Выбрать главу

Yulan, een donkere kleine man in een blauwe mantel met adelaars met zwarte kammen erop geborduurd, had zich waarschijnlijk met te veel haast aangekleed om de gom aan te brengen waarmee hij normaal zijn pruik op zijn plaats hield, want hij zat er de hele tijd aan om te controleren of hij recht zat. Hij was Kapitein van de Lucht voor de Voorlopers, maar de Kapitein van de Lucht van de Terugkeer was slechts een baniergeneraal, omdat een meer ervaren man onderweg was overleden. Yulan zou geen moeite met hem hebben. ‘Een wijze beslissing, Hoogvrouwe,’ zei hij, fronsend naar de kaart, ‘maar mag ik voorstellen om de raken in Amadicia en de raken die al zijn toegewezen aan baniergeneraal Khirgan, te laten blijven. Raken zijn de beste manier die we hebben om Aiel op te sporen, en na twee dagen hebben we die Witmantels nog steeds niet gevonden. Dat geeft generaal Turan dan nog...’

‘De Aiel geven ons elke dag minder problemen,’ zei ze streng, ‘en een paar deserteurs zijn niets.’ Hij neigde zijn hoofd instemmend, terwijl hij met één hand zijn pruik op zijn plaats hield. Hij was immers maar van het lage Bloed.

‘Zevenduizend man zou ik nauwelijks een paar deserteurs noemen,’ mompelde Galgan droog.

‘Het zal zijn zoals ik beveel!’ snauwde Suroth. Vervloekte zogenaamde Kinderen van het Licht! Ze had nog steeds niet besloten of ze van Asunawa en de paar duizend die waren gebleven da’covale zou maken. Ze waren gebleven, maar hoe lang zou het duren voordat ook zij hen zouden verraden? En Asunawa scheen damane te haten, hoe ongelooflijk het ook was. Die man was onevenwichtig! Galgan haalde zijn schouders op, volkomen onverstoord. Hij liet zijn roodgelakte vingernagel over de kaart glijden alsof hij troepenbewegingen aan het plannen was. ‘Zolang u niet ook de to’raken wilt, heb ik geen bezwaar. Dat plan moet doorgaan. Altara valt bijna zonder strijd in onze handen, ik ben nog niet klaar om naar Illian te trekken, en we moeten de vrede in Tarabon snel weer herstellen. De mensen zullen zich tegen ons keren als we ze geen veiligheid kunnen bieden.’

Suroth begon er spijt van te krijgen dat ze haar woede had getoond. Hij had geen bezwaar? Hij was nog niet klaar voor Illian? Hij zei bijna dat hij haar bevelen niet hoefde op te volgen, alleen niet openlijk, zodat hij niet samen met haar autoriteit ook haar verantwoordelijkheden hoefde te aanvaarden.

‘Ik verwacht dat u een boodschap verstuurt naar Turan, generaal Galgan.’ Haar stem klonk vast, maar uitsluitend door haar wilskracht. ‘Hij moet me Rodel Ituraldes hoofd sturen, ook al moet hij die man door heel Arad Doman en tot in de Verwording najagen. En als hij me dat hoofd niet stuurt, neem ik dat van hém.’ Galgan perste zijn lippen opeen en keek fronsend naar de kaart. ‘Turan moet soms een beetje worden aangespoord,’ mompelde hij, ‘en Arad Doman was altijd al zijn volgende bestemming. Goed dan. Ik zal uw boodschap versturen, Suroth.’

Ze kon niet langer bij hem in dezelfde kamer blijven. Zonder nog een woord te zeggen vertrok ze. Als ze iets had gezegd, zou ze hebben gekrijst. Ze beende de hele weg terug naar haar vertrekken zonder moeite te doen haar kwaadheid te verbergen. De Doodswachtgardisten letten er natuurlijk niet op; ze konden net zo goed uit steen gehouwen zijn. Ze sloeg de deur van het voorvertrek met een knal achter zich dicht. Misschien merkten ze dat wel op! Ze liep naar haar bed, schopte haar muilen uit en liet haar mantel en gordel op de grond vallen. Ze moest Tuon vinden. Dat móést. Kon ze maar ontdekken wat Tuons doel was, uitvinden waar ze was. Kon ze maar...

Plotseling begonnen de wanden, de zoldering en zelfs de vloer van haar slaapkamer te gloeien met een zilverachtig licht. De oppervlakken leken zelf wel in licht te zijn veranderd. Met open mond van schrik draaide ze zich langzaam om, starend naar de doos van licht die haar omgaf, en ze stond oog in oog met een vrouw die bestond uit wervelende vlammen. Almandaragal stond overeind, wachtend op het bevel van zijn eigenares om aan te vallen. ‘Ik ben Semirhage,’ zei de vrouw van vuur met een stem als een luidende doodsklok.

