Plotseling begon er een man te zingen met een lage stem, en velen begonnen mee te zingen.
Elke man in het kamp zong nu, duizenden bulderende stemmen.
Ze eindigden met geschreeuw en gelach en sloegen elkaar op de schouder. Wie in het Licht was die Schemerige Jak? Speeltje hield de teugels in en stak die vreemde speer op. Dat was alles wat hij deed, maar de soldaten zwegen. Dus hij was toch geen toegeeflijk leider. Er waren nog een paar andere redenen waarom soldaten hun officieren graag mochten, maar de meest gebruikelijke leek haar in het geval van Speeltje onwaarschijnlijk.
‘Laat hem niet weten dat we er zijn tot we willen dat hij het weet,’ zei Speeltje luid. Hij oreerde niet, maar zorgde ervoor dat iedereen hem kon verstaan.
De mannen hoorden hem en herhaalden zijn woorden over hun schouders naar achteren, naar degenen die te ver weg stonden. ‘We zijn een heel eind van huis, maar ik ben van plan ons thuis te krijgen. Dus wees bereid om te vertrekken en snel te reizen. De Bond van de Rode Hand kan zich sneller verplaatsen dan wie ook, en dat zullen we moeten bewijzen.’ Er klonk geen gejuich, maar vele mannen knikten. Hij wendde zich tot Talmanes en vroeg: ‘Heb je kaarten?’
‘De beste die er zijn,’ zei Talmanes. ‘De Bond heeft nu een eigen kaartenmaker. Baas Roidelle had al goede kaarten van alles van de Arythische Oceaan tot de Rug van de Wereld, en sinds we de Damonabergen zijn overgestoken hebben hij en zijn hulpen nieuwe kaarten gemaakt van het land dat we hebben doorkruist. Ze hebben zelfs een kaart gemaakt van Oost-Altara met wat we weten over de Seanchanen. De meeste kampen zijn echter tijdelijk. Soldaten onderweg.’ Selucia verschoof in haar zadel en Tuon gebaarde GEDULD in de hoogbevelende vorm: een bevel. Ze hield haar gezicht uitgestreken, maar vanbinnen was ze woest. Als je wist waar soldaten waren, gaf dat aanwijzingen over waar ze naartoe gingen. Ze moest een manier vinden om die kaart te verbranden. Dat was even belangrijk als een van die kruisboogkrukken in handen krijgen, ik wil ook met baas Roidelle praten,’ zei Speeltje. Er kwamen soldaten om de paarden over te nemen, en een tijdlang leek alles chaos en verwarring. Een man met ontbrekende tanden pakte Akeins leidsels, en Tuon gaf hem uitdrukkelijke aanwijzingen over hoe hij de merrie moest verzorgen. Hij keek haar zuur aan terwijl hij een buiging maakte. Burgers in deze streken schenen zichzelf als de gelijke van wie dan ook te zien. Selucia gaf dezelfde soort aanwijzingen aan een magere jongeman die Rozenknop van haar aannam. Ze vond dat een toepasselijke naam voor het paard van een kamenierster. De jongeman staarde naar Selucia’s boezem, tot ze hem een klap gaf. Een harde. Hij grijnsde enkel en leidde het paard weg, wrijvend over zijn wang. Tuon zuchtte. Dat was allemaal best voor Selucia, maar voor haar zou het slaan van een burger haar ogen maandenlang neerslaan.
Niet veel later zat ze op een klapstoel met Selucia achter zich, en gaf de stevige Lopin hun tinnen kommen met donkere thee, waarbij hij heel fatsoenlijke buigingen maakte voor Selucia en haar. Niet diep genoeg, maar de kalende man probeerde het tenminste. In haar thee zat precies genoeg honing. Een klein beetje, maar hij had haar dan ook vaak genoeg bediend om te weten hoe ze haar thee het liefste dronk. Overal om hen heen was men druk bezig. Talmanes had een kort weerzien met de grijsharige Nerim, die schijnbaar zijn lijfknecht was, en was blij om hem weer te zien. Tenminste, het doorgaans zo droevige gelaat van de magere man lichtte even op in een glimlach. Dat soort dingen hadden ze in afzondering moeten doen. Leilwin en Domon lieten meester Charin Olver meenemen om het kamp te verkennen met Juilin en Thera – Thom en Aludra gingen ook mee om de benen te strekken – en gingen toen met opzet op krukken bij haar in de buurt zitten. Leilwin staarde zelfs lange tijd zonder met haar ogen te knipperen naar Tuon. Selucia maakte een laag geluid dat veel weg had van een grom, maar Tuon negeerde de uitdaging en wenkte vrouw Anan om naast haar te komen zitten. Uiteindelijk zouden de verraders en de dief gestraft worden, zouden eigendommen worden teruggegeven aan de rechthebbende eigenaars en de marath’damane worden beteugeld, maar die dingen moesten wachten tot belangrijker zaken waren afgehandeld.
