Выбрать главу

‘Gaat het wel goed met je, Rhand?’ vroeg Loial bezorgd, terwijl hij de met bladeren gegraveerde zilveren dop op zijn inktpot draaide. Die pot was van zulk dik glas gemaakt dat je hem waarschijnlijk zelfs tegen de stenen kon gooien zonder dat hij stukging, maar Loial ging ermee om alsof het een breekbaar ding was. In zijn grote handen zag het er ook breekbaar uit. ik vond de kaas een beetje bedorven smaken, maar jij hebt er behoorlijk wat van gegeten.’

‘Het gaat prima met me,’ zei Rhand, maar natuurlijk trok Nynaeve zich daar niets van aan. Ze was in een flits overeind gekomen uit haar stoel en de kamer door gelopen, met ruisende blauwe rokken. Hij kreeg kippenvel toen ze saidar omhelsde en haar handen op zijn hoofd legde. Even later huiverde hij. Die vrouw vroeg het nooit! Soms gedroeg ze zich alsof ze nog steeds de Wijsheid was in Emondsveld en hij de volgende morgen weer terugging naar de boerderij. ‘Je bent niet ziek,’ zei ze opgelucht. Bedorven voedsel veroorzaakte allerlei ziekten onder de bedienden, sommige ernstig. Er zouden zelfs mensen zijn overleden als de Asha’man en de Aes Sedai er niet waren om ze te helen. Ze wilden hun heer zijn toch al spaarzame geld niet verspillen door voedsel weg te gooien, en ondanks alle standjes van Cadsuane en Nynaeve en de andere Aes Sedai, aten ze dingen die weggegooid hadden moeten worden. Hij voelde kort een ander soort tinteling rond de dubbele wond in zijn linkerzij. ‘Die wond is niet beter geworden,’ zei ze fronsend. Ze had geprobeerd hem te helen, maar had niet meer succes gehad dan Flin. Dat vond ze niet leuk. Nynaeve nam mislukkingen op als een persoonlijke belediging. ‘Hoe kun je zelfs maar staan? Het moet vreselijk pijn doen.’

‘Hij negeert het,’ zei Min vlak. O, ja, er zouden zeker woorden vallen.

‘Het doet evenveel pijn als ik sta dan wanneer ik zit,’ zei hij tegen Nynaeve, en haalde voorzichtig haar handen van zijn hoofd. Dat was de eenvoudige waarheid. En wat Min zei was ook waar. Hij kon zich niet gevangen laten houden door pijn.

Een van de dubbele deuren ging krakend open, en er kwam een witharige man binnen in een versleten gele jas, afgezet met rood en blauw, die los om zijn stakige gestalte hing. Hij maakte een haperende buiging, maar dat werd veroorzaakt door zijn gewrichten en niet door een gebrek aan ontzag. ‘Mijn Drakenheer,’ zei hij met een stem die bijna net zo kraakte als de deuren, ‘heer Logain is teruggekeerd.’ Logain wachtte niet op een uitnodiging en kwam bijna meteen na de bediende naar binnen. Hij was een lange man met donkere krullen tot op zijn schouders, met een donkere huid voor een Geldaner. Vrouwen zouden hem waarschijnlijk knap vinden, maar er was ook iets donkers aan hem. Hij droeg zijn zwarte overjas met het Zwaard en de Draak op de hoge kraag en een zwaard met een lang gevest op zijn heup, maar hij had er iets aan toegevoegd, een ronde gebrandverfde pin op zijn schouder, met drie gouden kronen op een blauw veld. Had de man een zegel aangenomen? De oude man trok verrast zijn borstelige wenkbrauwen op, en hij keek Rhand aan alsof hij wilde weten of hij Logain de deur uit moest zetten. ‘Het nieuws uit Andor is vrij goed, denk ik,’ zei Logain, en stopte zijn zwarte handschoenen achter zijn zwaardriem. Hij maakte een minimale buiging voor Rhand, een kleine beweging van zijn rug. ‘Elayne heeft Caemlin nog steeds in handen, en Arymilla houdt stand in haar beleg, maar Elayne heeft het voordeel omdat Arymilla de voedselvoorraden naar de stad niet kan tegenhouden, laat staan versterkingen. Je hoeft niet zo boos te kijken. Ik ben uit de stad gebleven. Zwartjassen zijn daar trouwens toch niet echt welkom. De Grenslanders zijn nog steeds op dezelfde plek. Schijnbaar was het verstandig van je om bij ze uit de buurt te blijven. Volgens de geruchten hebben ze dertien Aes Sedai bij zich. Volgens de geruchten zoeken ze jou. Is Bashere al terug?’ Nynaeve keek hem boos aan en liep bij Rhand weg, met haar vlecht in haar vuist geklemd. Wat haar betrof was het best als Aes Sedai Asha’man aan zich bonden, maar niet andersom.

