Lews Therin gaf geen antwoord maar ging enkel zo snel mogelijk door met het weven van dood, die hij naar de Trolloks smeet: Doodspoorten en Pijlen van Vuur. Een Myrddraal, doorboord door een stuk of zes rode draden, werd uit het zadel geworpen, en toen nog een. Een derde raakte door een Pijl van Vuur zijn hoofd kwijt in een ontploffing van gekookt bloed en vlees, maar hij reed verder, zwaaiend met zijn zwaard alsof hij niet wist dat hij dood was. Rhand mikte op hem. Als de Myrddraal allemaal dood waren, trokken de Trolloks zich misschien terug.
Lews Therin spon nu alleen nog Doodspoorten en Pijlen van Vuur. De massa Trolloks was te dicht bij het landhuis voor Bloesems van Vuur. Sommige Asha’man hadden dat blijkbaar niet meteen in de gaten. De kamer schudde door enorme donderklappen, het hele huis beefde alsof erop werd geslagen met grote voorhamers, schudde alsof het uiteen zou vallen, en toen waren er geen ontploffingen meer, behalve waar er een vuurbol afging of de grond zelf ontplofte, waarna Trolloks in het rond werden gestrooid als kapot speelgoed. Er leken bliksems uit de hemel te regenen. Zilverblauwe bliksems sloegen doorlopend zo dicht bij het huis in dat het haar op Rhands armen en borst overeind wilde gaan staan, en ook het haar op zijn hoofd. Enkele Trolloks kregen de deuren van een van de schuren open en stroomden naar binnen. Hij verplaatste zijn handen en doodde degene die nog buiten stonden met flikkerende rode draden. Er waren er een paar binnengekomen, maar daar zouden de Saldeanen zelf mee moeten afrekenen. Op een andere schuur en een stal liepen vlammen over het riet en hoestten de mannen op het dak van de scherpe rook terwijl ze hun pijlen afschoten.
Luister naar me, Lews Therin. Het vuur. Je moet iets doen! Lews Therin zei niets maar spon enkel zijn webben om Trolloks en Myrddraal te doden.
‘Logain,’ riep Rhand. ‘Het vuur! Doof dat vuur!’ De andere man gaf ook geen antwoord, maar Rhand zag de wevingen die de hitte uit de vlammen trokken en ze doofden. Ze verdwenen gewoon en er bleef alleen koud, zwartgeblakerd riet achter waar niet eens rook vanaf kwam. De dood bevond zich tussen de Trolloks, maar ze waren zo dichtbij dat het huis nu ook rammelde van de ontploffingen van vuurbollen.
Plotseling stond er een Myrddraal voor het raam, zijn bleke oogloze gezicht zo kalm als dat van een Aes Sedai, zijn zwarte zwaard al naar hem uithalend. Het wezen werd in de borst geraakt door twee Aiel-speren en een werpmes in de keel, maar wankelde alleen, voordat het probeerde zijn slag af te maken. Rhand verstrengelde zijn vingers en voor het zwaard hem kon raken, scheurden er honderd pijlen van vuur door de Myrddraal. Het wezen vloog twintig pas naar achteren en lag doorboord en zwart bloedend op de grond. Myrddraal gingen maar zelden meteen dood, maar deze gaf geen kik meer. Rhand ging haastig op zoek naar meer doelwitten, maar hij besefte dat Lews Therin was opgehouden met geleiden. Hij voelde aan zijn kippenvel dat Cadsuane en Alivia de Kracht nog vasthielden, en voelde nog saidin in Logain, maar ook de andere man weefde geen webben meer.
Buiten lag de grond bezaaid met lijken en lichaamsdelen, van de akkers bijna tot aan de muren van het landhuis. Tot op een paar pas afstand van hen. Enkele paarden van de Myrddraal stonden nog overeind, een ervan met het voorbeen omhoog alsof het gebroken was. Er wankelde een Myrddraal zonder hoofd rond, wild zwaaiend met zijn zwaard, en hier en daar maakte een Trollok tevergeefs een spastische beweging om overeind te komen, maar verder bewoog er niets meer.
Het is gedaan, dacht hij. Het is gedaan, Lews Therin. Je kunt saidin nu loslaten. Harilin en Enaila stonden op de tafel, gesluierd en met hun speren in de hand. Min stond naast hen met een grimmig gezicht en een werpmes in elke hand. Door de binding kwam vrees, en niet om zichzelf, vermoedde hij. Ze hadden zijn leven gered, maar nu moest hij het zelf redden.
