Выбрать главу

‘Doe niet zo nukkig, Darlin,’ mompelde Caraline, en haar hese stem klonk vermaakt. ‘Mannen zijn altijd zo nukkig, vind je ook niet, Min?’ Om de een of andere reden lachte Min blaffend. ‘Wat doen jullie hier?’ wilde Rhand weten van de twee mensen die hij hier niet verwacht had. Hij nam een beker aan van een van de bedienden terwijl de andere aarzelde te kiezen tussen Min en Alivia. Min won, misschien omdat Alivia’s blauwe gewaad zo eenvoudig was. Min nipte van haar wijn en liep naar Caraline toe – na een blik van de Cairhiense liep Darlin grijnzend weg – en de twee vrouwen staken de koppen bij elkaar om te fluisteren. Vervuld van de Kracht kon Rhand af en toe een woord verstaan. Zijn naam, die van Darlin.

Weiramon Saniago, ook een hoogheer van Tyr, was niet klein en stond fier rechtop als een zwaard, maar hij deed een beetje denken aan een rondstappende haan. Zijn grijzende baard, in een punt geknipt en geolied, trilde bijna van trots. ‘Heil aan de Heer van de Morgen,’ oreerde hij met een buiging. Weiramon hield van oreren en declameren. ‘Wat ik hier doe, mijn Drakenheer?’ Hij leek van slag door de vraag. ‘Nou, toen ik hoorde dat Darlin werd belegerd in de Steen, kon ik niet anders dan hem te hulp schieten. Mijn ziel mag branden, ik heb enkele van de anderen geprobeerd over te halen met me mee te gaan. We zouden snel een einde hebben gemaakt aan Estanda en de zijnen, dat zweer ik!’ Hij balde een vuist om te laten zien hoe hij de opstandelingen zou hebben verpletterd. ‘Maar alleen Anaiyella had de moed. Die Cairhienin waren een stelletje lafaards!’ Caraline onderbrak haar gesprek met Min en wierp Rhand een blik toe die hem had kunnen verwonden, zo scherp! Astoril tuitte zijn lippen en begon zijn wijn te bestuderen.

Hoogvrouwe Anaiyella Narencelona droeg ook een jas en een strakke broek met hooggehakte laarzen, hoewel zij er een kanten kraag bij droeg, en haar groene jas was bezet met parels. Op haar donkere haar droeg ze een muts van parels. Ze was een slanke, knappe vrouw. Ze maakte glimlachend een kniks en scheen liever Rhands hand te willen kussen. Moed was niet een woord dat bij hem opkwam als hij naar haar keek, maar lef... ‘Mijn Drakenheer,’ kirde ze. ‘Konden we maar volkomen succes melden, maar mijn Meester der Paarden is gesneuveld in gevechten met de Seanchanen, en u hebt de meeste van mijn wapenlieden in Illian gelaten. Toch hebben we een slag kunnen toebrengen uit uw naam.’

‘Succes? Een slag?’ Alanna’s boze blik richtte zich op Weiramon en Anaiyella voordat ze zich weer naar Rhand omdraaide. ‘Ze legden aan bij de haven van de Steen met één schip, maar ze hebben de meeste wapenlieden en alle huurlingen die ze in Cairhien hadden gemonsterd stroomopwaarts langs de rivier afgezet. Met bevelen om de stad binnen te gaan en de opstandelingen aan te vallen.’ Ze maakte een walgend geluid. ‘Het enige waar dat toe leidde waren een heleboel doden, en onze onderhandelingen met de opstandelingen waren weer daar aanbeland waar we begonnen waren.’ Anaiyella’s glimlach vertrok ziekelijk.

‘Mijn plan was om vanuit de Steen een uitval te doen en ze van beide zijden aan te vallen,’ protesteerde Weiramon. ‘Darlin weigerde. Weigerde!’

Darlin grijnsde nu niet meer. Hij stond met zijn benen gespreid en zag eruit als een man die liever een zwaard in zijn handen had gehad dan een beker. ‘Ik zei het je toen al, Weiramon. Ook als ik alle Verdedigers bij de Steen had weggehaald, waren de opstandelingen nog steeds veruit in de meerderheid geweest. Ze hebben elke huurling van de Erinin tot de Baai van Remara ingelijfd.’ Rhand ging zitten en legde een arm over de rugleuning. Caraline en Min schenen het nu over kleding te hebben. Ze zaten in ieder geval aan elkaars jassen en hij hoorde woorden als platsteek en diagonale lijnen, wat dat ook allemaal betekende. Alanna’s blik ging van hem naar Min en terug, en door de binding voelde hij afwisselend ongeloof en argwaan.

‘Ik heb jullie twee in Cairhien gelaten, omdat ik jullie in Cairhien wilde hebben,’ zei hij. Hij vertrouwde ze geen van beiden, maar ze konden weinig kwaad aanrichten in Cairhien, waar ze uitlanders zonder macht waren. Zijn woede, aangewakkerd door zijn misselijkheid, klonk door in zijn stem. ik wil dat jullie daar zo snel mogelijk naar terugkeren. Zo snel mogelijk.’

