars binnen waren, geen Aes Sedai om Elayne terug te voeren naar Elaida en de Toren, mochten zij en Aviendha naar binnen. De gardevrouwen gingen aan weerszijden van de deur staan bij de anderen. Ze was er niet zeker van of ze haar lichamelijk zouden hebben tegengehouden als ze eerder naar binnen was gelopen, maar tot nu toe had ze dat niet willen uitproberen. Het zou ondraaglijk zijn geweest om te worden tegengehouden door haar eigen lijfwachten, ook al deden ze dan gewoon hun werk. Ze kon het risico maar beter gewoon helemaal vermijden.

Er brandde een vuurtje in de kleine witmarmeren haard in de voorkamer, maar er kwam maar weinig warmte vanaf. De tapijten waren weggehaald voor de lente en de vloertegels voelden koud onder haar schoenzolen, hoe dik die ook waren. Essande, haar kamenierster, spreidde haar met rood afgezette grijze rokken met verrassend veel elegantie, zelfs al had de slanke, witharige vrouw pijnlijke gewrichten, wat ze ontkende en waarvoor ze geen Heling wilde aanvaarden. Ze zou elk voorstel om weer met pensioen te gaan even vurig hebben geweigerd. Elaynes Gouden Lelie was groot op haar borst geborduurd en werd met trots gedragen. Een stap achter haar stonden twee jongere vrouwen. Ze droegen een gelijksoortige livrei maar met kleinere lelies, twee zussen met vierkante gezichten die Sephanie en Naris heetten. Ze waren verlegen maar goed onderwezen door Essande en maakten diepe kniksen, bijna tot aan de vloer. Essande bewoog misschien langzaam en was breekbaar, maar ze verspilde nooit tijd aan zinloos geklets of opmerkingen over zaken die iedereen kon zien. Ze riep niets over hoe nat Elayne en Aviendha waren, hoewel de gardevrouwen haar ongetwijfeld al op de hoogte hadden gebracht. ‘We zullen zorgen dat u warm en droog wordt, Vrouwe, en u in passende kleding helpen voor uw ontmoeting met de huurlingen. De rode zijde met vuurdruppels langs de hals zal wel indruk maken. Het is ook hoog tijd dat u wat eet. En zeg maar niet dat u al gegeten hebt, Vrouwe. Naris, ga maaltijden uit de keuken halen voor vrouwe Elayne en vrouwe Aviendha.’ Aviendha lachte snuivend, maar ze was allang opgehouden te protesteren als men haar vrouwe noemde. En dat was maar goed ook, want Essande hield er toch niet mee op. Je kon bedienden bepaalde dingen opdragen, maar er waren ook dingen die je gewoon moest ondergaan. Naris grimaste en haalde om de een of andere reden diep adem, maar ze maakte een diepe kniks voor Essande en een nog iets diepere voor Elayne – zij en haar zuster hadden evenveel ontzag voor de oudere vrouw als voor de erfdochter van Andor – voordat ze haar rokken bijeen pakte en zich de gang in haastte.

Elayne grimaste ook. De gardevrouwen hadden Essande schijnbaar ook over de huurlingen verteld. En dat ze niet gegeten had. Ze vond het vreselijk als mensen achter haar rug om over haar praatten. Maar hoeveel daarvan lag aan haar wisselende stemmingen? Ze kon zich niet herinneren dat ze zich er ooit eerder aan had gestoord als een bediende van tevoren wist welk gewaad ze moest klaarleggen, of dat iemand wist dat ze trek had en zonder te vragen een maaltijd liet aanrukken.

Bedienden praatten met elkaar – roddelden voortdurend, eigenlijk; dat was een gegeven – en gaven alles door waardoor ze hun meesteres beter konden dienen, als ze goed waren in hun werk. Essande was heel goed in haar werk. Toch zat het haar dwars, meer nog omdat ze wist dat het irrationeel was.