Выбрать главу

Toen Katerine meldde dat Galina een van de slachtoffers was bij Dumais Bron, was Tsutama bijna met een meerderheid verheven om haar te vervangen.

Ze had een heel goede naam gehad als Gezetene, tenminste vóór haar betrokkenheid bij de walgelijke gebeurtenissen die geleid hadden tot haar ondergang, en veel Rode zusters vonden dat er in deze tijden een zo hard mogelijke Hoogste nodig was. Galina’s dood had een grote last van Pevara’s schouders gehaald – de Hoogste, een Duistervriend; o, dat was een kwelling geweest! – maar ze was onzeker over Tsutama. Er was nu iets... wilds aan haar. Iets onvoorspelbaars. Was ze wel helemaal bij haar volle verstand? Maar eigenlijk kon je diezelfde vraag wel stellen over de gehele Witte Toren. Hoeveel zusters waren nu nog helemaal bij hun volle verstand? Alsof ze haar gedachten had aangevoeld, richtte Tsutama haar strakke blik op Pevara. Pevara kleurde of schrok niet, zoals bij velen wél gebeurde, maar ze wenste dat Duhara er was, gewoon zodat de Hoogste nog een derde Gezetene had om naar te staren en ze het leed konden delen. Ze wenste dat ze wist waar de vrouw naartoe was gegaan en waarom, met een opstandelingenleger dat zijn kamp had opgeslagen buiten Tar Valon. Meer dan een week geleden was Duhara eenvoudig aan boord van een schip gegaan zonder een woord tegen iemand te zeggen, voor zover Pevara wist, en niemand leek te weten of ze naar het noorden of het zuiden was gegaan. Tegenwoordig wantrouwde Pevara iedereen en bijna alles.

‘Hebt u ons hier geroepen over iets in die brief, Hoogste?’ zei ze uiteindelijk. Ze keek kalm in die verontrustende blik, maar ze begon te verlangen naar een slok uit haar eigen rijkversierde kom, en ze wenste dat er wijn in zat in plaats van thee. Ze plaatste de kom zorgvuldig op de smalle leuning van haar stoel. De blikken van de andere vrouw gaven haar het gevoel alsof er spinnen over haar huid liepen. Na een hele tijd richtte Tsutama haar ogen op de brief op haar schoot. Ze hield hem open met haar hand zodat hij zich niet oprolde. De brief was geschreven op het heel dunne papier dat ze gebruikten om met duiven te versturen, en de kleine inktletters waren duidelijk zichtbaar door het papier heen en leken de bladzijde helemaal te vullen. ‘Deze komt van Sashalle Anderly,’ zei ze. Pevara kromp ineen van medelijden en Javindhra gromde, en dat kon van alles betekenen. Arme Sashalle. Tsutama ging verder zonder enig uiterlijk teken van medeleven. ‘Dat wicht denkt dat Galina is ontsnapt, omdat de brief aan haar gericht is. Veel van wat ze schrijft, bevestigt alleen maar wat we al van andere bronnen weten, onder wie Toveine. Maar zonder ze te benoemen, zegt ze dat ze “de leiding heeft over de meeste zusters in de stad Cairhien”’.

‘Hoe kan Sashalle nou de leiding hebben over zusters?’ Javindhra schudde haar hoofd; haar gezichtsuitdrukking ontkende die mogelijkheid. ‘Is ze misschien gek geworden?’

Pevara zweeg. Tsutama gaf antwoorden wanneer zij dat wilde, en maar zelden wanneer je erom vroeg. In Toveines eerdere brief, ook gericht aan Galina, was Sashalle helemaal niet genoemd, en de andere twee ook niet, maar zij vond het hele onderwerp natuurlijk uitermate smakeloos. Zelfs erover nadenken was al alsof je rotte pruimen at. De meeste van haar woorden gebruikte ze om de schuld van de gebeurtenissen voor Elaida’s voeten te gooien, hoe indirect ook. Tsutama’s ogen schoten als dolken in Javindhra’s richting, maar ze vervolgde zonder aarzelen. ‘Sashalle vertelt over Toveines verdomde bezoek aan Cairhien met de andere zusters en die brandende Asha’man, hoewel ze duidelijk niets weet van die verdomde binding. Ze vond het allemaal heel vreemd, zusters die zich ophouden met Asha’man op “gespannen maar vaak vriendelijke voet”. Bloed en bloedas! Zo schrijft ze het, het Licht brande me.’ Tsutama’s toon, die geschikt was om te onderhandelen over de prijs van kant, was in scherp contrast met de intensiteit van haar ogen en haar taalgebruik, en gaf geen aanwijzing over wat ze van het onderwerp vond. ‘Sashalle zegt dat ze toen ze vertrokken brandende zwaardhanden meenamen, die toebehoorden aan de zusters van wie ze denkt dat ze bij de jongen zijn. Dus het lijkt vrijwel zeker dat ze naar hem op zoek waren en hem inmiddels wel hebben gevonden. Ze heeft geen benul waarom.

