Ze keek fronsend naar het boek maar zag geen woord staan. Waarom had Magla zich in Salidar zo voor Salita uitgesproken? Magla had weliswaar meerdere namen genoemd, de ene nog belachelijker dan de andere, maar was op Salita uitgekomen toen ze besloot dat de mollige Tyreense de beste kans had om tot een zetel verheven te worden. Romanda zelf had Dagdara gesteund, een veel geschiktere kandidate en bovendien iemand die ze dacht zonder veel problemen te kunnen ompraten. Eigenlijk had ze zelf een zetel gewild, terwijl Magla er al een had. Dat droeg gewicht, ook al had Romanda voorheen langer dan wie dan ook een zetel gehad. Nou ja, het was gebeurd, en dat was dat. Wat je niet kon verhelpen, moest je doorstaan.
Nisao dook de tent binnen en de gloed van saidar rondom haar verdween. In het ogenblik voordat de tentflap dichtviel, zag ze Sarin buiten staan; Nisao’s kale, gedrongen zwaardhand stond, met een hand op zijn zwaardgevest en zijn hoofd heen en weer draaiend, duidelijk op de uitkijk.
‘Kan ik je onder vier ogen spreken?’ vroeg de kleine zuster. Ze was zo klein dat ze Sarin groot deed lijken, en deed Romanda altijd denken aan een mus met grote ogen. Er was echter niets kleins aan haar observatievermogens of haar verstand. Ze was een voor de hand liggende keuze geweest voor de raad van de Ajahs die Egwene in de gaten hield, en het was zeker niet haar fout dat die raad weinig of geen invloed op de vrouw had.
‘Natuurlijk, Nisao.’ Romanda deed achteloos het boek dicht en bukte om het onder het kussen met gele kwasten op haar stoel te schuiven. Ze wilde liever niet dat iemand wist dat ze dat soort boeken las. ‘Het is vast al bijna tijd voor je volgende les, Bodewin. Je moet niet te laat komen.’
‘O, nee, Aes Sedai! Sharina zou heel boos zijn.’ De Novice spreidde haar witte rokken in een diepe kniks en rende de tent uit. Romanda kneep haar lippen opeen. Sharina zou boos zijn. Die vrouw was een toonbeeld van alles wat er misging als je vrouwen boven de achttien tot de Novices liet toetreden. Haar vermogens waren ongelooflijk, maar dat was het punt niet. Sharina Melloy was een verstoring. Maar hoe kon ze van haar afkomen? Zij en al die andere vrouwen die te oud waren om te worden bijgeschreven in het Boek van Novices. Er waren maar weinig mogelijkheden om een vrouw weg te sturen als haar naam eenmaal in het boek stond. Helaas had in de loop der jaren een aantal vrouwen gelogen over hun leeftijd om toegang te krijgen tot de Toren. Meestal hadden ze zich maar een paar jaar jonger voorgedaan, maar toen ze hun toestonden te blijven, had dat precedenten geschapen. En Egwene Alveren had er nog een geschapen, een dat veel erger was. Er moest een manier zijn om daar iets aan te doen. ‘Mag ik ons afschermen?’ vroeg Nisao. ‘Als je wilt. Heb je iets gehoord over de onderhandelingen?’ Ondanks Egwenes gevangenneming gingen de gesprekken in het paviljoen aan de voet van de brug in Darein door. Of eigenlijk de geveinsde gesprekken. Het was een wassen neus, een dom vertoon van obstinaatheid, maar het was nodig om de onderhandelaars goed in de gaten te houden. Varilin had het meeste van dat werk naar zichzelf toe getrokken omdat ze van de Grijze Ajah was, maar Magla probeerde waar het kon om zich erin te mengen, en dat gold ook voor Saroiya en Takima en Faiselle. Erger nog dan het feit dat geen van hen de anderen scheen te vertrouwen om de onderhandelingen te voeren – of wat dan ook, eigenlijk – leek het soms wel alsof ze voor Elaida onderhandelden. Ach, misschien was het niet zo erg. Ze bleven zich verzetten tegen die belachelijke eis van de vrouw dat de Blauwe Ajah moest worden opgeheven en bleven erop aandringen, lang niet sterk genoeg, dat Elaida moest aftreden. Maar als zij – en Lelaine, moest ze toegeven – niet af en toe hun poot stijf hielden, zouden ze misschien wel toegeven aan enkele andere van Elaida’s weerzinwekkende voorwaarden. Licht, soms was het alsof ze het doel waren vergeten waarvoor ze naar Tar Valon waren gemarcheerd! ‘Schenk thee voor ons in,’ vervolgde ze, gebarend naar een geverfd houten dienblad op twee gestapelde kisten, waar een zilveren kan en wat versleten blauwe tinnen kommen op stonden, ‘en vertel me wat je gehoord hebt.’
