Zoals gezegd heb ik gedaan wat ik hier kon doen. Ik denk dat ik mijn eed aan jou elders beter kan vervullen, dus heb ik Tomas meegenomen en ben vertrokken. Er zijn immers vele manieren om je te dienen, en er moet veel gebeuren. Ik ben ervan overtuigd dat je Cadsuane kunt vertrouwen, en je moet zeker naar haar raad luisteren, maar wees behoedzaam ten aanzien van andere zusters, ook zij die trouw aan je hebben gezworen. Zo’n eed betekent niets voor een Zwarte zuster, en zelfs degenen die in het Licht verkeren kunnen een eed opvatten op manieren die jij zou afkeuren. Je weet al dat maar weinigen een eed zien als iets wat altijd volledig moet worden gehoorzaamd. Enkelen vinden misschien nog andere wegen. Dus of je Cadsuanes raad opvolgt of niet, en ik herhaal dat je dat zou moeten doen, volg in ieder geval die van mij op. Wees heel behoedzaam.
De brief was eenvoudig ondertekend met ‘Verin’. Hij gromde zuur. Maar weinigen vonden dat de eed absolute gehoorzaamheid betekende? Eerder géén. Ze gehoorzaamden wel, meestal, maar de letter was niet altijd de geest. Neem Verin zelf, bijvoorbeeld. Ze waarschuwde hem dat de anderen dingen konden doen die hij zou afkeuren, maar ze had zelf niet gezegd waar ze naartoe ging of wat ze van plan was daar te doen. Was ze bang dat hij het zou afkeuren? Misschien was het gewoon weer de geheimzinnigheid van de Aes Sedai. Zusters vonden geheimen bewaren even natuurlijk als ademhalen.
Toen hij de brief naar Cadsuane uitstak, ging haar linkerwenkbrauw een stukje omhoog. Ze moest er zelf van geschrokken zijn, maar ze pakte de brief aan en hield hem onder het lantaarnlicht. ‘Een vrouw met vele maskers,’ zei ze uiteindelijk, en gaf hem het papier terug. ‘Maar ze geeft hier goede raad.’
Wat bedoelde ze met die maskers? Hij wilde het haar net vragen toen Loial en Ouder Haman plotseling in de deuropening verschenen, elk met een bijl met een lange steel en een ingewikkeld versierde bijlkop over de schouder.
De gepluimde oren van de witharige Ogier lagen achterover en zijn gezicht stond grimmig, en Loials oren flapperden. Van opwinding, nam Rhand aan. Soms was het moeilijk te zien. ‘We storen toch niet?’ vroeg Ouder Haman, en stak zijn oren omhoog toen hij bedroefd naar de rij lijken keek. ‘Geenszins,’ zei Rhand, en stak de brief weer in zijn zak. ‘Ik zou graag naar je huwelijk komen, Loial, maar...’
‘O, dat is al achter de rug, Rhand,’ zei Loial. Hij moest wel opgewonden zijn; het was niets voor hem om anderen in de rede te vallen. ‘Mijn moeder stond erop. Er zal niet eens veel tijd zijn voor een feestmaal, misschien wel helemaal geen tijd, met de Stronk en zo en ik die...’ De oudere Ogier legde een hand op zijn arm. ‘Wat?’ zei Loial, en keek hem aan. ‘O. Ja. Natuurlijk. Nou.’ Hij wreef onder zijn brede neus met een vinger zo groot als een dikke worst. Iets wat hij niet mocht weten? Zelfs Ogier hadden schijnbaar geheimen. Rhand raakte de brief in zijn zak aan. Eigenlijk had iedereen geheimen.
‘Ik beloof je dit, Rhand,’ zei Loial. ‘Wat er ook gebeurt, ik ben bij je bij Tarmon Gai’don. Wat er ook gebeurt.’
‘Jongen toch,’ mompelde Ouder Haman. ‘Ik denk niet dat je moet...’ Hij liet zijn woorden wegsterven, hoofdschuddend en rommelend in zichzelf als een aardbeving in de verte.
Rhand was in drie stappen bij hem en stak zijn rechterhand naar hem uit. Loial glimlachte breed, bij een Ogier betekende dat heel erg breed, en omvatte zijn hand met gemak. Van zo dichtbij moest Rhand zijn hoofd in zijn nek leggen om zijn vriend in het gezicht te kunnen kijken. ‘Dank je, Loial. Ik kan je niet zeggen hoeveel dat voor me betekent. Maar ik zal je eerder nodig hebben.’
‘Je... hebt me nodig?’
