Выбрать главу

Hark, met een zilveren beker in zijn hand, wilde in een stoel aan tafel gaan zitten, maar meester Norrij klopte hem op de schouder en gaf een ruk met zijn hoofd in de richting van een hoek. Knorrig liep Hark naar de hem gewezen plaats. Hij was ongetwijfeld al begonnen met drinken zodra de beker gevuld was, want hij dronk hem nu in één teug leeg. Toen draaide hij de beker om en staarde ernaar. Hij schrok en richtte een brutale grijns op haar. Wat hij ook in haar gezicht zag, hij kromp ervan ineen. Hij dribbelde naar de lange tafel tegen de muur, zette de beker overdreven voorzichtig neer en dribbelde weer terug naar zijn hoek.

Birgitte was de eerste die aankwam, de binding vervuld van een behoedzame ontevredenheid.

‘Een rit?’ vroeg ze, en toen Elayne het uitlegde maakte ze bezwaren. Eigenlijk waren het slechts enkele bezwaren; de rest waren beledigingen.

‘Over wat voor stompzinnig, achterlijk plan heb je het, Birgitte?’ vroeg Vandene terwijl ze de kamer binnenkwam. Ze droeg een rijgewaad dat haar te groot was. Het was er een van haar zuster geweest en zou haar goed hebben gepast toen Adeleas nog leefde, maar de witharige vrouw was afgevallen. Haar Jaem, pezig en tanig, wierp één blik op Hark en posteerde zich toen ergens waar hij de man in het oog kon houden. Hark glimlachte, maar zijn glimlach vervaagde toen Jaems gezichtsuitdrukking zo hard bleef als ijzer. Het grijzende haar van de zwaardhand was dun, maar er was niets zachts aan hem.

‘Ze is van plan vanavond twee Zwarte zusters te grijpen,’ antwoordde Birgitte met een harde blik op Elayne. ‘Twee Zwarte zusters?’ riep Sareitha, die net binnenkwam. Ze trok haar donkere mantel om zich heen alsof ze het koud kreeg van die woorden. ‘Wie?’ Haar zwaardhand Ned, een lange, breedgeschouderde jongeman met geel haar, keek naar Hark en raakte zijn zwaardgevest aan. Hij koos ook een plek waar hij de man in de gaten kon houden. Hark danste van de ene voet op de andere. Misschien overwoog hij te vluchten.

‘Falion Bhoda en Marillin Gemalfin,’ zei Elayne. Sareitha’s mond verstrakte.

‘Wat is er met Falion en Marillin?’ vroeg Careane, die de kamer binnenschreed. Haar zwaardhanden waren zeer verschillende mannen, een lange, stakige Tyrener, een Saldeaan zo slank als een zwaard, en een breedgeschouderde Cairhienin. Ze wisselden blikken uit en Tavan, de Cairhienin, leunde tegen de muur, kijkend naar Hark terwijl Cieril en Venr in de deuropening gingen staan. Hark vertrok zijn mond alsof hij een beetje misselijk werd.

Er zat niets anders op dan alles opnieuw uit te leggen. Dat deed Elayne, met stijgend ongeduld dat niets te maken had met haar wisselende stemmingen. Hoe langer dit duurde, hoe groter de kans dat Falion en Marillin weg zouden zijn tegen de tijd dat ze het huis aan Vollemaanstraat bereikten. Ze wilde hen hebben. Ze zóu hen krijgen! Ze had Birgitte moeten laten wachten tot iedereen er was. ‘Een goed plan, denk ik,’ zei Vandene toen ze klaar was. ‘Ja, dat zal best lukken.’ Anderen waren er niet zo mee in hun sas. ‘Het is geen plan, het is verdomde waanzin!’ zei Birgitte scherp. Ze vouwde haar armen over haar borst en keek fronsend op Elayne neer, de binding zo’n werveling van gevoelens dat Elayne er nauwelijks kop of staart aan kon vinden. ‘Jullie vier willen alléén het huis binnengaan. Alleen! Dat is geen plan. Het is gewoon gekkigheid! Zwaardhanden zijn ervoor om hun Aes Sedai te beschermen. Laat ons met jullie meegaan.’ De andere zwaardhanden maakten instemmende geluiden, maar ze probeerde tenminste niet langer het hele plan in de kiem te smoren.

