Выбрать главу

Een heel donkere kerel met kleine krulletjes, die aan een vierkante tafel bij de deur zat, leek de Speervrouwen echter helemaal niet op te merken. Rhand dacht eerst dat hij van het Zeevolk was, hoewel hij een bijzondere jas droeg zonder kraag, ooit wit maar nu gevlekt en gekreukeld, ik zeg je, ik heb een schip vol met veel, veel van die – die wormen die... die, ja... zijde maken,’ zei hij haperend, met een vreemd muzikale tongval. ‘Maar ik heb die... die eh... enbessen... ja, enbesbladeren nodig om ze te voeren. We worden rijk.’ Zijn metgezel maakte een wegwerpgebaar met zijn vette hand terwijl hij naar de Speervrouwen staarde. ‘Wormen?’ zei hij afwezig, iedereen weet dat zijde aan bomen groeit.’

Rhand liep verder de gelagkamer in en schudde zijn hoofd toen de waard naar hem toe kwam. Wormen! Wat mensen allemaal niet verzonnen om geld uit andermans zak te kloppen. ‘Agardo Saranche tot uw dienst, Heer, Vrouwes,’ zei de slanke, kalende man met een diepe buiging en veel armgezwaai. Lang niet alle Tyreners waren donker, maar hij had een bijna even lichte huid als een Cairhienin. ‘Hoe kan ik u dienen?’ Zijn donkere ogen gingen steeds terug naar de Speervrouwen, en dan trok hij telkens aan zijn lange blauwe jas alsof die plotseling te strak zat. ‘We willen een kamer met goed uitzicht op de Steen,’ zei Rhand. ‘Zijde komt van wormen, mijn vriend,’ lispelde een man achter hem. ik verwed er mijn ogen onder.’

Bij die bekende tongval draaide Rhand zich om. Alivia staarde met grote ogen en een bleek gezicht een man in een donkere jas na, die juist de deur naar de straat uit liep. Met een vloek rende Rhand naar de deur, maar er liepen wel een tiental mannen in zwarte jassen weg van de herberg, en elk van hen kon dat gezegd hebben. Hij kon de man met zijn gemiddelde postuur niet van achteren herkennen. Wat deed een Seanchaan in Tyr? Verkennen voor een volgende invasie? Rhand zou daar snel een eind aan maken. Maar hij wendde zich van de deur af en wenste dat hij die man in handen had kunnen krijgen. Weten was beter dan gissen.

Hij vroeg Alivia of ze de man goed had gezien, maar ze schudde zwijgend haar hoofd. Haar gezicht was nog steeds bleek. Ze was vol vuur als ze praatte over wat ze sul’dam wilde aandoen, maar blijkbaar was het horen van de tongval van haar geboorteland voldoende om haar van streek te maken. Hij hoopte dat dat geen zwakte van haar zou blijken te zijn. Ze zou hem helpen, op de een of andere manier, en hij kon zich geen zwakke schakels veroorloven. ‘Wat weet u over die man die net vertrok?’ vroeg hij aan Saranche. ‘Die man die zo lispelde.’

De waard knipperde met zijn ogen. ‘Niets, Heer. Ik heb hem nog nooit eerder gezien. Wilt u één kamer, Heer?’ Hij keek naar Min en de andere vrouwen, en zijn lippen bewogen alsof hij telde. ‘Als u denkt aan een ongepastheid, baas Saranche,’ zei Nynaeve verontwaardigd, rukkend aan de vlecht die uit de kap van haar mantel hing, ‘hou daar dan maar snel mee op. Voordat ik u een oorvijg geef.’ Min siste zachtjes en bracht een hand naar haar mouw voordat ze zich bedacht. Licht, wat greep ze snel naar haar messen! ‘Wat voor ongepastheid?’ vroeg Alivia verwonderd. Cadsuane snoof.

‘Eén kamer,’ zei Rhand geduldig. Vrouwen vinden altijd wel een reden om verontwaardigd te zijn, dacht hij. Of was dat Lews Therin geweest? Hij schokschouderde ongemakkelijk. En met een beetje ergernis, die hij nog net uit zijn stem kon houden: ‘Uw grootste kamer, met uitzicht op de Steen. We hebben hem niet lang nodig. U kunt hem vanavond weer aan iemand anders verhuren. Maar mogelijk moeten onze paarden hier wel een dag of twee blijven.’ Saranches smalle gezicht stond opgelucht, al klonk zijn stem treurig; overduidelijk geveinsde droefenis. ‘Helaas is mijn grootste kamer bezet, Heer. Al mijn grote kamers zijn bezet. Maar ik begeleid u met alle plezier naar De Drie Manen verderop in de straat en...’