‘Buik, Almandaragal!’ Dat bevel, dat ze als kind had geleerd omdat ze het grappig vond als de lopar voor haar op de vloer ging liggen, eindigde met een grom omdat ze tegelijkertijd haar eigen bevel uitvoerde. Ze kuste het rood met groene tapijt en zei: ‘Ik leef om u te dienen en te gehoorzamen, Grote Meesteresse.’ Ze twijfelde er niet aan dat de vrouw was wie ze zei dat ze was. Wie zou valselijk die naam durven voeren? Wie kon er anders verschijnen als levend vuur? ‘Ik denk dat je ook graag zou willen regeren.’ De galmende klok klonk licht geamuseerd, maar werd toen harder. ‘Kijk me aan! Ik haat het hoe jullie Seanchanen niemand in de ogen kijken. Dat geeft me de indruk dat jullie iets te verbergen hebben. Je wilt echt niet proberen iets voor mij te verbergen, Suroth.’

‘Natuurlijk niet, Grote Meesteresse,’ zei Suroth, en duwde zich overeind totdat ze op haar hurken zat. ‘Nooit, Grote Meesteresse.’ Ze richtte haar ogen op tot aan de lippen van de vrouw, maar ze kon zich er niet toe zetten hoger te kijken. Dit moest toch genoeg zijn. ‘Beter,’ mompelde Semirhage. ‘Nu dan. Hoe zou je het vinden om deze landen te regeren? Een handjevol doden – Galgan en een paar anderen – en dan zou je jezelf keizerin kunnen noemen, met mijn hulp. Het doet er nauwelijks toe, maar de omstandigheden bieden kansen, en je zou me zeker beter bevallen dan de huidige keizerin tot nu toe doet.’

Suroths maag trok zich samen. Ze was bang dat ze moest overgeven. ‘Grote Meesteresse,’ zei ze mat, ‘de straf die daarop staat is dat je voor de werkelijke keizerin wordt geleid, moge ze eeuwig leven, en van top tot teen wordt gevild, waarbij ze ervoor zorgen dat je blijft leven. En dan...’

‘Inventief, al is het nogal primitief,’ onderbrak Semirhage haar nors. ‘Maar het doet er niet toe. Keizerin Radhanan is dood. Je staat ervan te kijken hoeveel bloed er in een menselijk lichaam zit. Genoeg om de hele Kristallen Troon mee te bedekken. Neem mijn aanbod aan, Suroth. Ik zal het niet nog eens aanbieden. Je zou een aantal dingen makkelijker maken, maar niet voldoende om er nog een keer moeite voor te doen.’

Suroth moest zichzelf dwingen adem te halen. ‘Dan is Tuon keizerin, moge ze eeuwig...’ Tuon zou een nieuwe naam aannemen, die zelden zou worden uitgesproken buiten de keizerlijke familie. De keizerin was de keizerin, moge ze eeuwig leven. Suroth sloeg haar armen om zich heen en begon te snikken en te trillen, en ze kon er niet mee ophouden. Almandaragal tilde zijn hoofd van de vloer en jankte vragend.

Semirhage lachte, het geluid van klokken. ‘Rouw je om Radhanan, Suroth, of vind je het zo erg dat Tuon keizerin wordt?’ Hortend, in reeksen van drie of vier woorden en onderbroken door onhoudbaar gehuil, legde Suroth het uit. Als aangewezen erfgename was Tuon keizerin geworden op het ogenblik dat haar moeder overleed. Maar als haar moeder vermoord was, dan moest dat zijn geregeld door een van haar zusters, wat betekende dat Tuon zelf ook bijna zeker dood was. En dat maakte allemaal helemaal niets uit. De formaliteiten zouden in acht worden genomen. Ze zou moeten terugkeren naar Seandar en haar verontschuldigingen aanbieden voor Tuons dood, voor de dood van een keizerin nu, aan de vrouw die daar zelf voor had gezorgd. En die zou natuurlijk pas de troon bestijgen nadat Tuons dood was bekendgemaakt. Ze kon zich er niet toe brengen om toe te geven dat ze nog eerder zelfmoord zou plegen; de schande was te groot om het hardop te zeggen. Haar woorden stierven op haar lippen terwijl ze verscheurd werd door jankende snikken. Ze wilde niet sterven. Er was haar beloofd dat ze eeuwig zou leven!

Deze keer klonk het gelach van Semirhage zo schokkend dat Suroth ophield met huilen. Het hoofd van vuur werd in de nek geworpen en lachte gierend. Uiteindelijk kreeg ze zichzelf weer in de hand en veegde vurige tranen af met vurige vingers. ‘Ik zie dat ik me niet duidelijk heb uitgedrukt. Radhanan is dood, en haar dochters en zonen en de helft van het keizerlijke hof ook. Er is geen keizerlijke familie meer, op Tuon na. Er is geen keizerrijk meer. Seandar is in handen van opstandelingen en plunderaars, en dat geldt ook voor een dozijn andere steden. Minstens vijftig edelen strijden om de troon, met legers in het veld. Er is oorlog van de Aldaelbergen tot aan Salaking. En daarom is het volkomen veilig als je je ontdoet van Tuon en jezelf uitroept tot keizerin. Ik heb zelfs een schip voor je geregeld, dat binnenkort aankomt om het nieuws over de ramp te brengen.’ Ze lachte weer en zei toen iets vreemds. ‘Laat de heer van de chaos regeren.’