Leane lachte ook. ‘O, ik ben heel geliefd,’ zei ze ferm. Zelfs de manier waarop ze stond leek wulps, het toonbeeld van een verleidelijke Domani ondanks haar eenvoudige donkere wol. Die ferme stem was nog over van voor de tijd dat ze had besloten zich te vormen tot wat ze wilde zijn. ‘Ik heb de hele dag al een aanhoudende stroom bezoekers, van elke Ajah behalve de Rode. Zelfs de Groenen proberen me over te halen hun te leren hoe ze moeten reizen, en ze willen me alleen maar in handen krijgen omdat ik nu “beweer” Groen te zijn.’ Ze huiverde overdreven. ‘Dat zou even erg zijn als weer bij Melare en Desala zijn. Vreselijk mens, Desala.’ Haar glimlach vervaagde als mist in de middagzon, ik heb gehoord dat ze je in het wit gestoken hebben. Beter dan de alternatieven, neem ik aan. Geven ze je dolkwortel? Mij ook.’
Egwene keek verbaasd naar de zuster die het scherm in stand hield, en Leane snoof.
‘Het is gebruikelijk. Zelfs zonder scherm zou ik nog geen vlieg dood kunnen slaan, maar volgens de gebruiken moet een vrouw in de open cellen altijd afgeschermd zijn. Maar laten ze jou gewoon rondlopen?’
‘Niet helemaal,’ zei Egwene droog. ‘Er wachten twee Roden buiten om me naar mijn kamer te begeleiden en me af te schermen terwijl ik slaap.’
Leane zuchtte. ‘Zo. Dus ik zit in een cel, jij wordt in de gaten gehouden, en we zitten allebei vol met dolkwortelthee.’ Ze keek zijdelings naar de twee Bruine zusters.
Felaana was nog steeds druk aan het schrijven. Dalevien sloeg bladzijden van de twee boeken op haar knieën om en mompelde in zichzelf. De zwaardhand was zeker van plan zich te scheren met die dolk, zo scherp als hij hem sleep. Maar het grootste deel van de tijd hield hij zijn aandacht op de deuropening gericht. Leane sprak wat zachter. ‘Dus wanneer ontsnappen we?’
‘Dat doen we niet,’ zei Egwene, en vertelde vervolgens fluisterend haar redenen en haar plan terwijl ze de zusters vanuit haar ooghoek in de gaten hield. Ze vertelde Leane alles wat ze had gezien. En gedaan. Ze had er moeite mee te vertellen hoe vaak ze die dag was geslagen, en hoe ze zich ondertussen had gedragen, maar het was nodig om de andere vrouw ervan te overtuigen dat ze zich niet liet breken.
‘Ik begrijp wel dat er geen sprake kan zijn van wat voor een inval dan ook, maar ik had gehoopt...’ De zwaardhand verplaatste zijn gewicht en Leane zweeg, maar hij stopte enkel zijn dolk in de schede. Hij vouwde zijn armen over zijn borst, strekte zijn benen en leunde toen achterover tegen de muur, zijn ogen op de deuropening gericht. De man zag eruit alsof hij binnen een oogwenk in beweging kon komen. ‘Laras heeft me ooit eens helpen ontsnappen,’ vervolgde ze zachtjes, ‘maar ik weet niet of ze dat nog eens zou doen.’ Ze huiverde, maar deze keer was het echt. Ze was gestild nadat Laras haar en Siuan had helpen ontsnappen. ‘Ze deed het meer voor Min dan voor Siuan en mij, trouwens. Weet je dit zeker? Silviana Brehon is een harde vrouw. Eerlijk, hoor ik, maar hard genoeg om ijzer te breken. Weet je het heel zeker, Moeder?’ Toen Egwene dat bevestigde, zuchtte Leane weer. ‘Nou, dan moeten we maar als twee wormen aan de wortels knagen, hè?’ Het was geen vraag. Ze bezocht Leane elke avond wanneer ze na haar avondmaal niet meteen van vermoeidheid in bed rolde, en vond haar ongelooflijk rustig voor een gevangene die in een cel zat opgesloten. Leanes stroom bezoekende zusters ging door, en ze vertelde hun steeds tussen neus en lippen door de dingen die Egwene voorstelde. Die bezoeksters hadden niet de macht om een Aes Sedai te laten straffen, zelfs niet als ze in een open cel zat, hoewel een paar ouderen boos genoeg werden om dat wel te wensen. Bovendien legde het meer gewicht in de schaal als ze die dingen van een zuster hoorden dan van iemand die ze beschouwden als een Novice. Leane kon zelfs openlijk in discussie gaan, tenminste totdat haar bezoekers besloten te vertrekken. Maar ze vertelde Egwene dat velen dat niet deden. Enkelen waren het met haar eens. Voorzichtig, aarzelend, misschien slechts op één van meerdere punten, maar ze waren het met haar eens. Bijna even belangrijk, althans voor Leane, was dat sommige Groene zusters besloten hadden dat ze, aangezien ze gestild was en dus een tijdlang geen Aes Sedai was geweest, het recht had om straks als ze weer zuster was zelf een Ajah te kiezen. Niet allemaal, maar ‘sommigen’ was beter dan ‘niemand’. Egwene begon te vermoeden dat Leane in haar cel meer voor elkaar kreeg dan zij die vrij rondliep. Nou ja, min of meer vrij. Ze was niet echt jaloers. Ze deden belangrijk werk, en het maakte niet uit wie van hen er het beste in was, zolang het maar gebeurde. Al waren er ogenblikken wanneer haar tocht naar Silviana’s studeerkamer moeilijker werd. Toch behaalde ze successen. Min of meer.
