‘Baas Harks kamers bevatten kisten vol netjes afgesneden beurzen,’ ging de Eerste Klerk verder. ‘Duizenden beurzen, Vrouwe. Letterlijk duizenden. Ik neem aan dat hij nu spijt heeft dat hij die eh... trofeeën had bewaard. De meeste beurzensnijders zijn zo verstandig om de beurzen zo snel mogelijk weg te gooien.’
‘Ik raap ze op als ik ze zie liggen, dat doe ik, Vrouwe.’ Hark spreidde zijn handen zo ver als zijn ketenen toelieten en haalde zijn schouders op, een en al vermoorde onschuld. ‘Misschien was dat dom, maar ik zag er geen kwaad in. Gewoon wat onschuldig vermaak, Vrouwe.’
Vrouw Harfor snoof luid, en de afkeuring was duidelijk op haar gezicht te lezen. Hark keek nog gepijnigder.
‘Zijn kamers bevatten ook munten ter waarde van meer dan honderdtwintig goudkronen, verstopt onder de vloerplanken, in gaten in de muren, onder het dak, overal. En zijn smoes daarvoor,’ Norrij verhief zijn stem toen Hark zijn mond weer opendeed, ‘is dat hij bankiers niet vertrouwt. Hij beweert dat het geld een erfenis is van een oude tante in Vierkoningen. Ikzelf betwijfel zeer of de rechters in Vierkoningen een dergelijke erfenis hebben geregistreerd. De rechter die zijn zaak behandelt, zegt dat Hark verbaasd was om te horen dat erfenissen worden geregistreerd.’
Harks glimlach trok wat weg toen hij daaraan werd herinnerd. ‘Hij zegt dat hij voor een koopman genaamd Wilbin Saems werkte, tot Saems vier maanden geleden stierf, maar de dochter van baas Saems heeft de leiding overgenomen, en noch zij noch een van de andere klerken herinnert zich een Samwil Hark.’
‘Ze haten me, dat doen ze, Vrouwe,’ zei Hark knorrig. Hij greep de keten in zijn vuisten, ik verzamelde bewijs over hun diefstal van de goede baas – zijn eigen dochter, nog wel! – maar hij overleed voordat ik het hem kon geven, en ik werd op straat gezet zonder referentie of een enkele penner. Ze verbrandden wat ik had verzameld, gaven me een pak slaag en gooiden me eruit.’
Elayne tikte nadenkend tegen haar kin. ‘Een klerk, zegt u. De meeste klerken spreken beschaafder dan u, baas Hark, maar ik zal u de kans geven uw bewering te bewijzen. Wilt u een schoottafel laten halen, Meester Norrij?’
Norrij glimlachte dunnetjes. Hoe kon die man zijn glimlach toch droog laten lijken? ‘Dat is niet nodig, Vrouwe. De rechter had hetzelfde plan.’ Voor het eerst haalde hij een vel papier uit de map die hij tegen zijn borst drukte. Ze dacht dat de trompetten zouden ontsteken! Harks glimlach vervaagde toen hij dat vel papier van Norrij’s hand naar die van haar zag gaan.
Ze had maar één blik nodig. De pagina was beschreven met een paar onregelmatige regels, de letters verkrampt en vreemd gevormd. Er waren niet meer dan een stuk of zes woorden leesbaar, en dat nog maar nauwelijks.
‘Nauwelijks het handschrift van een klerk,’ mompelde ze. Ze gaf het papier terug aan Norrij en probeerde een streng gezicht te trekken. Ze had haar moeder vonnissen zien uitspreken. Morgase had altijd onverzettelijk geleken.
‘Ik vrees, baas Hark, dat u in een cel zult moeten zitten totdat de rechters in Vierkoningen kunnen worden geraadpleegd, en dat u niet lang daarna zult hangen.’ Hark vertrok zijn mond en legde een hand op zijn keel alsof hij de strop al voelde. ‘Behalve natuurlijk als u erin toestemt een man voor me te volgen. Een gevaarlijke man, die niet graag wordt gevolgd. Als u me kunt vertellen waar hij ’s nachts naartoe gaat, zal ik u verbannen naar Baerlon in plaats van u op te laten hangen. En ik raad u aan daar een ander beroep te zoeken. We zullen de landvoogd van u op de hoogte brengen.’ Plotseling was Harks glimlach terug. ‘Natuurlijk, Vrouwe. Ik ben onschuldig, maar ik zie wel dat het er donker voor me uitziet, dat zie ik wel. Ik zal elke man volgen die u wilt. Ik was een man van uw moeder, dat was ik, en ik ben ook uw man. Trouw ben ik, Vrouwe, trouw, zelfs al moet ik ervoor bloeden.’ Birgitte snoof minachtend.
‘Zorg dat baas Hark Mellars gezicht ziet zonder dat hij zelf gezien wordt, Birgitte.’ De man was onopvallend, maar het had geen zin om risico’s te nemen. ‘En laat hem dan gaan.’ Hark leek in de stemming om te dansen, ijzeren ketenen of niet. ‘Maar eerst... Ziet u dit, baas Hark?’
