Выбрать главу

‘Zoals je zegt, grootvader,’ mompelde Sylvase, en neigde kort haar hoofd. Toen ze weer rechtop ging zitten, was haar blik weer even nietszeggend als altijd. Die scherpte moest een truc van het licht zijn geweest. Natuurlijk.

Nasin gromde en begon weer te schrokken. ‘Dit is de beste maaltijd die ik in dagen heb gehad. Ik denk dat ik nog maar een bordje neem. Schenk me nog wat wijn in, man. Zie je niet dat mijn beker leeg is?’ De stilte rond de tafel hield ongemakkelijk aan. Nasins meer openlijke blijken van seniliteit zorgden daar altijd voor. ‘Maar ik vind nog steeds...’ begon Lir uiteindelijk, enkel om weer te zwijgen toen een stevige soldaat met Marnes vier Zilveren Manen op zijn borst de tent binnenkwam. Hij maakte een respectvolle buiging, liep om de tafel heen en boog voorover om in Arymilla’s oor te fluisteren. ‘Baas Hernvil vraagt of hij u onder vier ogen kan spreken, Vrouwe.’

Iedereen behalve Nasin en zijn kleindochter deed alsof ze zich concentreerden op hun wijn en zeker niet probeerden af te luisteren. Hij ging door met eten. Zij keek met een sloom gezicht naar Arymilla. Die scherpte móést een truc van het licht zijn geweest, ik kom zo terug,’ zei Arymilla terwijl ze opstond. Ze gebaarde met een hand naar het eten en de wijn. ‘Geniet er maar van. Geniet.’ Lir riep om meer wijn.

Buiten deed ze geen moeite haar rokken op te tillen om ze uit de modder te houden. Arlene zou ze toch al moeten reinigen, dus wat deed een beetje extra modder ertoe? In sommige tenten brandde licht, maar verder was het kamp grotendeels donker onder de halve maan. Jakob Hernvil, haar hoofdschrijver, wachtte een stukje van de tent vandaan in een eenvoudige jas, en hield een lantaarn vast waardoor er een poel geel licht om hem heen viel. Hij was klein en slank, alsof al het vet van hem af was gekookt. De discretie zat in zijn beenderen, en ze zorgde ervoor dat hij haar trouw bleef door hem zo veel te betalen dat alleen de allergrootste hoeveelheid steekpenningen belangstelling zou wekken, veel meer dan iemand een schrijver zou betalen.

‘Vergeef me dat ik u stoor bij uw maaltijd, Vrouwe,’ zei hij met een buiging, ‘maar ik was er zeker van dat u dit meteen wilde horen.’ Ze was telkens weer verbaasd dat zo’n kleine man zo’n lage stem had. ‘Ze gaan akkoord. Maar ze willen het gehele bedrag in goud, van tevoren.’

Haar lippen persten zich onwillekeurig opeen. Het hele bedrag. Ze had gehoopt alleen de helft te hoeven betalen. Wie zou haar immers durven vragen om geld als ze eenmaal koningin was? ‘Schrijf een brief naar vrouw Andscal. Ik zal hem morgenvroeg ondertekenen en verzegelen.’ Het zou dagen kosten om zoveel goud bij elkaar te krijgen. En hoe lang duurde het om de wapenlieden klaar te hebben? Ze had eigenlijk nooit echt op dat soort dingen gelet. Lir kon het haar wel vertellen, maar ze haatte het om zwakheid te tonen. ‘Zeg hun dat ze het een week vanaf morgen krijgen, op de dag af.’ Dat zou genoeg moeten zijn. Over een week zou Caemlin van haar zijn. De troon zou van haar zijn. Arymilla, bij de gratie van het Licht, koningin van Andor, Verdedigster van het Rijk, Beschermvrouwe van het Volk, Hoogzetel van Huis Marne. Glimlachend ging ze terug naar binnen om de anderen het geweldige nieuws te vertellen.

18

Nieuws voor de Draak

‘Genoeg, Loial,’ zei Rhand streng, en duwde met zijn duim tobak uit een buidel van geitenleer in zijn korte pijp. Het was Tyreens blad, met een licht olieachtige smaak door het drogen, maar het was alles wat er te krijgen was. De donder rolde boven zijn hoofd, langzaam en bulderend, ik word hees van al je vragen.’

Ze zaten aan een lange tafel in een van de grotere kamers in heer Algarins landhuis, met de resten van het middagmaal op het uiteinde. De meeste bedienden waren al op leeftijd, en langzamer sinds Algarin naar de Zwarte Toren was vertrokken. De regen buiten leek minder te worden, hoewel er nog steeds regendruppels tegen de ramen sloegen bij sterke windvlagen en het glas rammelde in de zes geelgeverfde voorzetramen. In veel van die ramen zaten luchtbellen; door sommige werd alles buiten bijna onherkenbaar vervormd. De tafel en stoelen waren eenvoudig, niet ingewikkelder besneden dan je in veel boerderijen aantrof, en de gele friezen langs de hoge balkenzoldering nog minder. De twee haarden aan weerszijden van de kamer waren breed en hoog maar van onversierde steen, de poken en andere gereedschappen van stevig smeedijzer en eenvoudig. Heer of niet, Algarin was verre van rijk.

