Plotseling gingen er overal rondom het landhuis Poorten open, waar bereden Asha’man en Aes Sedai met zwaardhanden, gesluierde Speervrouwen en Bashere voor aan de rij ruiters uit kwamen. Een Asha’man en Aes Sedai in een cirkel van twee konden een Poort maken die veel groter was dan die Rhand in zijn eentje kon maken. Dus iemand had het signaal weten te geven, een rode zonnekrans in de hemel. Elke Asha’man was vervuld van saidin, en Rhand nam aan dat de Aes Sedai vervuld waren van saidar. De Speervrouwen begonnen zich tussen de bomen te verspreiden.
‘Aghan, Hamad, doorzoek het huis!’ schreeuwde Bashere. ‘Matoun, stel de lansiers op! Hun soldaten komen zo snel ze kunnen!’ Twee soldaten staken hun lansen in de grond, trokken hun zwaarden en renden naar binnen, terwijl de anderen zich in twee rijen opstelden. Ayako sprong uit haar zadel en rende naar Sandomere toe, en ze nam niet eens de moeite om haar rokken uit de modder te houden. Merise reed naar Narishma toe voordat ze recht voor hem afsteeg en zonder een woord te zeggen zijn hoofd in haar handen nam. Hij maakte een spastische beweging, boog zijn rug en trok bijna zijn hoofd uit haar handen terwijl ze hem heelde. Ze was niet zo goed in Nynaeves methode van Heling.
Nynaeve negeerde de chaos, pakte met bebloede handen haar rokken bijeen en haastte zich naar Rhand toe. ‘O, Rhand,’ zei ze toen ze zijn arm zag, ‘het spijt me zo. Ik... Ik doe wat ik kan, maar ik kan het niet meer zo maken als het was.’ Haar ogen waren vervuld van verdriet.
Zwijgend stak hij zijn linkerarm uit. Hij bonkte van pijn. Vreemd genoeg voelde hij zijn hand gewoon nog. Hij had het gevoel dat hij een vuist moest kunnen maken, terwijl de vingers er niet meer waren. Zijn kippenvel nam toe terwijl ze dieper putte uit saidar, de rooksliertjes verdwenen van zijn mouw en ze greep zijn arm boven de pols vast. Zijn hele arm begon te tintelen en de pijn trok weg. Langzaam werd de verkoolde huid vervangen door gladde huid die leek te smelten, tot de stomp waaraan zijn hand had gezeten bedekt was. Het was wonderlijk om te zien. De rood met gouden draak groeide ook weer aan, zo ver mogelijk, en eindigde in een stuk van de gouden manen. Hij voelde zijn hand nog steeds. ‘Het spijt me zo,’ herhaalde Nynaeve. ‘Laat me schouwen of je nog meer letsel hebt.’ Ze vroeg het, maar wachtte natuurlijk niet op antwoord. Ze nam zijn hoofd tussen haar handen en hij kreeg het koud. ‘Er is iets mis met je ogen,’ zei ze fronsend, ik durf daar niets aan te doen zonder je eerst verder te onderzoeken. De kleinste vergissing zou je blind kunnen maken. Hoe goed kun je zien? Hoeveel vingers steek ik op?’
‘Twee. Ik zie uitstekend,’ loog hij. De zwarte vlekken waren weg, maar hij zag nog steeds alles door een laagje water, en hij wilde zijn ogen samenknijpen tegen de zon die tien keer zo helder leek dan voorheen. De oude wonden in zijn zij vertrokken van pijn. Bashere sprong van zijn gedrongen paard en keek fronsend naar de stomp van zijn linkerarm. Hij maakte zijn helm los, zette hem af en stak hem onder zijn arm. ‘Je leeft tenminste nog,’ zei hij nors. ik heb wel ernstiger kwetsuren gezien.’
‘Ik ook,’ zei Rhand. ik denk alleen dat ik helemaal opnieuw zal moeten leren zwaardvechten.’ Bashere knikte. Voor de meeste vormen waren twee handen nodig. Rhand bukte om de kroon van Illian op te pakken, maar Min liet zijn arm los en gaf hem snel de kroon aan. Hij zette hem op. ik zal voor allerlei handelingen nieuwe manieren moeten vinden.’
‘Je bent vast in shock,’ zei Nynaeve langzaam. ‘Je hebt een ernstige wond opgelopen, Rhand. Misschien kun je beter gaan liggen. Heer Davram, laat een van uw mannen een zadel halen om zijn voeten op te leggen.’
‘Hij is niet in shock,’ zei Min droevig. De binding was vervuld van droefenis. Ze had zijn arm weer gepakt alsof ze hem overeind wilde houden. ‘Hij is een hand kwijt, maar daar is niets aan te doen, dus heeft hij zich er al overheen gezet.’
‘Wollige stommeling,’ mompelde Nynaeve. Haar hand, nog steeds onder Sandomeres bloed, ging naar de dikke vlecht over haar schouder, maar ze bracht hem met een ruk weer omlaag. ‘Je bent ernstig gewond geraakt. Je mag best treuren. Je mag best van slag zijn. Dat is normaal!’
