Выбрать главу

Haar tranen kwamen weer, en de zijden kap over haar gezicht werd vochtig. Therava zou haar laten janken. Maar zelfs terwijl ze huilde dacht ze na over wat ze tegen Aybara zou zeggen. Misschien kon ze de staf nog te pakken krijgen. Therava zou... Nee, nee! Ze moest haar aandacht richten op wat ze wél kon doen. Ze zag beelden voor zich van de Wijze met haar wrede ogen, met een zweep of een riem of bindkoorden in haar handen, maar ze zette die telkens van zich af terwijl ze dacht over alle vragen die Aybara zou kunnen stellen en welke antwoorden ze hem zou geven. Over wat ze kon zeggen zodat hij de veiligheid van zijn vrouw aan haar overliet. In geen van haar berekeningen had ze er rekening mee gehouden dat ze minder dan een uur later van het zadel werd getild en op haar voeten werd gezet.

‘Zadel haar paard af, Noren, en zet het bij de andere,’ zei de Morlander.

‘Meteen, Meester Neald,’ kwam het antwoord. In een Cairhiense tongval.

De boeien rond haar enkels verdwenen, er sneed een mes tussen haar polsen door en maakte ook die touwen los, en toen werd datgene losgemaakt waardoor de prop in haar mond op zijn plaats werd gehouden. Ze spuugde de natte zijde uit en rukte de kap achterover. Een kleine man in een donkere overjas leidde Zwind weg tussen een verzameling grote, verstelde bruine tenten en kleine, ruwe hutten door die leken te zijn gemaakt van boomtakken en dennentakken met bruine naalden. Hoe lang duurde het voordat dennentakken bruin werden? Dagen, zeker, misschien wel weken. De zestig of zeventig mannen die bij kookvuren bezig waren of op houten krukken zaten, leken wel op boeren in hun ruwe jassen. Sommigen van hen waren echter bezig met het slijpen van zwaarden, en op tientallen plaatsen stonden speren en hellebaarden en andere wapens. Door de spleten tussen de tenten en hutten zag ze nog meer mannen, enkelen in helmen en borstplaten, te paard en met lange lansen met vaandels eraan. Soldaten, op patrouille. Hoeveel meer nog waren er buiten haar gezichtsveld? Het maakte niet uit. Wat voor haar ogen te zien was, was onmogelijk! De Shaido hadden hun schildwachten veel verder van hun kamp vandaan geplaatst dan dit. Daar was ze zeker van! ‘Als dat gezicht al niet genoeg was,’ mompelde Neald, ‘dan zou die kille, berekenende blik me wel overtuigen. Net alsof ze kijkt naar wormen onder een steen.’ Een magere vent in een zwarte overjas draaide vermaakt maar voorzichtig aan de punten van zijn snor. Hij droeg een zwaard, maar leek helemaal niet op een soldaat. ‘Nou, kom dan maar mee, Aes Sedai,’ zei hij, en pakte haar bij de bovenarm. ‘Heer Perijn wil u wat vragen stellen.’ Ze rukte zich los en hij verstevigde kalm zijn greep. ‘Kom, niet zo moeilijk doen.’ De imposante Aielman, Gaul, nam haar andere arm, en ze kon vrijwillig met hen meegaan of worden meegesleurd. Ze liep met haar hoofd geheven, alsof ze niet meer waren dan een geleide, maar iedereen die zag hoe ze haar armen vasthielden zou wel beter weten. Ze keek recht voor zich uit maar was zich bewust van gewapende boerenjongens – de meeste jong – die naar haar staarden. Ze keken niet met open mond toe, maar gewoon, nadenkend. Hoe konden ze zo aanmatigend doen tegen een Aes Sedai? Sommigen van de Wijzen die niet wisten van de gelofte die haar bond, hadden hun twijfels geuit of ze wel Aes Sedai was, omdat ze Therava zo snel gehoorzaamde en voor haar kroop, maar deze twee wisten wat ze was. En het kon hun niet schelen. Ze vermoedde dat die boeren het ook wisten, en toch leek geen van hen verrast over de manier waarop ze werd behandeld. Haar nekharen gingen ervan overeind staan. Toen ze een grote rood met wit gestreepte tent naderden waarvan de flappen waren open gebonden, hoorde ze stemmen binnen. ‘... zei dat hij klaar was om nu meteen te komen,’ zei een man. ‘Ik kan me niet veroorloven om nog een mond te moeten voeden als ik niet weet hoe lang het gaat duren,’ antwoordde een andere man. ‘Bloed en as! Hoe lang duurt het om een ontmoeting te regelen met die mensen?’

Gaul moest bukken bij het binnengaan van de tent, maar Galina beende naar binnen alsof ze haar eigen vertrekken in de Toren betrad. Ze was dan misschien een gevangene, maar ook Aes Sedai, en dat eenvoudige feit was een machtig stuk gereedschap. En een wapen. Met wie wilde hij een ontmoeting regelen? Toch niet met Sevanna, zeker? Laat het iedereen behalve Sevanna zijn. In grote tegenstelling tot het rommelige kamp buiten lag hier een goed tapijt met bloemen op de vloer, en twee zijden wandtapijten met bloemen en vogels in Cairhiense stijl hingen aan de tentpalen. Ze keek naar een lange man met brede schouders die in hemdsmouwen met zijn rug naar haar toe stond. Hij leunde op zijn vuisten op een tafel met dunne poten, die was versierd met verguldsel en vol lag met kaarten en vellen papier. Ze had Aybara alleen op een afstand gezien in Cairhien, maar ze was er zeker van dat dit de boerenjongen was uit het geboortedorp van Rhand Altor, ondanks het zijden hemd en de gepoetste laarzen. Zelfs de omslagen van de laarzen waren gepoetst. Bovendien leek de aandacht van iedereen in de tent op hem gericht te zijn.

Toen ze de tent in liep, legde een lange vrouw in een hooggesloten groenzijden gewaad met kant langs de hals en polsen, met zwart haar dat in golven over haar schouders viel, op een vertrouwelijke manier een hand op Aybara’s arm. Galina herkende haar. ‘Ze lijkt op haar hoede, Perijn,’ zei Berelain.

‘Ze vermoedt een val, schat ik, Heer Perijn,’ zei een grijzende, hard uitziende man in een druk bewerkte borstplaat over een rode overjas. Een Geldaner, dacht Galina. Hij en Berelain waren tenminste een verklaring voor de aanwezigheid van soldaten, al begreep ze niet hoe ze hier konden zijn, op een onmogelijke plaats. Galina was blij dat ze de vrouw niet was tegengekomen in Cairhien. Dat zou de toestand nu meer dan lastig maken. Ze wilde dat ze haar handen vrij had om de sporen van tranen van haar gezicht te vegen, maar de twee mannen hielden haar armen stevig vast. Ze kon er niets tegen doen. Ze was Aes Sedai. Dat was alles wat ertoe deed. Dat was alles wat ze ertoe zou laten doen. Ze deed haar mond open om de touwtjes in handen te nemen...

Plotseling keek Aybara haar over zijn schouder aan, alsof hij haar aanwezigheid had gevoeld, en haar tong bevroor onder zijn gouden blikken. Ze had de verhalen dat de man wolvenogen had niet geloofd, maar het was zo. De harde ogen van een wolf in een gezicht zo hard als steen. Bij hem vergeleken zag de Geldaner er bijna zacht uit. Maar het was ook een droevig gezicht achter die kortgeknipte baard. Vanwege zijn vrouw, ongetwijfeld. Daar zou ze gebruik van maken.