Arabahs buiging was voor Perijn en Berelain bestemd, en hij fronste lichtjes naar Masema alsof hij zich afvroeg wat zo’n ruwe kerel bij hen deed. Masema sneerde, en de vrije hand van de Seanchaan ging naar zijn zwaardgevest voordat hij zich bedacht. Ze leken nogal snel op de teentjes getrapt, die Seanchanen. Maar Arabah verspilde geen tijd.
‘Baniergeneraal Khirgan stuurt groeten, Heer, mijn Vrouwe Eerste. Morat’raken melden dat die groepen Aiel sneller reizen dan verwacht. Ze komen ergens vandaag aan, misschien al wel om noen. De groep in het westen bestaat uit ongeveer vijfentwintig- of dertigduizend man, die in het oosten is nog een derde groter. Ongeveer de helft draagt wit, en er zijn natuurlijk Kinderen bij, maar dat zijn nog steeds een heleboel speren achter u. De baniergeneraal wil weten of u wilt spreken over een wijziging van de troepen. Ze stelt voor een paar duizend Altaraanse lansiers naar u toe te sturen.’ Perijn grimaste. Bij elk van die groepen zouden ten minste drie- of vierduizend algai’d’siswai zijn. Zeker een heleboel speren achter zijn rug. Neald gaapte. ‘Hoe voel je je, Neald?’
‘O, ik kan doen wat er gedaan moet worden, Heer,’ zei de man met maar een beetje van zijn gebruikelijke monterheid. Perijn schudde zijn hoofd. Het was duidelijk dat de Asha’man niet één poort meer kon maken dan nodig was. Hij bad dat ze er niet al een tekort zouden komen. ‘Tegen noen zijn we hier klaar. Zeg de baniergeneraal dat we doorgaan volgens plan.’ En hij bad dat er verder niets verkeerd ging. Dat voegde hij er echter niet hardop aan toe. Buiten in de mist huilden wolven, een angstaanjagende roep die overal rondom Malden te horen was. Het was nu echt begonnen.
‘Je doet het geweldig, Maighdin,’ kraakte Faile. Ze voelde zich licht in haar hoofd en haar keel was droog van het voortdurend roepen van aanmoedigingen. Iedereen had een droge keel. Aan het licht te zien dat door de spleten boven hen viel, was het bijna halverwege de ochtend, en ze hadden de meeste tijd onophoudelijk gepraat. Ze hadden geprobeerd de vaten die nog heel waren aan te boren, maar de wijn die erin zat was al te bedorven om zelfs maar je lippen mee te bevochtigen. Nu moedigden ze Maighdin om de beurt aan. Ze zat naast haar bediende met gouden haren terwijl de anderen tegen de achterste muur rustten, zo ver mogelijk van die scheve stapel planken en balken vandaan. ‘Je gaat ons redden, Maighdin.’ Boven hen was de rode sjaal nog net zichtbaar door die smalle spleet in de puinhoop. Hij hing nu al een tijdje slap, behalve wanneer de wind hem greep. Maighdin staarde er zonder knipperen naar. Haar vuile gezicht glansde van het zweet, en ze hijgde alsof ze hardgelopen had. Plotseling werd de sjaal weer stijf en wiegde één, twee, drie keer. Toen kreeg de wind hem weer in de greep en liet hem fladderen, waarna hij weer stil hing. Maighdin bleef staren. ‘Dat was prachtig,’ zei Faile hees. De andere vrouw begon moe te worden. Tussen elke geslaagde poging zat steeds meer tijd, en de geslaagde pogingen duurden korter. ‘Het was...’ Plotseling verscheen er een gezicht naast de sjaal, en een hand greep de rode doek. Even dacht Faile dat ze het zich verbeeldde. Aravines gezicht, omlijst door haar witte kap.
‘Ik zie haar!’ riep de vrouw opgewonden, ik zie vrouwe Faile en Maighdin! Ze zijn in leven!’ Er gingen stemmen op in gejuich, dat snel weer stopte.
Maighdin wankelde alsof ze zou omvallen, maar haar gezicht droeg een prachtige glimlach. Faile hoorde dat er achter haar werd gehuild, en kon zelf ook wel huilen van vreugde. Ze waren gevonden door vrienden, niet door Shaido. Misschien konden ze toch nog ontsnappen.
Faile klauterde overeind en liep dichter naar de scheve stapel verkoold puin toe. Ze probeerde speeksel in haar mond te verzamelen, maar dat lukte niet erg. ‘We leven allemaal nog,’ bracht ze met hese stem uit. ‘Hoe in het Licht hebben jullie ons gevonden?’