‘Ik heb geen tijd,’ zei hij. Mins droefenis dreigde de binding te overstromen. Licht, hij was in orde! Waarom voelde hij zich zo bedroefd? Nynaeve had het half mompelend tegen zichzelf over ‘wolkoppig’ en ‘stommeling’ en ‘koppige vent’, maar ze was nog niet klaar. ‘Die oude wonden in je zij zijn weer opengegaan,’ gromde ze bijna. ‘Je bloedt niet erg, maar je bloedt wel. Misschien kan ik daar nu eindelijk iets aan doen.’
Hoezeer ze het echter ook probeerde – en ze probeerde het drie keer – er veranderde niets. Hij voelde nog steeds een stroompje bloed langs zijn ribben lopen. De wonden waren nog steeds een bonkende kluwen van pijn. Uiteindelijk duwde hij haar hand zachtjes bij zijn zij weg.
‘Je hebt gedaan wat je kon, Nynaeve. Het is genoeg.’
‘Dwaas.’ Nu gromde ze wel. ‘Hoe kan het genoeg zijn als je nog steeds bloedt?’
‘Wie is die lange vrouw?’ vroeg Bashere. Hij begreep het tenminste. Je verspilde geen tijd aan wat je niet kon verhelpen. ‘Ze probeerden haar toch niet te laten doorgaan voor de Dochter van de Negen Manen, hè? Niet nadat ze me verteld hadden dat dat een klein vrouwtje was.’
‘Toch wel,’ antwoordde Rhand, en legde het kort uit. ‘Semirhage?’ mompelde Bashere ongelovig. ‘Hoe weet je dat zo zeker?’
‘Ze is Anath Dorje, niet... niet hoe jij haar noemde,’ zei een sul’dam met een honingkleurige huid luid in een lijzige tongval. Haar donkere ogen stonden schuin en haar haren waren met grijs doorschoten. Ze leek de oudste van de sul’dam, en de minst bange. Ze keek wel angstig, maar ze hield het goed in bedwang. ‘Ze is de Waarheidsspreker van de hoogvrouwe.’
‘Zwijg, Falendre,’ zei Semirhage kil, en keek achterom. Haar blik hield een belofte van pijn in. De Vrouwe van Pijn kwam haar beloftes na. Gevangenen hadden zelfmoord gepleegd toen ze ontdekten dat ze door haar gevangen werden gehouden, hadden soms zelfs met hun tanden of nagels hun polsslagaders opengereten. Falendre leek het echter niet te zien. ‘Je kunt mij niets bevelen,’ zei ze haatdragend. ‘Je bent niet eens so’jhin.’
‘Hoe weet je dat zo zeker?’ wilde Cadsuane van Rhand weten. De gouden manen, sterren, vogels en vissen wiebelden toen ze haar doordringende blik van Rhand naar Semirhage en weer terug liet gaan. Semirhage bespaarde hem de moeite van het bedenken van een leugen. ‘Hij is waanzinnig,’ zei ze koel. Ze stond daar zo stijf als een standbeeld, met Mins mes nog onder haar sleutelbeen en de voorzijde van haar zwarte gewaad glanzend van het bloed, en ze leek wel een koningin op haar troon. ‘Graendal kan het beter uitleggen dan ik. Waanzin was haar specialiteit. Ik zal het echter proberen. Je hebt toch wel gehoord van mensen die stemmen in hun hoofd horen? Soms, heel soms, zijn de stemmen die ze horen de stemmen van vorige levens. Lanfir beweerde dat deze jongeman hier dingen wist uit onze eigen Eeuw, dingen die alleen Lews Therin Telamon kon weten. Het is duidelijk dat hij Lews Therins stem hoort. Het maakt niet uit dat die stem echt is. Sterker nog, dat maakt het erger. Zelfs Graendal kon meestal geen re-integratie bewerkstelligen bij iemand die een echte stem hoorde. Ik heb begrepen dat de gang naar een fatale waanzin... abrupt kan zijn.’ Haar lippen krulden zich in een glimlach die haar donkere ogen niet bereikte.
Keken ze nu anders naar hem? Logains gezicht was een gebeeldhouwd masker, onpeilbaar. Bashere keek alsof hij het nog steeds niet kon geloven. Nynaeves mond hing open en haar ogen waren groot. De binding... Lange tijd was de binding vervuld van... verdoofdheid. Hij wist niet of hij het zou kunnen verdragen als Min zich van hem afkeerde. Als ze dat deed, zou dat voor haar het allerbeste zijn. Maar de verdoofdheid maakte plaats voor medeleven en vastberadenheid zo sterk als bergen, en een liefde die zo warm was dat hij zijn handen eraan had kunnen warmen. Haar greep op zijn arm versterkte, en hij probeerde een hand over die van haar te leggen. Te laat bedacht hij zich en trok met een ruk de stomp van zijn hand weer weg, maar hij had haar er al mee aangeraakt. Niets in de binding flakkerde ook maar eventjes.