Выбрать главу

Tylee zuchtte, ik zei u dat ik dat zou doen. Ik zou het twee dagen geleden al hebben gedaan, als die domme vrouw in Almizar niet zo had tegengestribbeld. Wat is er gebeurd?’

‘Vergeef me,’ zei Lini, ‘maar ik ben gewekt, en ik wil graag terug naar mijn bed. Heeft iemand hier nog iets van mij nodig?’ De breekbaar uitziende vrouw met haar witte haren in een losse vlecht voor de nacht, bood geen kniksen aan en sprak hem niet aan met heer. In tegenstelling tot Berelain leek het alsof zij haar bruine gewaad haastig had aangetrokken, wat niets voor haar was. Haar geur was scherp van afkeuring. Ze was een van diegenen die dat belachelijke verhaal geloofden dat Perijn met Berelain had geslapen, nog dezelfde avond nadat Faile gevangen was genomen. Ze keek niet naar hem, maar liet haar blik door de tent dwalen.

‘Ik wil nog wel wat wijn,’ zei Aram, en stak zijn beker uit. Zijn gezicht stond grimmig en afgemat boven zijn roodgestreepte jas, en zijn ogen leken hol. Hij probeerde zich te ontspannen in een van de klapstoelen van het kamp, maar door het zwaard op zijn rug kon hij niet achteroverleunen tegen de rugleuning met vergulde randen. Breane liep naar hem toe.

‘Hij heeft genoeg gehad,’ zei Lini scherp, en Breane draaide zich weer om. Lini was streng voor Failes bedienden.

Aram mompelde een vloek, sprong overeind en smeet zijn beker op het gebloemde tapijt, ik kan net zo goed ergens heen gaan waar geen oude vrouwen aan mijn hoofd zeuren als ik iets wil drinken.’ Hij keek Perijn chagrijnig aan en beende de tent uit. Ongetwijfeld op weg naar Masema’s kamp. Hij had gevraagd of hij met de groep mee mocht naar Malden, maar daarvoor was hij te vurig. ‘Je kunt wel gaan, Lini,’ zei Berelain. ‘Breane kan wel voor ons zorgen.’ Lini snoof alleen maar – ze liet het bijna fatsoenlijk klinken – en beende naar buiten, met een rechte rug en de geur van afkeuring. Ze keek nog steeds niet naar Perijn.

‘Vergeef me, Heer,’ lispelde Tylee behoedzaam, ‘maar u schijnt uw huishouding met... lossere hand te voeren dan ik gewend ben.’

‘Zo doen wij dat, baniergeneraal,’ zei Perijn, en pakte Arams beker op. Het was niet nodig om er nog een vies te maken. ‘Niemand hier is eigendom.’ Als dat scherp klonk, dan was het maar zo. Hij mocht Tylee wel, maar die Seanchanen hadden gebruiken waar een geit van over zijn nek zou gaan. Hij pakte de kan aan van Breane – ze probeerde hem zelfs even vast te houden, fronsend alsof ze hem niets te drinken wilde geven – en schonk zijn beker vol voordat hij hem teruggaf. Ze greep de kan uit zijn hand. ‘Nou, wat is er gebeurd? Hoe zit het met die Witmantels?’

‘Ik heb net voor zonsopgang raken op verkenning gestuurd zo ver ze konden gaan, en nog eens net na zonsondergang. Een van de vliegers keerde vanavond eerder terug dan verwacht. Ze had zevenduizend Kinderen van het Licht op nog geen vijftig span afstand van mijn kamp gezien. Ze waren onderweg.’

‘Onderweg naar jou toe?’ Perijn keek fronsend in zijn wijn in plaats van hem te drinken. ‘Zevenduizend lijkt me een vrij exacte schatting om in het donker te maken.’

‘Schijnbaar zijn die mannen deserteurs,’ onderbrak Annoura hem. ‘Tenminste, dat denkt de baniergeneraal.’ In haar grijze zijde zag ze er keurig uit, alsof ze een uur aan het zich aankleden had besteed. Met haar vooruitstekende neus leek ze op een kraai met vlechten terwijl ze naar Tylee tuurde alsof de baniergeneraal een zeer belangwekkend stuk vlees was. Ze had een beker met wijn in haar hand, maar er schijnbaar nog niets van gedronken. ‘Ik heb geruchten gehoord dat Pedron Nial gedood is in gevechten met de Seanchanen, maar schijnbaar heeft Emon Valda, die Nial heeft vervangen, trouw gezworen aan de Seanchaanse keizerin.’ Tylee zei er zachtjes achteraan: ‘Moge ze eeuwig leven.’ Perijn dacht dat alleen hij het had gehoord. Balwer deed ook zijn mond open, maar liet die zonder iets te zeggen weer dichtvallen. De Witmantels waren een schrikbeeld voor hem. Tets meer dan een maand geleden echter,’ vervolgde de Grijze zuster, ‘heeft Galad Damodred Valda gedood en zevenduizend Witmantels meegenomen die niet langer trouw zijn aan de Seanchaanse zaak. Jammer dat hij zich heeft ingelaten met Witmantels, maar misschien is er toch iets goeds van gekomen. Hoe dan ook, schijnbaar is er een bevel van kracht dat die mannen allemaal moeten worden gedood zodra ze worden gevonden. Ik heb het toch goed samengevat, nietwaar, baniergeneraal?’

