Выбрать главу

‘Geweldig,’ zei Alliandre. ‘Jij bent onze redding, Maighdin.’

‘Ja,’ mompelde Arrela, ‘jij bent onze redding, Maighdin.’ Er waren vele soorten veldslagen. Zittend op de vloer, terwijl ze bemoedigingen fluisterden en Maighdin streed om dat te vinden wat ze maar zelden kon vinden, vochten ze voor hun leven terwijl de sjaal wiegde, zich overgaf aan de bries, wiegde en slap ging hangen. Maar ze vochten door.

Galina hield haar hoofd omlaag en probeerde zich niet te haasten toen ze zich een weg baande uit Malden, langs de rijen in het wit geklede mannen en vrouwen die lege emmers het stadje in droegen en volle emmers er weer uit. Ze wilde geen aandacht trekken, niet zonder die vervloekte riem en halsband. Ze had die dingen omgedaan toen ze zich ’s nachts had aangekleed, terwijl Therava nog sliep, maar het was zo fijn geweest ze af te doen en ze te verstoppen bij de kleren en andere spullen die ze voor haar ontsnapping had verborgen, dat ze het niet had kunnen weerstaan. Bovendien zou Therava boos zijn als ze wakker werd en Galina weg was. Ze zou iedereen laten zoeken naar haar ‘kleine Lina’, en iedereen herkende haar aan die juwelen. Nou, de waarde ervan zou haar nu helpen terug te keren naar de Toren, terug naar waar ze hoorde. Die arrogante Faile en die andere dwazen waren dood of zo goed als dood, en zij was vrij. Ze streelde de staf die ze in haar mouw verborgen had en huiverde van genoegen. Vrij!

Ze vond het vreselijk dat ze Therava had moeten laten leven, maar als iemand de vrouw in haar tent had aangetroffen met een mes in haar hart, zou Galina de hoofdverdachte zijn geweest. Bovendien... Er verschenen beelden voor haar geestesoog, waarin ze zich steels over de slapende Therava buigt, met het riemmes van de vrouw in haar hand, terwijl Therava’s ogen openschieten en die van haar ontmoeten in het donker, beelden waarin ze gilt, haar hand onwillekeurig opent en het mes laat vallen, waarin ze smeekt, waarin Therava... Nee. Nee! Zo zou het niet zijn gegaan. Zeker niet! Ze had Therava laten leven uit noodzaak, niet omdat ze... Niet om een andere reden.

Plotseling huilden er wolven, wolven uit alle richtingen, wel tien of meer. Haar voeten bleven als vanzelf staan. Ze was omringd door een bonte verzameling tenten; tenten met wanden, tenten met puntdaken, lage Aieltenten. Ze was zonder het te beseffen recht door het gai’shaingedeelte van het kamp gelopen. Ze keek naar de richel ten westen van Malden en kromp ineen.

Over de hele lengte van de richel lag een dichte mist, die voor zover haar oog reikte in beide richtingen de bomen verschool. De muren van het stadje verborgen de richel naar het oosten, maar ze was ervan overtuigd dat ook daar een dichte mist hing. Die man was er! De Grote Heer behoede haar, ze was nog net op tijd geweest. Nou, hij zou die domme vrouw van hem niet vinden, zelfs al overleefde hij wat hij wilde doen. En hij zou Galina Casban ook niet vinden. Ze dankte de Grote Heer dat Therava haar niet had verboden om te rijden – de vrouw hield haar die kans graag als een worst voor, als ze maar genoeg slijmde – en haastte zich naar haar geheime bergplaats. Laat die stommelingen die hier wilden sterven maar sterven. Ze was vrij. Vrij!

29

De laatste knoop

Perijn stond net onder de top van de heuvel, aan de rand van de mist, en bestudeerde het kampement en het met stenen muren omgeven dorp onder hem. Tweehonderd pas vrij steile helling, spaarzaam begroeid met lage struikjes tot aan de vlakke grond, vervolgens misschien zevenhonderd pas vrij terrein naar de eerste tenten, en dan meer dan een span naar het dorp. Het leek nu zo dichtbij. Hij gebruikte zijn kijkglas niet. Een glinstering op de lens van de zon die net over de horizon kwam, een randje roodgoud zo breed als een vingernagel, kon alles verpesten. De grijsheid om hem heen kromde zich, maar bewoog niet echt in de bries, zelfs niet toen die opstak en zijn mantel deed wapperen. De dichte mist op de verre richel, waarachter de windmolen verborgen ging, leek ook stil te hangen als je er een tijdje naar keek. Hoe lang zou het duren voor iemand bij die tenten het zou opmerken? Er was niets aan te doen. De mist voelde aan als gewone mist, vochtig en een beetje kil, maar op de een of andere manier had Neald die mist hier vastgezet voordat hij verderging met andere dingen. De zon zou de mist zelfs om noen nog niet wegbranden, zo beweerde de Asha’man. Alles zou achter de rug zijn om noen, hoe dan ook, maar Perijn hoopte dat de man gelijk had. De hemel was helder en het leek een warme dag te worden voor zo vroeg in de lente.