‘Loial, ik heb de Poorten die ik ken verzegeld, in Caemlin en Cairhien, Illian en Tyr, en ik heb een hele nare val gezet op de Poort die is geopend in de buurt van Fal Dara, maar ik kon die bij Far Madding niet vinden. Zelfs als ik weet dat er een Poort in een stad moet zijn, kan ik die zelf niet vinden, en dan zijn er nog al die steden die niet meer bestaan. Ik heb jou nodig om de rest te vinden, Loial, anders kunnen er Trolloks in alle landen tegelijk naar binnen stromen, en zal niemand weten dat ze komen tot ze midden in Andor of Cairhien staan.’
Loials glimlach verdween. Zijn oren trilden en zijn wenkbrauwen dropen omlaag tot de uiteinden op zijn wangen lagen. ‘Ik kan niet, Rhand,’ zei hij droevig, ik moet morgen heel vroeg weg, en ik weet niet wanneer ik weer Buiten zal kunnen komen.’ ik weet dat je al heel lang uit de stedding weg bent, Loial.’ Rhand probeerde zijn stem vriendelijk te laten klinken, maar toch klonken zijn woorden hard. Vriendelijkheid leek een vage herinnering. ‘Ik zal met je moeder praten. Ik zal haar ervan overtuigen dat ze je laat vertrekken als je een beetje bent uitgerust.’
‘Hij heeft wel meer nodig dan een beetje rust.’ Ouder Haman zette zijn bijl met de steel op de grond, greep de bijlkop met beide handen vast en keek Rhand streng aan. Ogier waren een vredig volkje, maar hij leek allesbehalve vredig. ‘Hij is al meer dan vijf jaar Buiten, veel te lang. Hij heeft minstens een paar weken rust nodig in een stedding. Een paar maanden zou beter zijn.’
‘Mijn moeder neemt die beslissingen niet langer, Rhand. Hoewel ik denk dat ze daar zelf nog verbaasd over is. Erith doet dat nu. Mijn vrouw.’ Zijn bulderende stem legde zo veel trots in dat woord dat hij op knappen leek te staan. Zijn borstkas zwol op en zijn glimlach spleet zijn gezicht bijna in tweeën.
‘En ik heb je nog niet eens mijn gelukwensen gegeven,’ zei Rhand, en sloeg hem op de schouder. Zijn poging tot hartelijkheid klonk hem zelf vals in de oren, maar hij deed zijn best. ‘Als je maanden nodig hebt, dan krijg je maanden. Maar ik heb nog steeds een Ogier nodig om die Poorten te vinden. Morgenochtend breng ik jullie allemaal zelf naar stedding Shangtai. Misschien kan ik daar iemand overhalen het te doen.’ Ouder Haman verplaatste zijn fronsende blik naar zijn handen op de bijl en begon weer te mompelen, te zacht om te verstaan, als een hommel zo groot als een hond die in een pot in een andere kamer zoemt. Hij leek met zichzelf te overleggen. ‘Dat kan tijd kosten,’ zei Loial twijfelend. ‘Je weet dat we niet graag overhaast beslissingen nemen. Ik weet niet eens zeker of ze wel een mens in de stedding binnen zullen laten, vanwege de Stronk. Rhand? Als ik niet terug kan komen voor de Laatste Slag... Dan zul je toch wel mijn vragen beantwoorden over wat er is gebeurd terwijl ik in de stedding was? Ik bedoel, zonder dat ik elk woord uit je moet sleuren?’
‘Als ik kan, ja,’ zei Rhand.
Als je kunt, snauwde Lews Therin. Je hebt beloofd dat we eindelijk kunnen sterven bij Tarmon Gai’don. Je hebt het beloofd, waanzinnige’.
‘Hij zal alle vragen beantwoorden die je stelt, Loial,’ zei Min vastberaden, ‘zelfs al moet ik de hele tijd naast hem blijven staan.’ Er kwam woede door de binding. Ze scheen echt te weten wat hij dacht. Ouder Haman schraapte zijn keel. ‘Ik denk dat ik zelf meer gewend ben aan Buiten dan bijna alle anderen, behalve de steenvoegers. Eh. Ja. Eigenlijk denk ik dat ik waarschijnlijk de beste kandidaat ben voor uw taak.’
‘Poeh!’ zei Cadsuane. ‘Schijnbaar steek je zelfs Ogier aan, jongen.’ Ze klonk streng maar haar gezicht was uitgestreken, onpeilbaar, en verborg alles wat er achter die donkere ogen schuilging. Loials oren stonden stijf rechtop van schrik, hij liet bijna zijn bijl vallen en greep er onhandig naar. ‘U? Maar de Stronk dan, Ouder Haman! De Grote Stronk!’ ik denk dat we dat veilig aan jou kunnen overlaten, mijn jongen. Je woorden waren eenvoudig maar welbespraakt. Eh. Eh. Mijn advies is: streef niet naar schoonheid. Hou vast aan die eenvoudige welbespraaktheid, en mogelijk verras je behoorlijk wat toehoorders. Onder wie je moeder.’