Выбрать главу

Het was een eenvoudige tafel, onversierd zoals de meeste van haar meubels, en van sommige vermoedde ze dat ze waren gemaakt door een ongeïnspireerde meubelmaker. Het deed er weinig toe, zolang de meubels maar functioneel waren. Ze liet de drie boodschappen op de tafel vallen naast een kleine, gebutste koperen schaal, haalde een sleutel uit haar buidel en maakte een kist met koperen banden op de vloer naast de tafel open. Ze zocht tussen de in leer gebonden boekjes die erin zaten tot ze de drie vond die ze nodig had, elk beschermd zodat de inkt op de bladzijden zou verdwijnen als iemand behalve zijzelf ze aanraakte. Er werden veel te veel codes gebruikt om ze allemaal te kunnen onthouden. Als ze deze boekjes kwijtraakte zou dat pijnlijk zijn, en het zou een lastige taak zijn om ze te vervangen, vandaar de stevige kist met het slot. Een heel goed slot. Goede sloten waren wel belangrijk.

Ze haalde snel de dunne bandjes papier van de boodschap af die achter het tapijt had gezeten, hield ze in de vlam van een lamp en liet ze in de schaal vallen om te verbranden. Het waren alleen maar aanwijzingen over waar de boodschap moest worden achtergelaten, één voor elke vrouw in de keten, en de extra bandjes waren enkel een manier om te verbergen over hoeveel schijven de boodschap had gelopen voordat hij de ontvangster bereikte. Je kon nooit te veel voorzorgsmaatregelen nemen. Zelfs de zusters van haar eigen hart geloofden haar niet meer dan de anderen deden. Maar drie leden van de Hoge Raad wisten wie ze was, en als het kon, had ze ook dat liever voorkomen. Je kon nooit te veel voorzorgsmaatregelen nemen, vooral nu niet.

Zodra ze de boodschap had ontcijferd, voorovergebogen schrijvend op een ander vel papier, bleek die ongeveer te bevatten wat ze had verwacht sinds de vorige avond, toen Talene niet was verschenen. De vrouw had gistermorgen het kwartier van de Groene zusters verlaten met dikke zadeltassen en een kleine kist. Ze had alles zelf gedragen. Niemand scheen te weten waar ze naartoe was gegaan. De vraag was: was ze in paniek geraakt na haar oproep om voor de Hoge Raad te verschijnen, of was er meer aan de hand? Er was meer aan de hand, besloot Alviarin. Talene had zich tot Yukiri en Doesine gericht alsof ze... begeleiding zocht, misschien. Ze was er zeker van dat ze het zich niet verbeeld had. Kon het dat zijn? Een heel klein sprankje hoop. Er moest meer aan de hand zijn. Ze móést een bedreiging voor de Zwarte Ajah vinden, anders zou de Grote Heer haar niet langer beschermen.

Boos haalde ze haar hand weer weg van haar voorhoofd. Ze overwoog geen ogenblik de kleine ter’angreaal die ze verstopt had te gebruiken om Mesaana op te roepen. Ten eerste, en dat was heel belangrijk, was de vrouw ongetwijfeld van plan haar te vermoorden, ondanks de bescherming van de Grote Heer. En zeker zodra hij die bescherming staakte. Ze had Mesaana’s gezicht gezien, wist van haar vernedering. Geen enkele vrouw zou dat over haar kant laten gaan, vooral niet een van de Uitverkorenen. Elke nacht droomde ze ervan Mesaana te vermoorden, ze dagdroomde er vaak over hoe ze dat zou kunnen aanpakken, maar dat moest wachten tot ze haar gevonden had zonder dat de vrouw het merkte. In de tussentijd had ze meer bewijzen nodig. Mogelijk zou noch Mesaana noch Shaidar Haran Talene opvatten als bevestiging voor wat dan ook. Er waren in het verleden wel eerder zusters in paniek geraakt en gevlucht, al waren dat er eerlijk gezegd niet veel, en het was gevaarlijk om aan te nemen dat Mesaana en de Grote Heer dat niet wisten. Ze hield het gecodeerde bericht en haar uitgeschreven versie ervan in de vlam van de lamp en hield ze vervolgens aan een hoek vast tot ze bijna tot aan haar vingers waren opgebrand, voordat ze ze boven op de as in de kom liet vallen. Met een gladde zwarte steen die ze als papiergewicht gebruikte, vermaalde ze de as en roerde die door. Ze betwijfelde of iemand in staat zou zijn woorden terug te halen uit as, maar toch...