Tylees hand bewoog alsof ze een van die gebaren tegen het kwaad wilde maken. ‘Dat is een aardige samenvatting,’ zei ze. Tegen Perijn, niet tegen Annoura. De Seanchaanse scheen het moeilijk te vinden om tegen een Aes Sedai te praten. ‘Behalve dat over dat er iets goeds van is gekomen. Je kunt geschonden geloften en desertie nooit “goed” noemen.’ ik neem aan dat ze niet jouw kant uit komen, anders zou je dat wel gezegd hebben.’ Perijn liet het een beetje vragend klinken, hoewel hij het wel zeker wist.

‘Richting het noorden,’ antwoordde Tylee. ‘Ze gaan richting het noorden.’ Balwer deed weer zijn mond een stukje open, maar liet hem met klikkende tanden dichtvallen.

‘Als je iets te zeggen hebt,’ zei Perijn tegen hem, ‘zeg het dan. Maar het kan me niet schelen hoeveel Witmantels van de Seanchanen deserteren. Faile is de énige om wie ik geef. En ik denk niet dat de baniergeneraal de kans zal opgeven om drie- of vierduizend extra damane te beteugelen om achter hen aan te jagen.’ Berelain grimaste. Annoura’s gezicht bleef uitgestreken, maar ze nam een grote slok wijn. Geen van de Aes Sedai was erg ingenomen met dat deel van het plan. En ook geen van de Wijzen.

‘Nee, inderdaad,’ zei Tylee vastberaden, ik denk dat ik toch maar wat wijn neem.’ Breane haalde diep adem voordat ze in beweging kwam, en in haar geur dook een spoortje vrees op. Schijnbaar was ze bang voor de lange donkere vrouw.

‘Ik zal niet ontkennen dat het me zou plezieren die Witmantels een klap uit te delen,’ zei Balwer met zijn stem die zo droog was als stof, ‘maar om je de waarheid te zeggen, vind ik dat ik die Galad Damodred dankbaarheid verschuldigd ben.’ Misschien had hij persoonlijke grieven tegen die Valda. ‘Hoe dan ook, je hebt mijn raad hier niet nodig. De gebeurtenissen in Malden ontvouwen zich, en als dat niet zo was betwijfel ik of u zelfs maar een dag zou wachten. En dat zou ik ook niet hebben aangeraden, Heer. Als ik zo vrijpostig mag zijn, ik ben erg gesteld op vrouwe Faile.’

‘Dat mag,’ zei Perijn. ‘Baniergeneraal, u zei dat u twee nieuwtjes had?’ De Seanchaanse nam de wijnbeker van Breane aan en keek hem strak aan, duidelijk in een poging om de blikken van alle anderen in de tent te ontwijken. ‘Kunnen we onder vier ogen praten?’ vroeg ze zachtjes.

Berelain schreed over het tapijt, legde een hand op zijn arm en glimlachte naar hem op. ‘Annoura en ik vinden het niet erg om te vertrekken,’ zei ze. Licht, hoe kon iemand toch geloven dat er iets tussen hem en haar was? Ze was nog even mooi als altijd, dat was waar, maar de geur die hem had doen denken aan een jagende kat was al zo lang verdwenen dat hij hem zich nauwelijks herinnerde. De ondergrond van haar geur bestond nu uit geduld en vastberadenheid. Ze had aanvaard dat hij van Faile hield en alleen maar van Faile, en ze scheen even toegespitst op Failes bevrijding als hij.

‘Jullie kunnen blijven,’ zei hij. ‘Wat u ook te zeggen hebt, baniergeneraal, dat kunt u zeggen waar iedereen hier bij is.’ Tylee aarzelde en keek naar Annoura. ‘Er zijn twee grote groepen Aiel onderweg naar Malden,’ zei ze uiteindelijk met tegenzin. ‘Een ten zuidoosten, een ten zuidwesten. De morat’raken schatten dat ze er over drie dagen kunnen zijn.’

Plotseling leek alles in Perijns blikveld te deinen. Hij voelde zichzelf ook deinen. Breane slaakte een kreet en liet de kan vallen. De wereld deinde weer, en Berelain greep zijn arm vast. Tylee leek verstijfd in dat vreemde gebaar, haar duim en wijsvinger tot een kring gebogen. Alles deinde nog een keer, en Perijn had het gevoel alsof hij van mist was gemaakt, alsof de wereld van mist was gemaakt en er een sterke wind opstak. Berelain huiverde, en hij legde geruststellend een arm om haar heen. Ze hield hem trillend vast. De tent was vervuld van stilte en de geur van angst. Hij hoorde stemmen buiten, en ook die klonken angstig.