Er verschenen nog drie officieren, jonge edelen met die rode hand op hun donkergekleurde zijden jassen, en zij hadden hun eigen weerzien met Speeltje, met een heleboel gelach en klappen op schouders, wat ze schijnbaar als teken van genegenheid zagen. Ze kon de mannen al snel plaatsen. Edorion was de donkere, slanke man met de ernstige uitdrukking op zijn gezicht, behalve als hij glimlachte; Reimon was de breedgeschouderde kerel die heel veel lachte, en Carlomin de lange slanke. Edorion was gladgeschoren, terwijl Reimon en Carlomin allebei een donkere baard hadden die in een punt was geknipt en glansde alsof er olie in zat. Alle drie leken ze onder de indruk van de Aes Sedai, en ze maakten diepe buigingen. Ze bogen zelfs voor Bethamin en Seta! Tuon schudde haar hoofd, ik heb u vaak genoeg verteld dat het een andere wereld is dan die u gewend bent,’ mompelde vrouw Anan, ‘maar u gelooft het nog steeds niet helemaal, hè?’
‘Alleen omdat iets op een bepaalde manier gaat,’ antwoordde Tuon, ‘betekent dat nog niet dat het ook zo moet gaan, zelfs als het al heel lang zo is.’
‘Sommigen zouden hetzelfde over uw volk kunnen zeggen, Vrouwe.’
‘Misschien.’ Tuon liet het daarbij, hoewel ze doorgaans genoot van haar gesprekken met de vrouw. Vrouw Anan was tegen het beteugelen van marath’damane, zoals te verwachten, en zelfs tegen het houden van da’covale, maar hun gesprekken waren discussies en geen ruzies, en Tuon had haar op een paar punten laten toegeven. Ze hoopte dat ze de vrouw uiteindelijk zou kunnen laten bijdraaien. Maar niet vandaag. Ze wilde haar gedachten op Speeltje gericht houden.
Baas Roidelle verscheen. Hij was een grijzende man met een rond gezicht wiens buik overspannen werd door zijn donkere jas, gevolgd door zes fit uitziende jongere mannen met elk een lange leren koker, ik heb alle kaarten van Altara meegenomen die ik heb, Heer,’ zei hij in een muzikale tongval tegen Talmanes terwijl hij een buiging maakte. Sprak iedereen in deze streken dan alsof ze haast hadden? ‘Sommige zijn van het hele land, sommige bestrijken niet meer dan een paar honderd vierkante span. De beste zijn die van mezelf, natuurlijk, degene die ik de afgelopen weken heb gemaakt.’
‘Heer Mart vertelt je wel wat hij wil zien,’ zei Talmanes. ‘Zullen we je alleen laten, Mart?’
Maar Speeltje vertelde de kaartenmaker al wat hij wilde: de kaart met de Seanchaanse kampen erop. Even later werd die uit een koker gehaald en op de grond uitgerold, en zat Speeltje er op zijn hurken achter. Baas Roidelle liet een van zijn hulpen een kruk voor hem halen. De knopen zouden van zijn jas zijn gesprongen als hij had geprobeerd Speeltje na te doen, en waarschijnlijk was hij dan ook omgevallen. Tuon staarde begerig naar die kaart. Hoe kon ze die in handen krijgen?
Talmanes en de andere drie keken elkaar aan en lachten alsof het vreselijk grappig was dat ze genegeerd werden, en wandelden naar Tuon toe. De Aes Sedai verzamelden zich rond de kaart op de grond, tot Speeltje hun zei dat ze niet over zijn schouder moesten hangen. Ze gingen een beetje aan de kant, op een afstandje gevolgd door Bethamin en Seta, en begonnen zachtjes met elkaar te praten, waarbij ze af en toe zijn kant uit keken. Als Speeltje op hun gezichtsuitdrukkingen had gelet, vooral die van Joline, zou hij misschien ongerust zijn geweest, ondanks de ongelooflijke ter’angreaal die hij volgens vrouw Anan droeg.