‘We zijn met z’n vieren,’ zei Elayne tegen haar. ‘We kunnen onszelf beschermen. En zusters vragen hun zwaardhanden niet mee om andere zusters in de boeien te slaan.’ Birgittes gezicht betrok. ‘Als ik je nodig heb, roep ik zo hard dat je me zelfs hier in het paleis nog zou kunnen horen. De zwaardhanden blijven buiten!’ voegde ze eraan toe toen Birgitte haar mond opendeed. De binding vulde zich met frustratie, maar Birgitte liet haar kaken op elkaar klappen. ‘Misschien kunnen we deze man vertrouwen,’ zei Sareitha, met een blik op Hark waaruit helemaal geen vertrouwen sprak, ‘maar zelfs als hij het goed gehoord heeft, dan weten we nog niet of er slechts twee zusters in het huis zijn. Of nul. Als ze weg zijn is er geen gevaar, maar als er inmiddels anderen bij zijn gekomen, kunnen we net zo goed onze nek in een strop leggen en het valluik zelf opendoen.’ Careane vouwde haar stevige armen over elkaar en knikte. ‘Het gevaar is te groot. Je zei zelf tegen ons dat toen ze uit de Toren wegvluchtten, ze een aantal ter’angrealen hebben gestolen, waarvan sommige erg gevaarlijk. Ik ben nog nooit voor een lafaard uitgemaakt, maar ik zie het niet zitten om op iemand af te sluipen die misschien wel lotsvuur kan maken.’

‘Hij kan nauwelijks zoiets eenvoudigs als “we zijn maar met ons tweeën” verkeerd hebben verstaan,’ antwoordde Elayne ferm. ‘En ze spraken alsof ze geen anderen verwachtten.’ Het Licht brande haar, gezien haar positie zouden ze haar onmiddellijk hebben moeten gehoorzamen in plaats van bezwaren te maken. ‘Hoe dan ook, dit is geen discussie.’ Jammer dat ze allebei bezwaar maakten. Als het slechts een van hen was geweest, had dat een aanwijzing kunnen zijn. Behalve als ze allebei van de Zwarte Ajah waren. Dat was een gedachte die haar tot in haar beenderen verkilde, maar in haar plan hield ze rekening met die mogelijkheid. ‘Falion en Marillin weten pas dat we komen als het te laat is. Als ze weg zijn, nemen we die Shiaine in hechtenis, maar we gaan wel.’

De groep die achter Elayne en Hark aan reed vanaf het Koninginnestalerf, was groter dan ze had verwacht. Birgitte had erop gestaan om vijftig gardevrouwen mee te nemen, hoewel ze alleen maar onnodig slaap zouden missen. Ze reden in rijen van twee met roodgelakte helmen en borstplaten, zwart in de nacht, langs het paleis achter de Aes Sedai en zwaardhanden aan. Ze bereikten de voorzijde van het paleis, reden langs de rand van het Koninginneplein, de grote ovaal die nu vol stond met ruwe onderkomens waarin gardisten en de wapenlieden van edelen lagen te slapen. Overal waar plek was, waren mannen ondergebracht, maar er waren onvoldoende kelders en zolders en extra kamers in de buurt van het paleis en de parken. In de parken brachten cirkels van Kinsvrouwen de mannen naar de plaatsen waar ze nodig waren. Ze vochten te voet, op de muren, dus waren hun paarden gestald in nabijgelegen parken en in de grotere paleistuinen. Enkele wachtposten bewogen toen ze langsreden, ze draaiden hun hoofd om de groep na te kijken, maar met haar kap omhoog konden ze alleen zien dat een stoet gardevrouwen een groep door de nacht begeleidde. De hemel in het oosten was nog donker, maar over minder dan twee uur zou de zon opkomen. Het Licht geve dat Falion en Marillin dan in de boeien waren geslagen. En nog iemand. Minstens nóg iemand.

Kronkelende straten leidden over en rond de heuvels langs smalle betegelde torens die glinsterden met honderd kleuren als de zon opkwam, en die nu zachtjes glansden in het gevlekte maanlicht, langs stille winkels en donkere herbergen, eenvoudige stenen huizen met leistenen daken en kleine paleizen die in Tar Valon hadden kunnen staan. Het geluid van hoefijzers op de plaveistenen en het lichte gekraak van zadelleer klonken luid in de stilte. Af en toe sloop er een hond door de diepere schaduwen in steegjes, maar verder bewoog er niets. De straten waren gevaarlijk op dit uur, maar geen enkele bandiet zou gek genoeg zijn om zich te laten zien aan zo’n grote groep. Een halfuur nadat ze het koninklijk paleis hadden verlaten, reed Elayne op Vuurhart door de Mondelpoort, een brede, twintig voet hoge boog in de hoge witte muur van de Binnenstad. Ooit hadden daar gardisten gestaan om de vrede te bewaren, maar de koninginnegarde was daarvoor nu te zeer uitgedund.

Bijna zodra ze in de Nieuwe Stad waren, ging Hark oostwaarts een wijk in met straten die alle kanten op gingen door de stadsheuvels. Hij reed ongemakkelijk, op een geleende vosmerrie. Beurzensnijders zaten niet vaak in het zadel. Sommige straten waren hier vrij smal, en in een van die straten hield hij eindelijk in, omgeven door stenen huizen van twee, drie of zelfs vier verdiepingen hoog. Birgitte hief een hand en liet de stoet halt houden. De plotselinge stilte was oorverdovend.