Er waren maar een paar Shaido buiten het kamp te zien, maar overal tussen de tenten liepen duizenden in het wit geklede gestaltes. Tienduizenden. Zijn ogen pijnigden zich om Faile tussen hen te vinden, zijn hart verlangde ernaar haar te zien, maar hij kon net zo goed proberen één bepaalde speld in een volle mand spelden te vinden. Dus staarde hij naar de dorpspoorten, die wijd openstonden, net als de vorige keren. Uitnodigend wijd open. Ze riepen naar hem. Al gauw zouden Faile en haar metgezellen weten dat het tijd was om naar die poorten te gaan, naar het fort met torens dat oprees aan de noordkant van het dorp. Misschien was ze aan het werk, als de Speervrouwen gelijk hadden over hoe de gevangenen als gai’shain werden behandeld, maar ze zou wel weten hoe ze weg kon glippen en naar het fort kon gaan. Zij en haar vriendinnen, en waarschijnlijk Alyse ook. Wat haar plannen met de Shaido ook waren, de Aes Sedai zou niet op een slagveld willen achterblijven. Een tweede zuster in het fort zou misschien van pas komen. Het Licht geve dat het niet zover zou komen.

Hij had zorgvuldig rekening gehouden met alle mogelijke ontwikkelingen, zelfs met een regelrechte ramp, maar dit was geen spijkerpuzzel, hoe graag hij dat ook zou willen. De gedraaide ijzeren stukken van een spijkerpuzzel bewogen alleen op bepaalde manieren. Als je ze de goede kant op bewoog, kwam de puzzel los. Mensen konden zich op duizenden manieren bewegen, soms in richtingen die je nooit voor mogelijk had gehouden, tot het gebeurde. Zouden zijn plannen standhouden als de Shaido iets onverwachts deden? Dat zouden ze bijna zeker doen, en hij kon alleen maar hopen dat het niet tot rampspoed zou leiden. Met een laatste, verlangende blik op de poorten van Malden, draaide hij zich om en liep terug de richel op. Binnen in de mist kon zelfs hij niet verder dan tien pas voor zich uit kijken, maar hij vond Danel Lewin al snel tussen de bomen op de top. Danel was zo slank dat hij bijna mager was, met een neus als een pikhouweel en een dikke snor in Taraboonse stijl, en viel zelfs op als je zijn gezicht niet duidelijk kon zien.

Andere mannen uit Tweewater waren gestaltes achter hem, die vager en vager werden hoe verder ze weg waren. De meesten hurkten of zaten op de grond, om uit te rusten nu het nog kon. Jori Congar probeerde enkele anderen over te halen om een spelletje met hem te dobbelen, maar hij deed het zachtjes, dus liet Perijn hem begaan. Er had trouwens toch niemand zin om te spelen. Jori had ongewoon veel geluk met zijn dobbelstenen.

Danel stond op toen hij Perijn zag en mompelde: ‘Heer.’ De man had te veel tijd doorgebracht met Failes mensen. Hij noemde het ‘een polijstlaagje opdoen’, wat dat ook moest betekenen. Een man was geen stuk koper.

‘Zorg dat niemand zoiets doms doet zoals ik zojuist deed, Danel. Iemand met scherpe ogen beneden kan beweging langs de rand van de mist zien en wat mannen op onderzoek uit sturen.’ Dannil hoestte discreet achter zijn hand. Licht, hij werd al even erg als die Cairhienin en Tyreners. ‘Zoals u zegt, Heer. Ik hou iedereen er weg.’

‘Heer?’ klonk Balwers droge stem vanuit de mist. ‘Ah, daar bent u, Heer.’ De kleine man verscheen, gevolgd door twee grotere gestaltes, hoewel een van hen niet veel groter was dan Balwer. Ze bleven staan toen hij een gebaar maakte, onduidelijke vormen in de nevel, en Balwer liep alleen verder. ‘Masema is beneden verschenen, Heer,’ zei hij zachtjes, en vouwde zijn handen. ‘Het leek me onder de omstandigheden beter om Haviar en Nerion uit zijn zicht te houden, en tevens uit dat van zijn mannen. Ik geloof niet dat hij hen verdenkt. Volgens mij laat hij iedereen vermoorden die hij niet vertrouwt. Maar uit het oog, uit het hart is het beste.’