Anaiyella’s glimlach werd nog ziekelijker en ze kromp licht ineen. Weiramon was wat taaier. ‘Mijn Drakenheer, ik doe uw werk waar u dat beveelt, maar ik kan u het beste dienen op mijn geboortegrond. Ik ken deze opstandelingen, weet wie ik kan vertrouwen en waar...’

‘Zo snel mogelijk!’ snauwde Rhand, en sloeg zo hard met zijn vuist op de stoelleuning dat het hout er luid van kraakte. ‘Eén,’ zei Cadsuane, heel duidelijk maar onverklaarbaar.

‘Ik stel dringend voor dat u doet wat hij zegt, Heer Weiramon.’ Nynaeve keek Weiramon open aan en nam een slokje wijn. ‘Hij is nogal opvliegend de laatste tijd, meer dan ooit, en u wilt niet het onderwerp zijn van die opvliegendheid.’

Cadsuane haalde diep adem. ‘Hou je hierbuiten, meisje,’ zei ze scherp. Nynaeve keek haar boos aan, deed haar mond open, grimaste toen en sloot hem weer. Ze greep haar vlecht en schreed over het tapijt naar Min en Caraline. Ze was heel goed geworden in schrijden. Weiramon keek Cadsuane een tijdlang onderzoekend aan, met zijn hoofd in zijn nek zodat hij langs zijn neus staarde. ‘Zoals de Herrezen Draak beveelt,’ zei hij uiteindelijk, ‘zo gehoorzaamt Weiramon Saniago. Mijn schip kan morgen klaar zijn om uit te zeilen, denk ik. Is dat goed genoeg?’

Rhand knikte kortaf. Het zou genoeg moeten zijn. Hij was niet van plan ook maar een ogenblik te verspillen om een Poort te maken en die twee dwazen vandaag nog te krijgen waar ze hoorden. ‘Er is honger in de stad,’ zei hij, en keek naar de gouden beer – hoeveel dagen zou je Tyr kunnen voeden met zoveel goud? Door de gedachte aan eten kromp zijn maag samen – en hij wachtte op een antwoord dat snel kwam, al kwam het niet uit de richting die hij verwacht had. ‘Darlin heeft koeien en schapen naar de stad laten drijven,’ zei Caraline met een vrij warme stem. Rhand was nu nog de enige die haar dodelijke blikken in ontvangst nam. ‘Tegenwoordig...’ Ze aarzelde, hoewel haar blik geen ogenblik minder intens werd. ‘Tegenwoordig is vlees al twee dagen na de slacht bedorven, dus heeft hij de dieren hierheen laten brengen, en wagens vol graan. Estanda en haar metgezellen hebben het allemaal ingepikt.’

Darlin lachte haar vriendelijk toe, maar zijn stem klonk verontschuldigend. ik heb het drie keer geprobeerd, maar schijnbaar is Estanda inhalig. Het leek me zinloos om mijn vijanden te blijven bevoorraden. Uw vijanden.’

Rhand knikte. De man negeerde de toestand in de stad tenminste niet. ‘Er zijn twee jongens die buiten de muren wonen. Doni en Com. Ik weet niet hoe ze verder heten. Ongeveer tien jaar oud. Zodra de kwestie met opstandelingen is opgelost en je de Steen kunt verlaten, zou ik het op prijs stellen als je ze opzoekt en een oogje op hen houdt.’ Min maakte een keelgeluid, en door de binding kwam zo’n groot gevoel van verdriet dat het bijna de uitbarsting van liefde die ermee gepaard ging overstemde. Dus ze had waarschijnlijk de dood gezien. Maar ze had het mis gehad over Moiraine. Misschien kon deze schouwing worden veranderd door ta’veren.

Nee, gromde Lews Therin. Haar schouwingen mogen niet veranderen. We moeten sterven! Rhand negeerde hem. Darlin leek zich te verwonderen over het verzoek, maar hij stemde erin toe, zoals in elk verzoek van de Herrezen Draak. Rhand wilde juist het doel van zijn bezoek ter sprake brengen toen Bera Harkin, een andere Aes Sedai die hij naar Tyr had gestuurd om de opstandelingen aan te pakken, binnenkwam. Ze keek fronsend over haar schouder alsof de Speervrouwen het haar moeilijk hadden gemaakt. Misschien was dat ook wel zo. De Aiel beschouwden de Aes Sedai die eedgezworen aan hen waren als leerlingen van Wijzen, en Speervrouwen grepen elke kans om leerlingen eraan te herinneren dat ze nog geen Wijzen waren. Ze was een stevige vrouw, haar bruine haren kort om haar vierkante gezicht geknipt, en ondanks haar groene zijde zou ze er zonder de leeftijdloosheid van de Aes Sedai hebben uitgezien als een boerin. Een boerin die echter haar huis en boerderij met harde hand bestuurde, en een koning nog zou vertellen dat hij geen modderige voetstappen in haar keuken moest maken. Ze was immers van de Groene Ajah, met alle trots en hooghartigheid die daarbij hoorden. Ze keek ook fronsend naar Alivia, met alle minachting van een Aes Sedai voor wilders, en haar blik werd koel toen ze Rhand zag.