Выбрать главу

De windvindsters grimasten en gingen onbehaaglijk van de ene blote voet op de andere staan op de grond die nog modderig was van de stortbui van de vorige dag. Aan nattigheid waren ze wel gewend, maar niet aan modder.

‘Deze man wil me niet vertellen waar de Poort naartoe moet leiden,’ zei Chanelle woedend, wijzend naar Guybon terwijl Birgitte afsteeg, ik wil dit achter de rug hebben zodat ik mijn voeten kan wassen.’

‘Vrouwe!’ riep een vrouwenstem van een stukje terug in de straat. ‘Vrouwe Birgitte!’ Reene Harfor rende langs de rij gardisten, haar rode rokken hoog opgeheven waardoor haar kousen tot aan de knie te zien waren. Birgitte dacht niet dat ze die vrouw zelfs maar ooit had zien draven. Vrouw Harfor was een van die vrouwen die alles vlekkeloos deden. Telkens wanneer ze elkaar zagen, werd Birgitte zich bewust van elk foutje dat zijzelf ooit had gemaakt. Twee mannen in rood met witte livrei renden achter haar aan, met een draagbaar tussen hen in. Toen ze naderden, zag Birgitte dat er een magere gardist zonder helm op lag, met een pijl in zijn rechterarm en nog een in zijn rechterdij. Uit beide wonden kwam bloed, dat een smal spoor op de plaveistenen maakte. ‘Hij stond erop om onmiddellijk naar u of kapitein Guybon te worden gebracht, Vrouwe,’ zei vrouw Harfor ademloos, terwijl ze zichzelf koelte toewuifde met een hand. De jonge gardist worstelde zich overeind, maar Birgitte drukte hem weer neer. ‘Drie of vier groepen huurlingen vallen de Far Madding-poort aan, Vrouwe,’ zei hij, zijn gezicht verwrongen van pijn die ook in zijn stem doorklonk. ‘Vanuit de stad zelf, bedoel ik. Ze hebben boogschutters gepositioneerd die iedereen neerschieten die om hulp seint met de vlaggen, maar ik kon ontkomen, en mijn paard redde het ook net.’

Birgitte vloekte grommend. Cordwyn, Gomaisen en Bakuvun zouden onder hen zijn, wedde ze. Ze had er bij Elayne op aan moeten dringen die kerels de stad uit te zetten zodra ze met hun eisen kwamen. Ze besefte pas dat ze hardop had gesproken toen de gewonde gardist weer sprak.

‘Nee, Vrouwe. Tenminste, niet Bakuvun. Hij en een stuk of tien van zijn mannen kwamen langs om te dobbe... eh, voor wat gezelschap, en de luitenant denkt dat zij de enige reden zijn dat we nog konden standhouden. En hopelijk doen we dat nog steeds. Ze gebruikten rammen op de torendeuren toen ik achteromkeek. Maar er is nog meer, Vrouwe. In Laag Caemlin, buiten de poorten, groeperen zich mannen. Tienduizend, misschien wel twintigduizend. Het is moeilijk te zien door die kronkelende straten.’

Birgitte kromp ineen. Met tienduizend man konden ze van buitenaf aanvallen, muitende huurlingen of niet. Behalve als ze al haar manschappen ernaartoe stuurde, en dat kon ze niet doen. Wat in het Licht moest ze doen? Het Licht brande haar, ze kon iemand redden uit een fort of paleis in vijandig gebied in de overtuiging dat ze wist wat ze deed, maar dit was een veldslag waar het lot van Caemlin en misschien wel de troon van afhing. Toch moest ze iets doen. ‘Vrouw Harfor, breng die man terug naar het paleis en laat zijn wonden verzorgen, alstublieft.’ Ze hoefde de windvindsters niet om Heling te vragen. Ze hadden al duidelijk gemaakt dat dat voor hen neerkwam op deelnemen aan de oorlog. ‘Dyelin, laat alle paarden en duizend hellebaarddragers hier, dan gaan de anderen en alle beschikbare kruisboogschutters en boogschutters met jou mee. En iedereen die je nog kunt vinden die een zwaard kan vasthouden. Als de poort nog standhoudt zodra de Kinsvrouwen je erheen hebben gebracht, zorg dan dat dat zo blijft. Als hij gevallen is, neem hem dan weer in. En verdedig die verdomde muur tot ik ook kan komen.’

‘Goed,’ zei Dyelin, alsof het geen enkel punt zou zijn. ‘Conail, Catalyn, Branlet, Perival, jullie gaan met mij mee. Jullie voetsoldaten vechten beter als jullie erbij zijn.’ Conail keek teleurgesteld. Hij had zichzelf waarschijnlijk al een nobele redding zien uitvoeren, maar hij greep de teugels en fluisterde iets waardoor de twee jongere jongens grinnikten.

‘Mijn ruiters vechten ook beter als ik erbij ben,’ protesteerde Catalyn. ‘Ik wil helpen om Elayne te redden.’

‘Je kwam hier om haar te helpen de troon te bemachtigen,’ zei Dyelin scherp, ‘en je gaat daarheen waar je nodig bent om daarvoor te zorgen, anders moeten jij en ik straks nog maar eens praten.’ Wat het ook betekende, Catalyns mollige gezicht kleurde en ze volgde Dyelin en de anderen chagrijnig toen ze wegreden. Guybon keek naar Birgitte maar zei niets, hoewel hij zich waarschijnlijk afvroeg waarom ze niet meer mensen stuurde. Hij zou haar bevelen niet in het openbaar in twijfel trekken. Het punt was dat ze niet wist hoeveel Zwarte zusters er bij Elayne waren. Ze had alle windvindsters nodig, en die moesten geloven dat ze allemaal nodig waren. Als er tijd was geweest, had ze de wachtposten van de buitenste torens gehaald, en zelfs die bij de poorten. ‘Maak de Poort,’ zei ze tegen Chanelle. ‘Naar deze kant van de richel ten oosten van de stad, op de Erininweg en van de stad afgewend.’

De windvindsters gingen in een kring staan en deden rustig wat ze moesten doen om te koppelen. Plotseling verscheen de verticale zilverblauwe spleet van een Poort, die zich vergrootte tot een opening, vijf pas hoog en zo groot als het vrijgemaakte terrein. Hij bood uitzicht op een brede weg van aangestampte klei, die tegen de glooiende helling van de tien stap hoge richel in de richting van de rivier de Erinin opliep. Arymilla had kampen voorbij die richel. Met een beetje geluk waren die nu misschien verlaten, maar ze kon zich daar nu toch niet mee bezighouden.