Die eerste middag had Bennae Nalsad haar gevraagd een uitputtende reeks wevingen achtereen te maken. Ze waren in de volle zitkamer van de Shienaraanse Bruine. Overal op de vloertegels stonden slordige stapels boeken, de planken lagen vol botten en schedels en gelooide huiden van dieren, vogels en slangen en opgezette exemplaren van kleinere dieren. Er zat een grote bruine hagedis op de enorme schedel van een beer, en ze dacht dat hij ook opgezet was tot hij met zijn ogen knipperde. Bennae zat in een stoel met een rechte rugleuning, vlak bij de bruingestreepte marmeren haard. Egwene, beslist niet op haar gemak, zat tegenover haar. Bennae had haar niet gevraagd om plaats te nemen, maar ze had ook geen bezwaar gemaakt.
Egwene maakte elke weving zoals gevraagd, totdat Bennae achteloos vroeg om de weving voor Reizen, en toen glimlachte Egwene enkel en vouwde ze haar handen in haar schoot. De zuster leunde achterover en schikte haar donkerbruine rokken een pietsje. Bennaes ogen waren blauw en scherp en haar donkere haren in een zilveren net waren overdadig voorzien van grijs. Op twee van haar vingers zaten inktvlekken, en naast haar neus zat er nog een. Ze hield een porseleinen kom thee vast, maar ze had Egwene niets aangeboden, ik denk dat er voor jou weinig meer over de Kracht te leren valt, kind, vooral gezien je wonderbaarlijke ontdekkingen.’ Egwene neigde haar hoofd en aanvaardde de pluim. Sommige van die dingen had zij werkelijk ontdekt, maar dat maakte nu eigenlijk toch niet meer uit. ‘Dat betekent echter niet dat je niets te leren hebt. Je hebt maar een paar Novicelessen gevolgd voordat je...’ De Bruine zuster keek fronsend naar Egwenes witte gewaad en schraapte haar keel. ‘En nog minder lessen als... nou, later. Vertel eens, welke fouten maakte Shein Chunla, waardoor de Derde Oorlog van de Muur van Garen werd veroorzaakt? Wat waren de oorzaken van de Grote Winteroorlog tussen Andor en Cairhien? Waardoor werd de Weikinopstand veroorzaakt, en hoe liep die af? De meeste geschiedenis lijkt wel een studie van oorlogen, en het belangrijkste daarvan is hoe en waarom ze begonnen zijn en hoe en waarom ze geëindigd zijn. Een groot aantal oorlogen zou nooit hebben plaatsgevonden als de mensen hadden geleerd van de fouten van anderen. Nou?’
‘Shein maakte geen fouten,’ zei Egwene langzaam, ‘maar je hebt gelijk. Ik heb inderdaad een heleboel te leren. Ik ken de namen van die andere oorlogen niet eens.’ Ze stond op en schonk zichzelf een kom thee in uit de zilveren kan op het zijtafeltje. Behalve het gevlochten zilveren dienblad stonden er nog een opgezette lynx en de schedel van een serpent. Die was zo groot als de schedel van een man! Bennae fronste haar voorhoofd, maar niet vanwege de thee. Dat scheen ze nauwelijks op te merken. ‘Hoe bedoel je dat Shein geen fouten maakte, kind? Ze heeft die situatie grondig verklungeld.’
‘Lang voor de Derde Oorlog van de Muur van Garen,’ zei Egwene, en ging weer zitten, ‘deed Shein precies wat de Zaal haar opdroeg en niets wat ze haar niet opdroegen.’ Ze wist misschien niet veel van andere delen van de geschiedenis, maar Siuan had haar heel veel geleerd over de fouten van andere Amyrlins. En deze vraag bood haar een opening. Gaan zitten kostte haar doorgaans grote moeite. ‘Waar héb je het over?’