Maar ze bevestigt wat Toveine beweerde over Logain. Blijkbaar is die kerel niet langer gestild.’

‘Onmogelijk,’ mompelde Javindhra zachtjes in haar theekom. Tsutama hield er niet van als haar uitlatingen werden tegengesproken. Pevara hield haar mening voor zich en nam slokjes uit haar eigen kom. Tot dusver leek er niets in de brief te staan wat het bespreken waard was, behalve hoe Sashalle ergens ‘de leiding’ over kon hebben, en ze dacht liever aan allerlei andere dingen dan aan het lot van Sashalle. De thee smaakte naar bosbessen. Hoe had Tsutama zo vroeg in de lente de hand weten te leggen op bosbessen? Misschien waren het gedroogde.

‘Ik zal jullie de rest voorlezen,’ zei Tsutama. Ze vouwde het papier open en las het snel bijna helemaal tot onderaan door voordat ze hardop begon. Schijnbaar had Sashalle nogal veel details beschreven. Wat verzweeg de Hoogste? Zoveel verdenkingen.

‘Ik heb zo lang niet geschreven omdat ik niet wist hoe ik moest zeggen wat ik moest zeggen, maar nu begrijp ik dat de enige manier is om gewoon de feiten op tafel te leggen. Samen met een aantal andere zusters, die ik zelf zal laten beslissen of ze willen onthullen wat ik nu ga onthullen, heb ik een eed van trouw gezworen aan de Herrezen Draak. Die zal standhouden totdat Tarmon Gai’don gestreden is.’

Javindhra slaakte een kreetje en haar ogen puilden uit, maar Pevara fluisterde enkeclass="underline" ‘Ta’veren.’ Dat moest het zijn. Ta’veren was altijd haar uitleg voor de meeste verontrustende geruchten die uit Cairhien kwamen.

Tsutama las gewoon verder.

‘Wat ik doe, doe ik voor de Rode Ajah en de Toren. Indien jullie het hier niet mee eens zijn, onderwerp ik mij aan jullie straf. Na Tarmon Gai’don. Zoals jullie wellicht hebben gehoord, zijn Irgain Fatamed, Ronaille Vevanios en ik allemaal gesust toen de Herrezen Draak ontsnapte bij Dumais Bron. We zijn echter geheeld door een man genaamd Damer Flin, een van de Asha’man, en we lijken allemaal volledig hersteld. Hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt, ik zweer onder het Licht en bij mijn hoop op redding en wedergeboorte dat het waar is. Ik kijk uit naar mijn uiteindelijke terugkeer naar de Toren, waar ik de Drie Geloften opnieuw zal afleggen om mijn toewijding aan mijn Ajah en aan de Toren te herbevestigen.’

Tsutama vouwde de brief weer op en schudde lichtjes met haar hoofd. ‘Er staat nog meer in, maar het is meer van dat verdomde gezeur; dat ze doet wat ze doet voor de Ajah en de Toren.’ Een glinstering in haar ogen gaf aan dat Sashalle er misschien wel spijt van zou krijgen als ze de Laatste Slag overleefde.

‘Als Sashalle echt geheeld is,’ begon Pevara, maar ze kon niet doorgaan. Ze bevochtigde haar lippen met thee, bracht de kom toen weer naar haar mond en nam een slok. De mogelijkheid leek te mooi om waar te zijn, een sneeuwvlok die zou smelten als je hem aanraakte. ‘Dat is onmogelijk,’ gromde Javindhra, zij het niet zo hard. Toch richtte ze haar opmerking op Pevara, zodat de Hoogste niet zou denken dat die voor haar bedoeld was. Haar gezicht stond streng door haar diepe frons. ‘Sussen kan niet worden geheeld. Stillen kan niet worden geheeld. Ik zie nog eerder schapen vliegen! Sashalle moet last hebben van waandenkbeelden.’

‘Toveine heeft het misschien mis,’ zei Tsutama op krachtige toon, ‘maar als dat zo is, begrijp ik niet waarom die brandende Asha’man toestaan dat Logain zich bij hen aansluit, laat staan de leiding over hen heeft. Ik kan me alleen niet voorstellen dat Sashalle het mis heeft over zichzelf. En ze schrijft niet als een vrouw met waandenkbeelden. Soms is het onmogelijke pas onmogelijk totdat de eerste vrouw het doet. Dus. Een gestilde is geheeld. Door een man. Die verdomde Seanchaanse sprinkhanen beteugelen elke vrouw die ze kunnen vinden die kan geleiden, schijnbaar ook een aantal zusters. Twaalf dagen geleden... Nou, jullie weten net zo goed als ik wat er gebeurd is. De wereld is een nog gevaarlijker plek geworden dan op enig ogenblik sinds de Trollok-oorlogen, misschien zelfs wel sinds het Breken zelf. Daarom heb ik besloten dat we doorgaan met onze plannen voor die verdomde Asha’man, Pevara. Het is smakeloos en gevaarlijk, maar het Licht brande me, we hebben geen keus. Jij en Javindhra gaan het samen regelen.’