Выбрать главу

‘Sevanna,’ zei Faile op koude toon. De geur van haar haat was bijna even sterk als toen ze het over Galina had gehad. De goudharige vrouw kronkelde zich omhoog, schudde haar haren uit haar gezicht en verloor daarbij nog een paar halssnoeren. Haar ogen, loerend naar Faile, waren groen vuur boven een reep stof waarmee haar mond was dichtgebonden. Ze stonk naar woede. ‘Sevanna van de Jumai Shaido.’ Tylees stem klonk tevreden. ‘Dat heeft ze me met trots verteld. Zij is ook geen lafaard. Kwam ons tegemoet in niet meer dan een zijden mantel en haar juwelen, maar wist toch twee van mijn Altaranen met een speer te doorboren voor ik die af kon pakken.’ Sevanna grauwde door de prop in haar mond en worstelde alsof ze zich van het paard wilde werpen. Tot Tylee haar een klap gaf. Daarna stelde ze zich tevreden met loerende blikken naar iedereen in zicht. Ze had mooie rondingen, hoewel hij zoiets niet zou moeten opmerken terwijl zijn vrouw naast hem stond. Maar Elyas had gezegd dat ze van hem verwachtte dat hij dat soort dingen zou opmerken, dus bestudeerde hij haar openlijk, ik wil de inhoud van haar tent hebben,’ meldde Faile, en keek hem scherp aan. Misschien moest hij toch niet zo open zijn. ‘Ze heeft daar een grote juwelenkist staan, en die wil ik hebben. Kijk me niet zo aan, Perijn. We moeten honderdduizend mensen voeden, kleden en terug naar huis helpen. Minstens.’

‘Ik wil graag met u meegaan, Vrouwe, als u me wilt hebben,’ sprak de jongeman die Maighdin had gedragen. ‘En ik zal niet de enige zijn, als u ons hebben wilt.’

‘Uw vrouw, neem ik aan, Heer,’ zei Tylee, kijkend naar Faile. ‘Dat klopt. Faile, laat me je voorstellen aan baniergeneraal Tylee Khirgan, in dienst van de keizerin van Seanchan.’ Misschien kreeg hij zelf langzamerhand ook wel een polijstlaagje. ‘Baniergeneraal, mijn echtgenote, vrouwe Faile ni Bashere t’Aybara.’ Tylee maakte een buiging in haar zadel. Faile maakte een kleine kniks en neigde lichtjes haar hoofd. Vuil gezicht of niet, ze was toch koninklijk. En dat deed hem denken aan de Gebroken Kroon. Dat zou hij later moeten bespreken. En het zou ongetwijfeld een langdurig gesprek worden. Hij dacht dat hij het deze keer niet zo moeilijk zou vinden om zijn stem te verheffen, zoals ze schijnbaar wilde. ‘En dit is Alliandre Maritha Kigarin, koningin van Geldan, Gezegende van het Licht, Verdedigster van de Muur van Garen. En mijn leenvrouwe. Geldan staat onder mijn bescherming.’ Het was dom om te zeggen, maar het moest gezegd worden.

‘Onze overeenkomst bevat daar niets over, Heer,’ zei Tylee zorgvuldig. ik besluit niet waar het Eeuwig Zegevierende Leger naartoe gaat.’

‘Ik zeg het alleen maar even, baniergeneraal. En zeg tegen uw superieuren dat ze Geldan niet krijgen.’ Alliandre glimlachte zo breed, zo dankbaar naar hem, dat hij bijna moest lachen. Licht, Faile glimlachte ook. Een trotse glimlach. Hij wreef langs zijn neus. ‘We moeten echt vertrekken voordat die andere Shaido komen. Ik wil niet dat zij straks voor me staan en al die gevangenen achter me, die er misschien over denken weer een speer op te nemen.’ Tylee grinnikte, ik heb wat meer ervaring met deze mensen dan u, Heer. Zodra ze zich overgeven, zullen ze drie dagen lang niet opnieuw vechten of proberen te ontsnappen. Bovendien heb ik een paar van mijn Altaranen voor de zekerheid een brandstapel laten maken van hun speren en bogen. We hebben de tijd om onze manschappen te verdelen, Heer, en ik hoop dat ik nooit tegenover u op het strijd-veld sta,’ zei ze, en trok de met staal beklede handschoen van haar rechterhand. ‘Het zou me een eer zijn als u me Tylee wilt noemen.’ Ze leunde over Sevanna heen om haar hand aan te bieden. Even kon Perijn alleen maar staren. Het was een vreemde wereld. Hij was naar haar toe gegaan in de overtuiging dat hij een overeenkomst sloot met de Duistere, en het Licht wist dat sommige dingen die de Seanchanen deden meer dan weerzinwekkend waren, maar de vrouw was standvastig en trouw aan haar belofte. ‘En ik heet Perijn, Tylee,’ zei hij, en greep haar hand. Een heel vreemde wereld.