Ze stak haar rechterhand op zodat hij de Grote Serpent-ring niet kon missen. ‘U hebt misschien gehoord dat ik Aes Sedai ben.’ Met de Kracht al in haar, was het weven van Geest eenvoudig. ‘Het is waar.’ De weving die ze over Harks riemgesp, zijn laarzen, zijn jas en broek legde, leek wel wat op die van de zwaardhandbinding, maar was veel minder ingewikkeld. De weving zou binnen enkele weken of hooguit maanden wegtrekken uit de kleding en laarzen, maar het metaal hield een Vinder voor altijd vast. ik heb een weving op u gelegd, baas Hark. Nu kunt u overal gevonden worden.’ In werkelijkheid zou alleen zij hem kunnen vinden – een Vinder was afgestemd op degene die hem geweven had – maar er was geen reden om hem dat te vertellen. ‘Gewoon om er zeker van te zijn dat u inderdaad trouw bent.’
Harks glimlach bevroor op zijn gezicht. Er parelden zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd.
Toen Birgitte naar de deur liep en Hansard binnenriep, hem aanwijzingen gaf om Hark mee te nemen en hem voor nieuwsgierige blikken te behoeden, wankelde Hark. Hij zou zijn gevallen als de stevige wacht hem onderweg naar buiten niet overeind hield. ‘Ik vrees dat ik Mellar zojuist een zesde slachtoffer heb gegeven,’ mompelde Elayne. ‘Hij lijkt nauwelijks in staat zijn eigen schaduw te volgen zonder over zijn laarzen te struikelen.’ Het was niet zozeer Harks dood die ze betreurde. De man zou anders toch zeker zijn opgehangen. ik wil degene die die verdomde man in mijn paleis heeft gezet. Die wil ik zo graag pakken dat mijn tanden er pijn van doen!’ Het stikte in het paleis van de verspieders – Reene had er behalve Skellit al meer dan een dozijn gevonden, hoewel ze dacht dat ze dat allemaal waren – maar of Mellar nu was gestuurd om te verspieden of om haar ontvoering te regelen, hij was erger dan de anderen. Hij had ervoor gezorgd dat er mannen stierven, of had ze zelf vermoord om zijn positie te verwerven. Dat die mannen dachten dat ze haar moesten vermoorden, maakte niet uit. Moord was moord. ‘Vertrouw me, Vrouwe,’ zei Norrij, en legde een vinger langs zijn lange neus. ‘Beurzensnijders zijn van nature eh... steels, maar ze gaan maar zelden lang mee. Vroeg of laat snijden ze de beurs af van iemand die sneller is dan zij, iemand die niet wacht tot de wachten komen.’ Hij maakte een snel, stekend gebaar. ‘Hark loopt al minstens twintig jaar mee. Een aantal beurzen in zijn eh... verzameling waren geborduurd met dankgebeden voor het einde van de Aiel-oorlog. Die waren al heel snel niet meer zo gewild, kan ik me herinneren.’ Birgitte ging op de armleuning van de stoel naast haar zitten en vouwde haar armen over haar borst. ‘Ik zou Mellar in hechtenis kunnen nemen,’ zei ze zachtjes, ‘en hem laten ondervragen. Dan zou je Hark niet nodig hebben.’
‘Een slechte grap, Vrouwe, als ik het zeggen mag,’ zei vrouw Harfor stijfjes, terwijl meester Norrij zei: ‘Dat zou eh... tegen de wet zijn, Vrouwe.’
Birgitte sprong overeind en haar verontwaardiging stroomde door de binding. ‘Bloed en as! We weten dat die vent zo verrot is als de vis van vorige maand.’
‘Nee.’ Elayne zuchtte, en vocht tegen haar eigen verontwaardiging. ‘We hebben verdenkingen, geen bewijs. Die vijf mannen kunnen inderdaad het slachtoffer zijn geworden van schurken. De wet is heel duidelijk over wanneer iemand mag worden ondervraagd, en verdenkingen zijn niet genoeg. We hebben stevige bewijzen nodig. Mijn moeder zei vaak: “De koningin moet de wetten die ze maakt ook gehoorzamen, anders zijn er geen wetten.” Ik ben niet van plan te beginnen met het breken van wetten.’ Door de binding kwam iets van... koppigheid. Ze keek Birgitte strak aan. ‘En jij ook niet. Begrijp je me, Birgitte Trahelion? Jij ook niet.’
Tot haar verbazing verdween de koppigheid al snel en werd vervangen door ergernis. ‘Het was maar een voorstel,’ mompelde Birgitte zwakjes.
Elayne vroeg zich af hoe ze dat voor elkaar gekregen had en hoe ze dat nog eens zou kunnen doen – soms leek Birgitte te twijfelen over wie van hen twee de leiding had – toen Deni Colford de kamer binnenglipte en haar keel schraapte om de aandacht te trekken. De stevige vrouw droeg een lange knuppel met koperen knoppen aan haar riem, in evenwicht met het zwaard aan de andere kant, dat vreemd bij haar stond. Deni werd beter met het zwaard, maar gaf nog steeds de voorkeur aan de knuppel, die ze vroeger gebruikte om de orde te bewaren in een wagenmennerstaveerne. ‘Er kwam een bediende vertellen dat vrouwe Dyelin is aangekomen, Vrouwe, en ze kan u spreken zodra ze zich heeft opgefrist.’