Nisao werd kort omgeven door de gloed terwijl ze een ban weefde om de tent en de weving afbond, ik weet niets over de onderhandelingen,’ zei ze, en vulde twee kommen met thee. ik wil je vragen met Lelaine te praten.’
Romanda pakte de kom aan en nam een grote slok zodat ze tijd had om na te denken. Deze thee was tenminste nog niet bedorven. Lelaine? Wat was er met Lelaine waarvoor een ban nodig was? Maar toch, alles wat haar ten opzichte van de andere vrouw voordeel kon bieden zou nuttig kunnen zijn. Lelaine leek de laatste tijd veel te zelfingenomen, en dat zat Romanda niet lekker. Ze verschoof op haar stoelkussen. ‘Waarover? Waarom praat je zelf niet met haar? We zijn nog niet zo diep gezonken als de Witte Toren onder Elaida.’
‘Ik heb al met haar gepraat. Of eigenlijk, zij heeft met mij gepraat, en nogal krachtig ook.’ Nisao ging zitten en zette haar kom op tafel, terwijl ze haar rokken met gele banden overdreven zorgvuldig schikte. Ze fronste lichtjes. Schijnbaar wilde zij ook tijdrekken. ‘Lelaine eiste dat ik ophield met vragen stellen over Anaiya en Kairen,’ zei ze uiteindelijk. ‘Volgens haar is de moord op hen een zaak van de Blauwe Ajah.’
Romanda snoof en verschoof nog eens. De houten omslag van het boek was een harde bult onder haar en de hoeken ervan drukten in haar heup. ‘Dat is grote onzin. Maar waarom stelde je vragen? Ik kan me niet herinneren dat jij belangstelling had voor dat soort zaken.’
De andere vrouw zette de kom tegen haar lippen, maar als ze al dronk was het een heel klein slokje. Ze liet de kom zakken en ging zo rechtop zitten dat ze er bijna groter door leek. Een mus die een havik werd. ‘Omdat de Moeder me dat had opgedragen.’ Romanda moest moeite doen om haar wenkbrauwen niet op te trekken. Aha. Aanvankelijk had ze Egwene aanvaard om vermoedelijk dezelfde reden als de andere Gezetenen. Ook Lelaine, zodra ze begreep dat ze de stola en staf niet zelf zou kunnen verkrijgen. Een kneedbaar meisje zou een ledenpop zijn in de handen van de Zaal, en Romanda was vast van plan degene te zijn die de touwtjes in handen nam. Later leek het overduidelijk dat Siuan de werkelijke poppenspeler was, en er was niets waardoor ze kon worden tegengehouden, behalve een opstand tegen een tweede Amyrlin, en dat zou zeker de opstand tegen Elaida om zeep hebben geholpen. Ze hoopte dat Lelaine daar evenzeer met haar tanden over had geknarst als zijzelf. Nu was Egwene in handen van Elaida, maar ze was bij verschillende besprekingen koel en beheerst gebleven, vastberaden over haar koers en die van de zusters buiten de muren van Tar Valon. Romanda merkte dat ze in weerwil van zichzelf ontzag had voor het meisje. Ze vond het niet leuk, maar ze kon het niet ontkennen. Het moest Egwene zelf zijn. De Zaal hield de droom-ter’angreaal achter slot en grendel, en hoewel niemand de ter’angreaal kon vinden die Leane was geleend voor die vreselijke nacht, waren zij en Siuan elkaar bijna naar de keel gevlogen. Het was uitgesloten dat Siuan zelf Tel’aran’rhiod binnen was geglipt om de vrouw te vertellen wat ze moest zeggen. Was het mogelijk dat Nisao op dezelfde gedachte was gekomen over Egwene, zonder haar te hebben ontmoet in de Ongeziene Wereld? Die raad was haar heel goed bijgebleven.