Выбрать главу

‘Je kunt misschien af en toe op bezoek komen,’ zei Nadere streng, ‘maar je bent achteropgeraakt en je moet hard werken om het weer in te halen. Vreemd,’ peinsde ze hoofdschuddend, ‘om zo achteloos te spreken over bezoeken over zo’n grote afstand. Om roeden, honderden roeden, in één stap te overbruggen. We hebben met vreemde dingen kennisgemaakt in de natlanden.’

‘Kom, Aviendha, we moeten gaan,’ zei Dorindha. ‘Wacht,’ zei Elayne. ‘Wacht even, alsjeblieft.’ Ze greep de dolk en rende naar haar kleedkamer. Sephanie was bezig Aviendha’s blauwe gewaad op te hangen en maakte een kniks, maar Elayne negeerde haar en opende het besneden deksel van haar ivoren juwelenkistje. Boven op de halskettingen, armbanden en pinnen in de verschillende vakjes lag een pin in de vorm van een schildpad, die van amber leek. Er lag ook een zittende vrouw, bedekt met haar eigen haren, schijnbaar van ivoor dat door ouderdom was verkleurd. Het waren allebei angrealen. Ze legde de dolk met het hoornen heft in het kistje, pakte de schildpad op en toen, impulsief, greep ze de gedraaide stenen droomring, helemaal in rood en blauw en bruin. Zij kon hem schijnbaar niet meer gebruiken nu ze zwanger was, en als ze Geest kon weven had ze nog de zilveren ring in gevlochten spiralen, die was teruggehaald van Ispan.

Ze haastte zich terug naar de zitkamer en trof Dorindha en Nadere ruziënd aan, of in een drukke discussie, terwijl Essande deed alsof ze met haar vingers zocht naar stof onder de rand van de tafel. Aan de stand van haar hoofd te zien luisterde ze echter aandachtig. Naris, die Elaynes borden weer op het dienblad zette, gaapte de Aielvrouwen openlijk aan.

‘Ik zei haar dat ze straf zou krijgen als ons vertrek vertraagd werd,’ zei Nadere nogal verhit toen Elayne binnenkwam. ‘Het is niet echt eerlijk als het niet haar schuld is, maar ik heb het nu eenmaal gezegd.’

‘Je doet wat je doen moet,’ antwoordde Dorindha kalm, maar ze had haar ogen een beetje samengeknepen, wat erop wees dat dit niet de eerste woorden waren die ze hadden gewisseld. ‘Misschien worden we niet vertraagd. En misschien betaalt Aviendha die prijs met plezier om afscheid van haar zuster te nemen.’

Elayne probeerde niet om voor Aviendha te pleiten. Het zou geen zin hebben. Aviendha zelf vertoonde een gelijkmoedigheid die een Aes Sedai niet zou hebben misstaan, alsof het helemaal niet uitmaakte of ze een pak slaag kreeg om iets wat iemand anders had gedaan. ‘Deze zijn voor jou,’ zei Elayne, en duwde haar zuster de ring en de pin in handen. ‘Niet als geschenken, ben ik bang. De Witte Toren zal ze terug willen hebben. Maar om te gebruiken als het nodig is.’ Aviendha keek ernaar en haalde geschrokken adem. ‘Zelfs als lening is dit een groot geschenk. Je brengt me schande, zuster. Ik heb geen afscheidsgeschenk om jou te geven.’

‘Je geeft me je vriendschap. Je hebt me een zuster gegeven.’ Elayne voelde een traan over haar wang glijden. Ze lachte, maar het klonk zwak en trillerig. ‘Hoe kun je zeggen dat je niets te geven hebt? Je hebt me alles gegeven.’

Er glinsterden ook tranen in Aviendha’s ogen. Ze trok zich niets aan van de anderen maar sloeg haar armen om Elayne heen en omhelsde haar stevig, ik zal je missen, zuster,’ fluisterde ze. ‘Mijn hart is zo koud als de nacht.’

‘Het mijne ook, zuster,’ fluisterde Elayne, en omhelsde Aviendha even hard. ik zal jou ook missen. Maar je kunt me soms komen bezoeken. Dit is niet voor altijd.’

‘Nee, niet voor altijd. Maar toch zal ik je missen.’ Misschien zouden ze allebei wel in huilen zijn uitgebarsten, maar Dorindha legde haar handen op hun schouders. ‘Het is tijd, Aviendha. We moeten gaan als je nog enige hoop wilt hebben straf te ontlopen.’

Aviendha ging met een zucht rechtop staan, wrijvend in haar ogen. ‘Moge je altijd water en schaduw vinden, zuster.’

‘Moge je altijd water en schaduw vinden, zuster,’ antwoordde Elayne. De zegswijze van de Aiel klonk zo definitief, dus voegde ze eraan toe: ‘Tot ik je weer zie.’