‘Dat was op het nippertje,’ mompelde Logain. ‘Als dit was gebeurd voordat ik hier was... Op het nippertje.’ Hij vermande zich, liet de Bron los en wendde zich af van het glasloze venster. ‘Was je van plan die nieuwe wevingen voor je lievelingen te bewaren, zoals Taim? Die Poorten. Waar hebben we die Trolloks naartoe gestuurd? Ik heb gewoon je weving precies nagemaakt.’
‘Het maakt niet uit waar ze naartoe zijn,’ zei Rhand afwezig. Hij had zijn aandacht op Lews Therin gericht. De waanzinnige, die verdomde stem in zijn hoofd, greep nog wat meer van de Kracht. Laat los, man. ‘Schaduwgebroed overleeft een doorgang door een Poort niet.’ Ik wil sterven, zei Lews Therin. Ik wil naar Ilyena. Als je echt dood wilde, waarom vermoordde je dan die Trolloks? dacht Rhand. Waarom vermoordde je die Myrddraal? ‘De mensen zullen groepen dode Trolloks vinden en misschien Myrddraal, zonder dat er iets aan te zien is,’ zei hij hardop.
Ik geloof dat ik me herinner dat ik ben gestorven, mompelde Lews Therin. Ik weet nog hoe ik het deed. Hij putte nog meer en Rhand voelde steken in zijn slapen.
‘Maar niet te veel op één plek. De bestemming verschuift telkens wanneer een Doodspoon opengaat.’ Rhand wreef over zijn slapen. Die pijn was een waarschuwing. Hij kwam in de buurt van de hoeveelheid saidin die hij kon bevatten zonder te sterven of op te branden. Je mag nog niet dood, zei hij tegen Lews Therin. We moeten Tarmon Gai’don halen, anders sterft de hele wereld. ‘Een Doodspoon,’ zei Logain, met afkeer in zijn stem. ‘Waarom hou je de Kracht nog vast?’ vroeg hij plotseling. ‘En zovéél. Als je me probeert te laten zien dat je sterker bent dan ik, dat weet ik al. Ik zag hoe groot je... je Doodspoorten waren vergeleken met die van mij. En volgens mij hou je elke druppel saidin vast die je veilig kunt bevatten.’
Dat trok de aandacht van de anderen. Min stopte haar messen weg en sprong van tafel, de binding plotseling zo vol angst dat die ervan leek te gonzen. Harilin en Enaila keken elkaar bezorgd aan, en keken toen weer uit het raam. Ze vertrouwden er niet op dat de Trolloks dood waren tot de lijken drie dagen onder de grond lagen. Alivia zette een stap naar hem toe, fronsend, maar hij schudde lichtjes zijn hoofd. Ze keerde zich weer naar het raam, maar haar frons bleef. Cadsuane schreed door de kamer, haar gladde gezicht streng en uitgestreken. ‘Wat voelt hij?’ wilde ze van Min weten. ‘Speel geen spelletje met me, meisje. Je weet wat dat kost. Ik weet dat hij je gebonden heeft, en je weet dat ik dat weet. Is hij bang?’
‘Hij is nooit bang,’ zei Min. ‘Behalve om mij of...’ Ze verstrakte koppig haar kaak, vouwde haar armen over haar borst en keek Cadsuane uitdagend aan. Te voelen aan de mengeling van emoties, van angst tot schaamte, die ze uit de binding probeerde te houden, maar wat mislukte, had ze wel een vermoeden van wat Cadsuane zou kunnen gaan doen.
‘Ik sta recht voor je,’ zei Rhand. ‘Als je wilt weten wat ik voel, vraag het me dan.’ Lews Therin? dacht hij. Er kwam geen antwoord, en de hoeveelheid saidin die hem vulde nam niet af. Zijn slapen begonnen te bonzen. ‘Nou?’ zei Cadsuane ongeduldig.
‘Ik voel me uitstekend.’ Lews Therin? ‘Maar ik heb een regel voor jou, Cadsuane. Bedreig Min niet nog eens. Laat haar eigenlijk maar helemaal met rust.’
‘Nou, nou. De jongen laat zijn tanden zien.’ Gouden vogels en vissen, sterren en manen bewogen mee toen ze haar hoofd schudde. ‘Maar doe dat maar niet te vaak. En je zou de jonge vrouw kunnen vragen of ze je bescherming wel wil.’ Vreemd genoeg had Min haar boze blik naar hem verlegd, en er kwam ergernis door de binding. Licht, het was al erg genoeg dat ze het niet leuk vond als hij zich zorgen om haar maakte. Nu leek ze Cadsuane in haar eentje te willen trotseren, iets wat hij zélf niet graag zou doen. We kunnen sterven bij Tarmon Gai’don, zei Lews Therin, en plotseling liep de Kracht uit hem weg.
‘Hij heeft losgelaten,’ zei Logain, alsof hij plotseling aan Cadsuanes kant stond.