Mart keek om naar Tuon, naar de Aes Sedai, naar Olver. Ze rekenden allemaal op hem om hen naar de veiligheid te brengen, maar zijn veilige route uit Altara was er niet meer. ‘Laten we gaan,’ zei hij. ‘Ik moet nadenken.’ Hij moest nadenken als nooit tevoren.
26
Alsof de wereld van nevel was
Speeltje hield de pas er stevig in door het bos, maar Tuon reed dicht achter hem – met Selucia aan haar zijde, natuurlijk – zodat ze hem en Talmanes kon afluisteren. Haar eigen gedachten zaten haar afluisteren echter in de weg. Dus hij was opgegroeid met de Herrezen Draak, hè? De Herrezen Draak! En hij had ontkend dat hij ook maar iets over die man wist. Dat was een leugen waar ze hem niet op had betrapt, en ze was heel goed in mensen op leugens betrappen. In Seandar kon een onvermoede leugen je het leven kosten of je naar de slavenmarkt sturen. Als ze dat had geweten, had ze hem misschien een klap gegeven in plaats van zich door hem te laten kussen. Dat was nog eens een schok geweest, en ze wist niet zeker of ze er al van hersteld was. Selucia had wel eens beschreven hoe het was om door een man te worden gekust, maar haar beschrijving verbleekte bij wat Mart had gedaan. Nee, ze moest luisteren.
‘Heb je Estean de leiding gegeven?’ barstte Speeltje uit, zo hard dat er met luid vleugelgeklapper een vlucht grijze duiven uit het onderhout opsteeg. ‘Die man is een stommeling!’
‘Niet zo stom dat hij niet naar Daerid luistert,’ antwoordde Talmanes rustig. Hij scheen geen man die zich snel opwond. Hij hield zijn omgeving zorgvuldig in de gaten en draaide voortdurend met zijn hoofd. Af en toe keek hij ook naar de hemel tussen de dichte takken boven hun hoofd door. Hij had alleen maar van raken gehoord, maar hij keek wel of hij ze zag. Zijn woorden waren afgemeten en sneller dan die van Speeltje, en moeilijk te verstaan. Die mensen praatten allemaal zo snel!
‘Carlomin en Reimon zijn geen stommelingen, Mart – tenminste, Reimon is alleen soms een dwaas – maar ze zullen geen van beiden naar een burger luisteren, hoeveel meer hij ook over oorlogsvoering weet dan zij. Edorion wel, maar ik wilde hem bij me hebben.’ Dat symbool van die rode hand dat Talmanes droeg was intrigerend. Meer dan intrigerend. Dus hij was van een oeroud en voornaam Huis? Maar Speeltje was degene om wie het draaide; hij herinnerde zich Haviksvleugels gezicht. Het leek onmogelijk, maar zijn ontkenning was duidelijk een leugen geweest, zo duidelijk als de vlekken van een luipaard. Was de Rode Hand misschien Speeltjes zegel? Als dat zo was, hoe zat het dan met zijn ring? Ze was bijna flauwgevallen toen ze die voor het eerst zag.
‘Dat gaat veranderen, Talmanes,’ gromde Speeltje, ik heb het al veel te lang op zijn beloop gelaten. Als Reimon en de anderen nu baanders leiden, maakt dat ze tot baniergeneraals. En jou tot luitenant-generaal. Daerid heeft de leiding over vijf baanders, en dat maakt hem ook een luitenant-generaal. Als Reimon en de anderen zijn bevelen niet opvolgen, kunnen ze vertrekken. Als Tarmon Gai’don komt, wil ik niet dat mijn schedel gespleten wordt omdat zij weigeren te luisteren naar iemand die geen verdomde landgoederen heeft.’ Talmanes draaide zijn paard bij en reed om een groep braamstruiken heen, en iedereen volgde. De kluwen van takken had bijzonder lange, gehaakte doorns. ‘Ze zullen het niet leuk vinden, Mart, maar ze zullen ook niet vertrekken. Dat weet je. Heb je al bedacht hoe we Altara uit moeten komen?’
‘Ik denk erover na,’ mompelde Speeltje, ik denk erover na. Die kruisboogschutters...’ Hij ademde zwaar uit. ‘Dat was niet verstandig, Talmanes. Ze zijn gewend om zelf te lopen. De helft van hen zal er alles aan moeten doen om in het zadel te blijven als we snel reizen, en dat zullen we wel moeten. Ze kunnen van pas komen in wouden zoals dit, of op andere plaatsen waar ze voldoende dekking hebben, maar op open terrein worden ze omver gereden voordat ze een tweede salvo kunnen afvuren.’
