‘En waarom mogen Novices die weving oefenen, Tiana?’
Tiana kleurde, en terecht. Dergelijke wevingen waren veel te ingewikkeld voor Novices, en bovendien gevaarlijk als ze verkeerd werden toegepast. Als je een Heling verkeerd uitvoerde, kon je iemand doden in plaats van genezen, en dat gold zowel voor de patiënt als voor de vrouw die geleidde. ‘Ik kan ze er moeilijk van weerhouden toe te kijken bij Helingen, Romanda,’ zei ze verdedigend, en bewoog haar armen alsof ze een stola schikte die ze niet droeg. ‘Er is altijd wel iemand met een gebroken arm of been, of een stommeling die zich heeft gesneden, om nog maar niet te spreken over alle ziekten waar we de laatste tijd mee te maken hebben. De meeste oudere vrouwen hoeven een weving maar eenmaal te zien om die te kennen.’ Plotseling werden haar wangen weer heel even rood. Ze trok haar gezicht in de plooi, rechtte haar rug, en de verdedigende toon verdween uit haar stem. ‘Hoe dan ook, Romanda, ik hoef je er toch niet aan te herinneren dat de Novices en Aanvaarden mijn zorg zijn? Als Meesteres der Novices bepaal ik wat ze mogen leren en wanneer. Sommigen van die vrouwen zouden vandaag nog kunnen worden beproefd om te worden Aanvaard, na slechts enkele maanden les. Als het op de Kracht aankomt, tenminste. Als ik ervoor kies ze te laten niksen, is dat mijn beslissing.’
‘Misschien moet je dan maar naar Sharina rennen om te kijken of ze nog opdrachten voor je heeft,’ zei Romanda kil. Tiana kreeg rode vlekken op haar wangen, draaide zich om op haar hielen en beende zonder nog een woord te zeggen weg. Het was net niet helemaal de verboden onbeleefdheid, maar het leek erop. Zelfs van de achterzijde gezien was ze een toonbeeld van verontwaardiging, haar rug zo stijf als een ijzeren staaf, haar stappen snel. Nou ja, Romanda wilde wel toegeven dat ze zelf ook bijna onbeleefd was geweest. Maar met een reden.
Ze probeerde de Meesteres der Novices uit haar gedachten te zetten en liep weer in de richting van het paviljoen, maar ze moest zich beheersen om niet zo snel te lopen als Tiana. Sharina. En enkele oudere vrouwen. Moest ze haar positie heroverwegen? Nee. Natuurlijk niet. Hun namen hadden om te beginnen al nooit in het Boek van Novices mogen worden bijgeschreven. Maar ze stonden erin, en schijnbaar hadden ze die geweldige nieuwe Heling onder de knie gekregen. O, het was een doornige kluwen. Ze wilde er niet over nadenken. Niet nu.
Het paviljoen stond midden in het kamp; een veelvuldig versteld stuk tentdoek omgeven door een looppad dat drie keer zo breed was als de andere paden. Ze hield haar rokken boven de modder opgetrokken en haastte zich ernaartoe. Ze vond haasten niet zo erg als ze daardoor sneller uit die modder was. Maar toch zou Aelmara wel even bezig zijn om haar schoenen schoon te maken. En haar ondergewaad, dacht ze toen ze haar rokken neerliet en haar enkels weer fatsoenlijk bedekte.
Nieuws over een zitting van de Zaal trok altijd zusters aan die hoopten op nieuws over de onderhandelingen of over Egwene, en er stonden er al meer dan vijftig om het paviljoen heen met hun zwaardhanden, of net binnen de tent, achter de plek waar hun Gezetenen plaats zouden nemen. Zelfs hier werden de meesten omgeven door de gloed van de Kracht. Alsof ze hier in gevaar waren, omgeven door andere Aes Sedai. Ze had sterk de neiging om oorvijgen uit te delen. Dat was natuurlijk onmogelijk. Zelfs als ze de gebruiken aan de kant kon zetten, wat ze overigens niet wenste, gaf een zetel in de Zaal haar niet het recht om zoiets te doen.