‘Het was Theril, Vrouwe,’ antwoordde Aravine. ‘Die ondeugd volgde jullie ondanks uw bevelen, en het Licht zegene hem daarvoor. Hij zag Galina vertrekken en het gebouw instorten, en hij dacht dat jullie dood waren. Hij ging zitten huilen.’ Er protesteerde een stem in de ruwe Amadiciaanse tongval, en Aravine draaide haar hoofd even. ik kan best zien wanneer iemand heeft gehuild, jongen. Wees jij nou maar dankbaar dat je bleef zitten om te huilen. Toen hij de sjaal zag bewegen, Vrouwe, kwam hij naar ons toe gerend.’
‘Zeg hem maar dat tranen geen schande zijn,’ zei Faile. ‘Zeg hem dat ik mijn man ook wel eens heb zien huilen.’
‘Vrouwe,’ zei Aravine aarzelend, ‘hij zei dat Galina aan een stuk hout trok toen ze naar buiten liep. Alsof het een hendel was, zei hij. Hij zei dat zij het gebouw heeft laten instorten.’
‘Waarom zou ze dat doen?’ wilde Alliandre weten. Ze had Maighdin overeind geholpen en ondersteunde haar half om bij Faile te komen staan. Lacile en Arrela kwamen naar hen toe, afwisselend lachend en huilend. Alliandres gezicht leek op een donderwolk. Faile grimaste. Hoe vaak had ze in de afgelopen paar uur gewenst dat ze die klap terug kon nemen? Galina had het belóófd! Kon die vrouw van de Zwarte Ajah zijn? ‘Dat maakt nu niet uit. Ik zal het haar hoe dan ook betaald zetten.’ Hoe ze dat ging doen, was een andere zaak. Galina was immers Aes Sedai. ‘Aravine, hoeveel mensen heb je bij je? Kun je...?’ Er verscheen een paar grote handen op Aravines schouders en ze werd opzij geduwd.
‘Genoeg gepraat.’ Rolans gezicht verscheen voor de spleet, de sjoefa rond zijn hals en zijn sluier tot op zijn borst. Rolan! ‘We kunnen niets weghalen terwijl jij daar staat, Faile Bashere. De hele boel kan instorten. Ga aan de andere kant zitten, zo dicht mogelijk tegen de muur.’
‘Wat doe jij hier?’ wilde ze weten.
De man grinnikte. Hij grinnikte! ‘Je draagt nog steeds wit, vrouw. Doe wat je gezegd wordt, anders krijg je een pak voor je billen als ik je hieruit heb. En misschien drogen we dan je tranen met een kusspelletje.’
Ze ontblootte haar tanden naar hem en hoopte maar dat hij het niet voor een grijns zou aanzien. Maar hij had gelijk. Ze moesten uit de weg, dus leidde ze de andere vrouwen over de met planken bezaaide vloer naar het andere uiteinde van de kelder, waar ze zich tegen de muur drukten. Ze hoorde buiten mompelende stemmen, waarschijnlijk overlegden ze hoe ze een pad konden vrijmaken zonder dat de rest van het gebouw op hun hoofd zou vallen. ‘Alles voor niets,’ zei Alliandre bitter. ‘Hoeveel Shaido denk je dat daarboven zijn?’
Er klonk een luid geschraap van hout. De schuine stapel kreunde en leunde nog wat verder naar binnen. De stemmen klonken weer. ik weet het echt niet,’ antwoordde Faile. ‘Maar het moeten allemaal Mera’din zijn, geen Shaido.’ De Shaido lieten zich niet in met de Broederlozen. ‘Misschien biedt dat wat hoop.’ Rolan zou haar vast laten gaan zodra hij over Dairaine hoorde. Natuurlijk zou hij dat doen. En als hij koppig bleef... In dat geval zou ze doen wat ze moest om hem te overtuigen. Perijn zou er nooit achter hoeven komen. Er schraapte hout over hout, en weer leunde de stapel verbrande balken en planken een beetje verder naar binnen.
De zon ging verscholen achter de mist, maar Perijn schatte dat het ongeveer halverwege de ochtend moest zijn. Gradi zou snel komen. Hij had er al moeten zijn. Als de man te moe was om nog een poort te maken... Nee. Gradi kwam wel. Gauw. Maar zijn schouders waren gespannen alsof hij een hele dag achter een smidsvuur had gewerkt.
‘Ik zeg je dat dit me helemaal niet aanstaat,’ mompelde Gallenne. In de dichte mist was zijn rode ooglap gewoon zwart. Zijn gespikkelde paard met de brede borst drukte zijn neus tegen Gallenne aan, ongeduldig vanwege het wachten, en hij klopte het dier afwezig op de hals. ‘Als Masema echt eerst de vrouwe wil vermoorden, dan vind ik dat we hem nu moeten afmaken. We zijn in de meerderheid. We kunnen binnen een paar tellen zijn lijfwacht overmeesteren.’