In de verte hoorden ze een leeuw. In de verte, maar toch hinnikten de paarden zenuwachtig en dansten een paar stappen. Speeltje boog over de hals van zijn ruin en scheen het dier in het oor te fluisteren. Het kalmeerde meteen. Dus dat was toch niet een van zijn verhaaltjes geweest. Opmerkelijk.
‘Ik heb mannen gekozen die kunnen rijden, Mart,’ zei Talmanes zodra zijn paard kalmeerde. ‘En ze hebben allemaal de nieuwe kruk.’ Er klonk iets van opwinding in zijn stem door. Zelfs ingetogen mannen konden met veel vuur over wapens praten. ‘Drie keer draaien aan de kruk’ – zijn handen bewogen in een snelle kring om het voor te doen – ‘en de boogpees zit op zijn plek. Met een beetje oefening kan een man zeven of acht pijlen achtereenvolgens afschieten. Met een zware kruisboog.’
Selucia maakte een keelgeluidje. Ze keek er terecht van op. Als Talmanes de waarheid vertelde, en Tuon dacht niet dat hij reden had om te liegen, dan moest ze op de een of andere manier zo’n wonderbaarlijke kruk in handen zien te krijgen. Als ze er een als voorbeeld had, konden handwerkslieden er meer maken. Boogschutters konden sneller schieten dan kruisboogschutters, maar ze moesten ook langer oefenen. Er waren altijd meer kruisboogschutters dan gewone boogschutters.
‘Zeven?’ riep Speeltje ongelovig uit. ‘Dat zou zeker van pas komen, maar ik heb nog nooit van zoiets gehoord. Nog nooit.’ Hij mompelde dat op een manier alsof dat heel wat wilde zeggen, en schudde toen zijn hoofd. ‘Hoe ben je eraan gekomen?’
‘Zeven of acht. Er was een ambachtsman in Morland die een wagenlading van zijn uitvindingen naar Caemlin wilde brengen. Er is daar een of andere school voor wetenschappers en uitvinders. Hij had geld nodig voor de reis, en hij wilde de wapensmeden van de Bond wel leren hoe ze die dingen moesten maken. Overstelp je vijanden met pijlen, telkens wanneer je de kans krijgt. Het is altijd beter je vijanden van een afstand te doden dan van dichtbij.’ Selucia stak haar handen op zodat Tuon ze kon zien, en haar slanke vingers bewogen snel. WAT IS DIE BOND WAAR ZE HET OVER HEBBEN? Ze gebruikte de juiste vorm, ondergeschikte tegen bovengeschikte, maar haar ongeduld was bijna voelbaar. Ongeduld over alles wat er gebeurde. Tuon hield maar weinig voor haar geheim, maar voorlopig leek het haar verstandig om wel een paar dingen voor haar achter te houden. Ze zag Selucia er wel voor aan dat ze haar onder dwang terug zou brengen naar Ebo Dar, zodat ze haar woord niet zou breken. De plichten van een schaduw waren veelomvattend en vroegen soms om het hoogste offer. Ze wilde niet het bevel hoeven geven voor Selucia’s terechtstelling. Ze antwoordde in de gebiedende vorm. SPEELTJES PERSOONLIJKE LEGER, NATUURLIJK. LUISTER, DAN ONTDEKKEN WE MISSCHIEN MEER.
Het was een heel vreemde gedachte, Speeltje aan het hoofd van een leger. Hij was soms innemend, zelfs grappig en vermakelijk, maar vaak een botterik en altijd een ondeugd. Hij had uitstekend op zijn plaats geleken als Tylins huisdier. Maar hij had ook op zijn plaats geleken tussen de kunstenmakers van de voorstelling, en bij de marath’damane en de twee ontsnapte damane, en in de hel. Dat was zo’n teleurstelling geweest. Zelfs niet één gevecht! De latere gebeurtenissen hadden dat niet goedgemaakt. Betrokken raken bij een straatgevecht was nauwelijks hetzelfde als gevechten zien in een hel. Die was veel saaier geweest dan ze had gedacht, na de geruchten die ze in Ebo Dar had gehoord. Speeltje had tijdens dat straatgevecht een onverwachte kant van zichzelf laten zien. Een formidabele man, maar met een vreemde zwakheid. Toch vond ze dat vreemd genoeg wel leuk aan hem.
‘Goede raad,’ zei hij afwezig, en trok aan de zwarte sjaal om zijn nek. Ze vroeg zich af hoe het zat met dat litteken dat hij zo zorgvuldig verborgen hield. Het was begrijpelijk dat hij dat deed. Waarom was hij opgehangen, en hoe had hij dat overleefd? Ze kon het niet vragen. Ze vond het niet erg zijn ogen een beetje neer te slaan – eigenlijk was het wel leuk om hem te zien kronkelen; het ging zo makkelijk – maar ze wilde hem niet te gronde richten. Op het ogenblik niet, tenminste.