Galina trok haar onderrokken uit, gooide ze op de zijden mantel en pakte het rijgewaad dat ze uit Zwinds zadeltas had gehaald. Het ding was gemaakt voor een iets grotere vrouw, maar het zou wel voldoen tot ze een van die vuurdruppels kon verkopen. ‘Blijf staan zoals je staat, Lina,’ klonk Therava’s stem, en plotseling kon Galina zich niet meer bewegen, zelfs al had het bos in brand gestaan. Ze kon echter nog wel schreeuwen. ‘Zwijg.’ Ze stikte bijna toen haar keel zich hortend om de schreeuw samenkneep. Ze kon nog wel huilen, stilletjes, en er vielen tranen op de humusrijke bosbodem. Ze kreeg een harde klap. ‘Op de een of andere manier heb je de staf in handen gekregen,’ zei Therava. ‘Anders zou je hier niet zijn. Geef hem aan mij, Lina.’

Ze hoefde er niet eens aan te denken om zich te verzetten. Galina kwam overeind, dook de staf op uit haar zadeltas en gaf hem aan de vrouw met haviksogen, terwijl de tranen over haar wangen biggelden.

‘Hou op met dat gesnotter, Lina. En doe je halsband en riem om. Ik zal je moeten straffen omdat je ze af hebt gedaan.’ Galina kromp ineen. Zelfs Therava’s bevel kon haar tranen niet stoppen, en ze wist dat ze ook daarvoor gestraft zou worden. Ze haalde de gouden halsband en riem uit de zadeltas en deed ze om. Ze droeg enkel haar lichtgekleurde wollen kousen en zachte witte veterlaarzen, en het gewicht van de halsband met vuurdruppels en de riem leek haar naar de grond te trekken. Haar blik haakte zich vast aan de witte staf in Therava’s handen.

‘Je paard kan dienstdoen als pakpaard, Lina. En jij mag nooit meer rijden.’

Er moest een manier zijn om die staf terug te krijgen. Dat moest! Therava draaide het ding om en om in haar handen, tartend. ‘Hou op met je huisdier te spelen, Therava. Wat gaan we doen?’ Belinde, een slanke Wijze met haren die bijna wit waren gebleekt door de zon, beende naar hen toe en keek Therava woest aan met haar lichtblauwe ogen. Ze was benig, en haar gezicht was geschikt voor die blik. Pas toen besefte Galina dat Therava niet alleen was. Enkele honderden mannen, vrouwen en kinderen stonden tussen de bomen achter hen, sommige mannen notabene met vrouwen over hun schouder. Ze bedekte zich met haar handen terwijl haar gezicht warm werd. Ondanks lange dagen van gedwongen naaktheid voelde ze nog steeds schaamte als mannen haar naaktheid zagen. Toen merkte ze nog iets vreemds op. Maar een handvol van de mensen waren algai’d’siswai, met boogkokers op hun ruggen en pijlkokers aan hun heupen, maar elke man en elke vrouw, behalve de Wijzen, droegen minstens één speer. Ze hadden ook sluiers over hun gezichten, gemaakt van een sjaal of een stuk doek. Wat betekende dat? ‘We gaan terug naar het Drievoudige Land,’ zei Therava. ‘We sturen renners vooruit naar elke sibbe die ze kunnen vinden, om ze te zeggen dat ze hun natlander-gai’shain moeten achterlaten, alles moeten achterlaten als het niet anders kan, en terug moeten keren naar het Drievoudige Land. We gaan onze stam weer opbouwen. De Shaido zullen de rampspoed waar Sevanna ons naartoe heeft geleid, overstijgen.’

‘Maar dat zal generaties duren!’ protesteerde Modarra. Ze was slank en best knap om te zien, maar nog langer dan Therava, bijna even lang als de meeste Aielmannen. Ze weerstond Therava zonder vrees. Galina begreep niet hoe ze dat deed. Die vrouw hoefde haar maar aan te kijken of ze werd al bang.

‘Dan duurt het maar generaties,’ zei Therava ferm. ‘We nemen alle tijd die nodig is. En daarna verlaten we het Drievoudige Land nooit meer.’ Ze wendde haar blik naar Galina. Die bang werd. ‘Je zult deze nooit meer aanraken,’ zei ze, en stak de staf even omhoog. ‘En je zult nooit meer proberen aan me te ontkomen. Ze heeft een sterke rug. Geef haar lading, dan vertrekken we. Ze komen ons misschien achterna.’