Dertien, en op zoek naar hem? Hij was uit de buurt van de Grenslanders gebleven omdat Elayne zijn hulp niet wilde – inmenging, noemde ze het, en hij was gaan inzien dat ze gelijk had; zij moest de Leeuwentroon bemachtigen, het was niet aan hem die aan haar te geven – en misschien was dat maar goed ook. De vorsten van de Grenslanden hadden allemaal banden met de Witte Toren, en ongetwijfeld wilde Elaida hem nog steeds graag in handen krijgen. Zij en die belachelijke afkondiging dat niemand hem mocht benaderen behalve via haar. Als ze dacht dat dat hem zou dwingen naar haar toe te komen, was ze een dwaas.

‘Dank je, dat is alles, Ethin. Héér Logain?’ vroeg hij toen de bediende buigend wegliep met nog een laatste chagrijnige blik op Logain. Rhand dacht dat de man een poging zou hebben gedaan als hij hem had opgedragen Logain naar buiten te sleuren. ‘Hij is met die titel geboren,’ zei Cadsuane zonder op te kijken van haar borduurwerk. Zij kon het weten; zij had hem geholpen hem weer in handen te krijgen toen hij zich de Herrezen Draak noemde, zij en Taim. Haar haarversieringen bewogen mee toen ze in zichzelf knikte. ‘Poeh! Een heertje met een stukje land in de bergen, bijna allemaal steil omhoog of omlaag. Maar koning Johanin en de Hoge Kroonraad hebben hem zijn land en titel afgenomen toen hij een valse Draak werd.’

Er verschenen vlekken op Logains wangen, maar zijn stem klonk koel en afgemeten. ‘Ze kunnen me dan misschien mijn landgoederen afnemen, maar ze kunnen me niet afnemen wie ik ben.’ Cadsuane, nog steeds schijnbaar in beslag genomen door haar borduurwerk, lachte zachtjes. Verins breinaalden waren stilgevallen. Ze bestudeerde Logain, als een dikke mus die een insect bestudeert. Alivia had haar intense blik ook naar de man verplaatst, en Harilin en Enaila leken hun spel alleen gedachteloos te spelen. Min scheen nog aan het lezen te zijn, maar ze hield haar rechterhand bij de linkermouw en omgekeerd. Ze had daar enkele messen verstopt. Niemand vertrouwde Logain.

Rhand fronste zijn wenkbrauwen. De man kon zich noemen wat hij wilde, zolang hij maar deed wat hij moest doen, maar Cadsuane ondervroeg hem en iedereen in een zwarte jas bijna net zo grondig als ze bij Rhand zelf deed. Hij wist ook niet zeker in hoeverre hij Logain moest vertrouwen, maar hij moest roeien met de riemen die hij had. is het gebeurd?’ Nu Logain hier was, draaide Loial de dop weer van zijn inktpot.

‘Meer dan de helft van de Zwarte Toren is in Arad Doman en Illian. Ik heb alle mannen met gebonden Aes Sedai erheen gestuurd behalve degenen die hier zijn, zoals je hebt opgedragen.’ Logain liep onderwijl naar de tafel, vond een blauwgeglazuurde kan waar nog wijn in zat tussen de borden en etensresten, en vulde een groengeglazuurde kom. Er was maar heel weinig zilver in huis. ‘Je had me meer mannen mee hiernaartoe moeten laten nemen. De Aes Sedai hebben veel te veel voordeel wat mij betreft.’

Rhand gromde. ‘Aangezien dat gedeeltelijk jouw schuld is, moet je er maar mee leren leven. Anderen zullen dat ook moeten doen. Ga door.’

‘Dobraine en Rhuarc sturen een soldaat met een boodschap zodra ze iemand vinden die de baas is in iets groters dan een dorp. De Koopliedenraad beweert dat koning Alsalam nog steeds regeert, maar ze willen of kunnen me niet vertellen waar hij is, en lijken elkaar naar de keel te vliegen, en Bandar Eban is voor meer dan de helft verlaten en overgeleverd aan de menigte.’ Logain grimaste in zijn wijnkom. ‘Bendes sterke mannen zorgen voor het kleine beetje orde dat er is, ze persen voedsel en geld af van de mensen die ze beweren te beschermen en grijpen wat ze verder nog willen hebben, ook vrouwen.’ Plotseling kwam er withete woede door de binding, en Nynaeve gromde in haar keel. ‘Rhuarc was begonnen daar een einde aan te maken, maar het werd al een strijd tegen de tijd dat ik vertrok,’ vervolgde Logain.