Rhand stopte de tobaksbuidel in zijn zak en liep naar een van de haarden. Met een koperen tang van de schoorsteenmantel haalde hij een brandend stukje eikenhout uit het vuur om zijn pijp mee aan te steken. Hij hoopte dat niemand dat vreemd zou vinden. Hij geleidde liever niet als het niet echt hoefde, vooral als er anderen bij waren – hij werd er altijd duizelig van, en dat was moeilijk te verbergen – maar niemand had er tot dusver iets over gezegd. Een windvlaag bracht een gepiep voort alsof er boomtakken over de vensters krasten. Verbeelding. De dichtstbijzijnde bomen stonden voorbij de akkers, meer dan een halve span verderop.

Loial had een met ranken besneden stoel uit de Ogiervertrekken boven gehaald, zodat zijn knieën op gelijke hoogte waren met het tafelblad, dus moest hij zich ver vooroverbuigen om in zijn in leer gebonden aantekeningenboek te schrijven. Het boek was klein voor hem, klein genoeg om in een van zijn grote jaszakken te passen, maar even groot als de meeste mensenboeken die Rhand had gezien. Loials bovenlip was bedekt met fijn haar. Het groeide ook onder zijn kin; hij wilde een baard en snor laten staan, maar na een paar weken leek het nog niet echt goed te lukken.

‘Maar je hebt me nog bijna niks nuttigs verteld,’ rommelde de Ogier, een trommel die zijn teleurstelling roffelde. Zijn oren met pluimpjes zakten omlaag. Toch begon hij de stalen punt van zijn houten pen af te vegen. De pen was dikker dan Rhands duim en lang genoeg om toch slank te lijken, en paste precies in Loials dikke vingers. ‘Je hebt het nooit over heldendaden, behalve die van anderen. Je laat het allemaal zo alledaags klinken. Zoals jij het vertelt, was de val van Illian ongeveer even spannend als kijken naar een weefster die haar weefgetouw repareert. En het zuiveren van de Ware Bron? Jij en Nynaeve waren gekoppeld, toen begon jij te geleiden terwijl alle anderen tegen de Verzakers vochten. Zelfs Nynaeve heeft me nog meer verteld, en zij beweert dat ze zich bijna niets herinnert.’ Nynaeve, die al haar juwelen-ter’angrealen en haar vreemde armband-en-ringen-angreaal droeg, verschoof in haar stoel voor de andere open haard en keek toen weer naar Alivia. Af en toe wierp ze een blik op de vensters en trok ze aan haar dikke vlecht, maar meestal richtte ze haar aandacht op de geelharige Seanchaanse. Alivia stond bij de deur en glimlachte lichtjes, vermaakt. De voormalige damane wist dat Nynaeve een toneelstukje voor haar opvoerde. Maar de intensiteit verdween geen ogenblik uit haar havikachtige blauwe ogen. Dat gebeurde maar zelden sinds haar halsband was afgenomen in Caemlin. De twee Speervrouwen die op hun hurken naast haar zaten en Kattenbak speelden, Harilin van de IJzeren Berg Taardad en Enaila van de Jarra Chareen, speelden een eigen toneelstukje. Ze droegen sjoefa om hun hoofden en zwarte sluiers over hun borst en hadden elk drie of vier speren in het harnas waarmee hun boogkoker op hun rug was gebonden; een beukelaar, een klein rond schild van stierenhuid, lag op de grond. Er waren vijftig Speervrouwen in het landhuis, verschillende van hen Shaido, en ze waren allemaal bereid om binnen een tel met de speren te dansen. Misschien wel met hem. Ze leken verscheurd tussen hun vreugde om hem weer te beschermen en hun ongenoegen over hoe lang hij hen had ontweken. Hijzelf kon niet naar hen kijken zonder dat de litanie van vrouwen die voor hem waren gestorven, vrouwen die hij had gedood, weer in zijn hoofd begon. Moiraine Damodred. Vooral zij. Haar naam was in vuur aan de binnenkant van zijn schedel gegrift. Liah van de Cosaida Chareen, Sendara van de IJzeren Berg Taardad, Lamelle van de Rookwater Miagoma, Andhilin van de Roodzout Goshien, Desora van de Musara Reyn... Zoveel namen. Soms werd hij midden in de nacht wakker en mompelde hij die lijst, terwijl Min hem vasthield en sussend tegen hem sprak alsof ze een kind troostte. Hij zei altijd tegen haar dat er niets aan de hand was en dat hij weer wilde gaan slapen, maar als hij zijn ogen dichtdeed, kon hij pas slapen als hij de lijst had afgemaakt. Soms dreunde Lews Therin die samen met hem op.