Sheriam, met de smalle blauwe Hoedsterstola om haar schouders, viel op tussen de menigte, deels omdat er een ruimte rondom haar vrij werd gehouden. De andere zusters keken niet naar haar en benaderden haar al helemaal niet. De vrouw met de vurige haren beschaamde veel van de zusters doordat ze elke keer verscheen als de Zaal bijeen werd geroepen. De wet was daar heel duidelijk over. Elke zuster kon een zitting van de Zaal bijwonen behalve als het een besloten zitting was, maar de Amyrlin kon de Zaal van de Toren niet binnengaan zonder te zijn aangekondigd door de Hoedster, en de Hoedster mocht niet naar binnen zonder de Amyrlin. Sheriams groene ogen stonden geknepen, zoals gebruikelijk, en ze was erg onrustig, als een Novice die wist dat haar weer een bezoekje aan de Meesteres der Novices te wachten stond. Maar ze omhelsde de Bron tenminste niet, en haar zwaardhand was nergens te zien. Voordat ze het paviljoen binnenstapte, keek Romanda over haar schouder en zuchtte. De grote massa zwarte wolken achter de Drakenberg was verdwenen. De wolken hadden zich niet verspreid, ze waren gewoon weg. Dit zou waarschijnlijk weer een golf van paniek veroorzaken onder de verzorgers, werklieden en bedienden. Verrassend genoeg leken de Novices zich neer te leggen bij deze vreemde verschijnselen. Misschien was dat omdat ze zich spiegelden aan de zusters, maar ze vermoedde dat Sharina hier weer de hand in had. Wat moest ze toch aan met die vrouw?
Binnen vormden achttien met doeken bedekte kisten, in de kleuren van de zes Ajahs die waren vertegenwoordigd in het kamp, verhogingen voor gepoetste banken. Twee schuin geplaatste rijen banken op lagen tapijten liepen uit naar een kist met strepen in alle zeven kleuren. Ondanks aanzienlijke tegenstand was Egwene zo wijs geweest te staan op alle zeven kleuren, dus ook rood. Leek Elaida vast van plan om de Ajahs strikt te scheiden, Egwene was vastberaden om ze bijeen te houden, ook de Rode. Op de houten bank op dat platform lag de Amyrlinstola met zeven strepen. Niemand gaf toe die daar neergelegd te hebben, maar er was ook niemand die hem weer had weggehaald. Romanda wist niet zeker of het een herinnering moest zijn aan Egwene Alveren, de Amyrlin Zetel, een echo van haar aanwezigheid, of een herinnering aan het feit dat ze afwezig en een gevangene was. Hoe het werd opgevat, zou afhangen van de zuster die ernaar keek.
Zij was niet de enige Gezetene die de tijd had genomen om aan Lelaines oproep gehoor te geven. Delana was er natuurlijk al, onderuitgezakt op haar bank en wrijvend langs haar neus, haar waterige blauwe ogen bedachtzaam. Ooit had Romanda haar evenwichtig gevonden. Ongeschikt voor een zetel, maar evenwichtig. Ze had gelukkig Halima niet meegenomen naar de Zaal. Of misschien had Halima zelf besloten niet mee te gaan. Niemand die de vrouw tegen Delana had horen schreeuwen, twijfelde eraan wie er bij die twee de lakens uitdeelde. Lelaine zelf zat al op haar bank, net onder die van de Amyrlin. Ze was een slanke vrouw met harde ogen in zijde met blauwe banden, die niet kwistig omsprong met haar glimlach. Dat maakte het dubbel zo vreemd dat ze nu en dan naar de zevenkleurige stola keek en lichtjes glimlachte. Die glimlach maakte Romanda onbehaaglijk, en dat gebeurde niet snel. Moria, in blauwe wol geborduurd met zilver, beende heen en weer voor de met blauwe stof beklede verhogingen. Fronste ze omdat ze wist waarom Lelaine de Zaal bijeen had geroepen en ze dat afkeurde, of was ze bezorgd omdat ze de reden niet kende?
‘Ik heb Mijrelle zien meelopen met Llyw,’ zei Malind, en trok haar stola met groene franje op toen Romanda het paviljoen binnenkwam, ‘en ik geloof niet dat ik ooit een zuster zo getergd heb zien kijken.’ Ondanks het medeleven in haar stem, fonkelden haar ogen en vertrokken haar volle lippen van vermaak.
‘Hoe heb je haar ooit kunnen overhalen hem te binden? Ik was erbij toen iemand het aan haar voorstelde, en ik zweer je dat ze bleek werd. Die man kan bijna doorgaan voor een Ogier.’ ik heb me krachtig uitgelaten over plicht.’ Faiselle, stevig en met een vierkant gezicht; was over alles krachtig; in feite was het een hamer van een vrouw. Ze bood tegenwicht aan alle verhalen over verleidelijke Domani. ik zei haar dat Llyw steeds gevaarlijker werd voor zichzelf en voor anderen sinds Kairen was overleden, en dat dat niet zo door mocht gaan. Ik heb haar laten inzien dat zij, als enige zuster die ooit twee andere zwaardhanden in dezelfde omstandigheden had gered, de enige was die dat nog eens kon proberen. Ik geef toe dat ik haar een beetje onder druk moest zetten, maar uiteindelijk zag ze het in.’
‘Hoe heb je in Lichtsnaam Mijrelle onder druk kunnen zetten?’ Malind leunde gretig voorover.
Romanda liep langs hen heen. Hoe had iemand Mijrelle onder druk kunnen zetten? Nee. Geen geroddel.