Even later waren ze verdwenen. En voelde Elayne zich heel erg eenzaam. Aviendha’s aanwezigheid was een vast gegeven geworden; een zuster om mee te praten, te lachen, haar hoop en angsten mee te delen, maar die troost was weg.

Essande was de kamer uit geglipt terwijl zij en Aviendha elkaar hadden omhelsd, en nu keerde ze terug om de coronet van de erfdochter op Elaynes hoofd te zetten. Het was een eenvoudige ring van goud met een enkele gouden roos op haar voorhoofd. ‘Zodat die huurlingen niet vergeten wie ze tegenover zich hebben, Vrouwe.’ Elayne besefte niet dat ze haar schouders had laten zakken tot ze haar rug rechtte. Haar zuster was weg, maar ze had een stad te verdedigen en een troon te bemachtigen. Nu zou de plicht haar kracht moeten geven.

16

De nieuwe volgeling

De Blauwe Ontvangstkamer, zo genoemd om de gebogen zoldering die beschilderd was als een blauwe hemel met witte wolken en dankzij de blauwe vloertegels, was de kleinste ontvangstruimte in het paleis, minder dan tien pas in het vierkant. De achterste muur bestond uit gebogen vensters die uitkeken op een tuin en nog waren voorzien van voorzetramen tegen de kou. Hierdoor was het vrij licht in de kamer, hoewel het buiten regende. Ondanks de twee grote haarden met besneden marmeren schoorsteenmantels, een fries van gepleisterde leeuwen en enkele wandtapijten met de Witte Leeuw aan weerszijden van de deuren zou een delegatie kooplieden uit Caemlin beledigd zijn als ze in de Blauwe Kamer werden ontvangen, en een afvaardiging van bankieren zou woest zijn. Daarom had vrouw Harfor de huurlingen daar waarschijnlijk ook laten wachten, hoewel ze niet zouden weten dat ze beledigd werden. Ze was zelf ook aanwezig en ‘overzag’ de jonge bedienden in livrei die de wijnbekers gevuld hielden vanuit hoge zilveren kannen op een blad dat op een eenvoudig besneden tafeltje stond. Maar ze had haar lederen map met verslagen tegen haar boezem gedrukt, alsof ze verwachtte dat de zaak van de huurlingen snel zou worden afgehandeld. Halwin Norrij, met zijn pluizige grijze haar dat er zoals altijd uitzag als een verentooi, stond in een hoek, ook met zijn lederen map tegen zijn smalle borst gedrukt. Hun verslagen waren een dagelijks terugkerend tafereel en er stond de laatste tijd maar zelden veel vrolijks in. Integendeel, eigenlijk.

Ze waren gewaarschuwd door twee gardevrouwen die de kamer hadden doorzocht voordat ze binnenging, en iedereen stond toen Elayne binnenkwam met nog twee vrouwen achter zich aan. Deni Colford, die de leiding had over de gardevrouwen die Devore en de anderen hadden vervangen, had haar bevel om allemaal buiten te blijven staan gewoon genegeerd. Genegeerd! Elayne nam aan dat ze indruk maakten, zo trots als ze rondparadeerden, maar ze knarste toch op haar tanden.

Careane en Sareitha, statig in hun stola’s met franje, bogen hun hoofden lichtjes in ontzag, maar Mellar zwiepte zwierig zijn gepluimde hoed van zijn hoofd, een hand over de sjerp met kant die over zijn gepoetste borstplaat lag. De zes gouden knopen aan de borstplaat, drie op elke schouder, ergerden haar, maar tot nu toe had ze er niets van gezegd. Zijn scherpe gezicht plooide zich ook in een veel te warme glimlach. Hoe kil ze ook tegen hem deed, hij dacht dat hij wel een kans bij haar had omdat ze het gerucht niet had ontkend dat ze zwanger van hém was. Haar redenen om dat smerige gerucht niet te weerspreken waren veranderd – ze hoefde haar kinderen, Rhands kinderen, niet langer te beschermen – maar ze had het zo gelaten. Als ze die vent de tijd gaf, zou hij zelf het touw voor zijn strop wel vlechten. En als hij dat niet deed, zou zij het wel voor hem doen. De huurlingen, allemaal van middelbare leeftijd, maakten hun iets minder sierlijke buigingen maar een hartslag na Mellar. Evard Cordwyn, een lange Andoraan met een vierkante kaak, droeg een grote robijn in zijn linkeroor, en Aldred Gomaisen, klein en slank en met de voorzijde van zijn hoofd geschoren, had horizontale rode, groene en blauwe strepen over de helft van zijn borst, veel meer dan waar hij waarschijnlijk recht op had in zijn geboorteland Cairhien. Hafeen Bakuvun, met grijs haar, droeg een dikke gouden ring in zijn linkeroor en om elke vinger een ring met een steen. De Domani was erg stevig gebouwd, maar aan zijn bewegingen te zien, zaten er onder dat vet meer dan voldoende spieren.