Staand voor de tafel ontcijferde ze vervolgens de andere twee boodschappen, waaruit ze ontdekte dat Yukiri en Doesine allebei hun slaapkamer hadden voorzien van een ban tegen indringing. Dat was nauwelijks verrassend – er was bijna geen zuster meer die tegenwoordig zonder ban sliep – maar het zou het moeilijk maken een van hen te ontvoeren. Dat was altijd het gemakkelijkst wanneer het in het holst van de nacht werd gedaan door zusters van de eigen Ajah van de vrouw. Misschien waren die blikken toch toevallig of verbeelding geweest. Ze moest de mogelijkheid overwegen. Met een zucht pakte ze nog een aantal kleine boekjes uit de kist, en ging toen voorzichtig op een ganzenveren kussen op de stoel bij de schrijftafel zitten. Niet voorzichtig genoeg echter om te voorkomen dat ze haar gezicht vertrok. Ze onderdrukte een kreetje. Eerst had ze gedacht dat de vernedering van Silviana’s riem veel erger was dan de pijn, maar nu trok de pijn eigenlijk niet meer echt weg. Haar achterwerk was een verzameling blauwe plekken. En morgen zou de Meesteres der Novices er nog een paar aan toevoegen. En de dag erna, en daarna... Een troosteloos uitzicht van eindeloze dagen janken onder de riem van Silviana, van worstelen om in de ogen te kijken van de zusters die alles wisten van haar bezoekjes aan Silviana’s werkkamer.

Ze probeerde die gedachten van zich af te zetten, doopte een pen met een goede stalen punt in de inkt en begon met het schrijven van gecodeerde bevelen op dunne papiertjes. Talene moest natuurlijk worden gevonden en teruggehaald. Om te worden gestraft en terechtgesteld als ze eenvoudig in paniek was geraakt, en als dat niet zo was, als ze een manier had gevonden om haar geloften te breken... Alviarin hield zich vast aan die hoop terwijl ze het bevel uitschreef dat Yukiri en Doesine goed in de gaten moesten worden gehouden. Er moest een manier worden gevonden om hen te ontvoeren. En als ze zich toch hadden laten meeslepen door toeval en verbeelding, kon er misschien nog iets worden afgeleid uit wat ze vertelden. Ze zou de stromingen in de cirkel begeleiden. Er kon iets worden gemaakt. Ze schreef driftig verder, niet beseffend dat haar vrije hand weer naar haar voorhoofd was gegaan, op zoek naar het merkteken.

De middagzon streek door de hoge bomen op de heuvel boven het enorme Shaidokamp en wierp vlokkerige schaduwen op de grond, terwijl zangvogels hun lied ten gehore brachten op de hoge takken. Roodvogels en gaaien vlogen langs in flitsen van kleuren, en Galina glimlachte. Het had die ochtend hard geregend, en de lucht was nog een beetje koel onder de spaarzame, langzaam voorbij drijvende witte wolken. Waarschijnlijk was haar grijze merrie, met haar gebogen hals en levendige gang, het eigendom geweest van een edelvrouwe, of ten minste een rijke koopman. Niemand behalve een zuster zou zo’n prachtig dier hebben kunnen betalen. Ze genoot van haar ritjes op het paard dat ze Zwind had genoemd, omdat het haar op een dag gezwind naar de vrijheid zou brengen; net als ze genoot van deze tijd alleen om na te denken over wat ze zou doen als ze eenmaal haar vrijheid had. Ze had plannen om degenen die haar hadden verraden te laten boeten, te beginnen bij Elaida. Nadenken over die plannen, over de uiteindelijke uitvoering daarvan, was het fijnst. Tenminste, ze genoot van haar ritjes zolang ze kon vergeten dat dat voorrecht een teken was van hoezeer Therava haar in bezit had, net als de dikke witzijden mantel die ze droeg, en de riem en halsband met vuurdruppels erop. Haar glimlach veranderde in een grimas. Glimmertjes voor een huisdier dat zichzelf mocht vermaken wanneer het bazinnetje niet vermaakt hoefde te worden. En ze kon zelfs hierbuiten die merktekens met edelstenen niet afdoen. Iemand zou het kunnen zien. Ze reed hier om weg te komen van de Aiel, maar je kon ze tegenkomen in het bos. Therava zou erover kunnen horen. Hoe moeilijk het ook was om dat toe te geven, ze vreesde de Wijze met haar haviksogen tot in haar beenderen. Therava kwam ook in haar dromen voor, en die waren nooit plezierig. Vaak werd ze huilend en badend in het zweet wakker. Het was altijd een opluchting om wakker te worden uit die nachtmerries, of ze nu de rest van de nacht nog kon slapen of niet.