‘Poeh!’ Cadsuane duwde haar kap vergenoeg naar achteren om haar gezicht en enkele van haar gouden haarversieringen te onthullen. Haar gezicht stond koel en uitgestreken, haar blik onverzettelijk, ik denk dat je wel een manier kunt vinden om die kamer vrij te krijgen, jongen. Verzin er maar iets op. Betaal hem goed,’ zei ze vervolgens tegen Rhand, en haar haarversieringen zwaaiden aan de kettinkjes heen en weer. ‘Dat was een raadgeving, geen bevel.’ Saranche pakte Rhands dikke goudkroon monter aan – hij verdiende waarschijnlijk zelfs in een week nooit zoveel – maar het was vooral het leeftijdloze gezicht van Cadsuane waardoor hij de trap achter in de gelagkamer oprende. Even later keerde hij terug om hen naar een kamer op de eerste verdieping te begeleiden. De wanden waren met donker hout bedekt, er stond een onopgemaakt bed dat groot genoeg was voor drie personen, en daarnaast waren twee vensters die uitzicht boden op de Steen, die boven de daken te zien was. De vorige gast was zo snel naar buiten gejaagd dat er nog een wollen kous aan het voeteneinde van het bed lag, en een hoornen kam bij de waskom in de hoek. De waard bood aan hun zadeltassen naar boven te laten brengen, en wijn, en leek verbaasd toen Rhand weigerde. Met één blik op Cadsuanes gezicht maakte hij echter een buiging en vertrok haastig.

De kamer was vrij groot voor een kamer in een herberg, maar niet vergeleken met de meeste kamers in Algarins landhuis, laat staan een paleis. Vooral niet nu hij met zijn hele gevolg binnen was. De muren leken op Rhand af te komen. Plotseling had hij een zwaar gevoel op zijn borst. Ademen ging moeilijk. De binding werd vervuld van medelijden en bezorgdheid.

De kist, hijgde Lews Therin. Moet uit de kist zien te komen! Hij hield zijn blik op de vensters gericht – hij moest de Steen zien, want het zien van de open lucht tussen de Draak en de Steen, de hemel boven, maakte het ademen wat gemakkelijker. Een beetje maar. Hij hield zijn blik gericht op de hemel boven de Steen en droeg iedereen op om tegen de muren te gaan staan. Ze gehoorzaamden meteen. Nou, Cadsuane keek hem scherp aan voordat ze naar de muur schreed, en Nynaeve snoof voordat ze gehoorzaamde, maar de rest was snel. Als ze dachten dat hij ruimte wilde voor de veiligheid, dan was dat deels waar. De kamer leek wat groter nu. Een beetje groter maar, maar elke duim was een gezegende opluchting. De binding was vervuld van bezorgdheid.

Moet eruit zien te komen, kreunde Lews Therin. Moet eruit zien te komen.

Rhand zette zich schrap voor wat hij wist dat komen ging, waakte voor eventuele pogingen van Lews Therin, greep de mannelijke helft van de Ware Bron en werd doorstroomd met saidin. Had de waanzinnige geprobeerd saidin eerst te grijpen? Hij had erlangs gestreken, zeker, het aangeraakt, maar de saidin was van Rhand.

Bergen van vuur, ineenstortend in vlammende lawines, probeerden hem weg te vagen. Golven, kouder dan ijs, probeerden hem te verpletteren in woeste zeeën. Hij genoot ervan, voelde zich plotseling vol leven, alsof hij even daarvoor nog had geslaapwandeld. Hij hoorde de ademhaling van iedereen in de kamer, zag de grote banier boven op de Steen zo duidelijk dat hij bijna de structuur van de stof kon zien. De dubbele wond in zijn zij klopte alsof die probeerde uit zijn lichaam te scheuren, maar nu de Kracht hem vervulde kon hij de pijn negeren. Hij had mogelijk zelfs een zwaardsteek kunnen negeren.

Maar samen met saidin kwam de onvermijdelijke vlaag van misselijkheid, de bijna overstelpende drang om te bukken en elke maaltijd die hij ooit had gegeten uit te kotsen. Zijn knieën knikten ervan. Hij vocht daar even hard tegen als hij tegen de Kracht vocht, en je moest altijd tegen saidin vechten. Een man moest saidin dwingen te gehoorzamen aan zijn wil, anders vernietigde het hem. Het gezicht van de man uit Shadar Logoth dreef even door zijn gedachten. De man keek woest. En alsof hij op het punt stond om over te geven. Hij was zich zonder twijfel op dat ogenblik bewust van Rhand, en Rhand van hem. Als hij een haar verschoof, zouden ze elkaar aanraken. Slechts een haar.