Birgitte had hetzelfde gezien in veldslagen tijdens de Trollok-oorlogen waarbij de Kracht was gebruikt. Voor elke man die stillag, klauterden er twee of drie overeind of probeerden hun bloeden te stelpen. Voor elk paard dat met stijve benen op de grond lag, stonden er twee op wankele benen overeind. De hagel van vuur en bliksem hield onverminderd aan.
‘Maak er dan een einde aan,’ zei Birgitte. ‘Als ze alle soldaten vermoorden, of in elk geval zo veel dat de rest ervandoor gaat, dan is Elayne verloren.’ Maar niet voor altijd. Het Licht brande haar, ze zou haar de rest van haar leven volgen om haar te bevrijden, maar het Licht alleen wist wat ze intussen met haar zouden doen. ‘Zaides overeenkomst is dan verloren. Door jullie.’
Het was geen warme ochtend, maar er parelde zweet op Chanelles voorhoofd. Vuurbollen en bliksems kwamen neer tussen de ruiters die achter Guybon aan reden. De vrouw met de staf hief haar arm opnieuw. Zelfs zonder het kijkglas was Birgitte er zeker van dat ze recht op Guybon richtte. Hij moest dat ook zien, maar hij week nog geen haar van zijn koers af.
Plotseling kwam er een volgende bliksem omlaag en raakte de vrouw met de staf. Zij vloog de ene kant op, haar paard de andere kant. Een paard in het span zakte door de knieën terwijl de andere dansten en steigerden. Ze zouden het op een galop hebben gezet, als het andere paard in het span niet dood was geweest. De andere paarden rond de wagen bokten en steigerden ook. De regen van vuur en bliksems stokte terwijl de Aes Sedai probeerden hun paarden in bedwang te houden en in het zadel te blijven. In plaats van zijn span te kalmeren, sprong de menner van de bok en trok zijn zwaard voordat hij op de aanstormende ruiters afrende. De toeschouwers in Laag Caemlin renden ook weer, maar deze keer renden ze weg. ‘Zorg dat je de anderen levend in handen krijgt!’ snauwde Birgitte. Het kon haar niet veel schelen of ze bleven leven – ze zouden toch snel genoeg sterven als Duistervrienden en moordenaars – maar Elayne zat in die verdomde wagen!
Chanelle knikte stijfjes, en rondom de wagen begonnen ruiters van hun onrustige paarden te vallen. Ze lagen worstelend op de grond alsof ze aan handen en voeten gebonden waren. En dat was natuurlijk ook zo. De rennende man viel plat op zijn gezicht en bleef kronkelend liggen. ‘Ik heb de vrouwen ook afgeschermd,’ zei Chanelle. Zelfs al hielden ze de Kracht vast, ze zouden niet op kunnen tegen een cirkel van acht. Guybon hief een hand en zijn groep vertraagde hun gang. Het was opmerkelijk hoe snel het allemaal was gegaan.
Hij was nog niet halverwege de wagen. Er stroomden nog steeds ruiters en voetsoldaten door de Poort naar buiten. Birgitte zwaaide haar been over het zadel en galoppeerde naar Elayne toe. Die verdomde Elayne Trakand, dacht ze. Er was nog geen sprankje angst door de binding gekomen.
33
Negen van de tien
De Duistervrienden hadden geen risico’s genomen met Elayne. Ze was niet alleen afgeschermd, maar Temaile had er schijnbaar duivels plezier in gehad om haar strak vast te binden met haar hoofd tussen haar knieën. Haar spieren deden pijn van de krampachtige houding. De prop in haar mond, een smerig vod met een vieze, olieachtige smaak, was zo stevig vastgebonden dat haar mondhoeken er pijn van deden. Hij was bedoeld om te voorkomen dat ze bij de poorten om hulp zou roepen. Niet dat ze dat zou hebben gedaan; daarmee zou ze alleen de mannen die de poorten bewaakten ter dood hebben veroordeeld. Ze voelde de zes Zwarte zusters saidar vasthouden tot ze door de poort waren. Maar de blinddoek was overbodig geweest. Ze dachten dat ze haar daarmee een gevoel van hulpeloosheid konden geven, maar ze weigerde zich hulpeloos te voelen. Ze was immers volkomen veilig tot haar kinderen werden geboren, en haar kinderen zelf ook. Dat had Min gezegd.
Door het geluid van tuigage en de vloer van ruwe planken onder haar wist ze dat ze in een wagen of kar zat. Ze hadden niet de moeite genomen om een deken over de vloerplanken te gooien. Een wagen, dacht ze. Ze had het gevoel dat er meer dan één paard voor stond. De wagen rook zo sterk naar oud hooi dat ze ervan moest niezen. Haar situatie leek hopeloos, maar Birgitte zou haar niet in de steek laten.
Ze voelde dat Birgitte van enige spannen achter haar naar een span voor haar sprong, en ze kon wel lachen. De binding vertelde haar dat Birgitte op haar doelwit gericht was, en Birgitte Zilverboog miste nooit. Toen het geleiden begon, aan beide kanten van de wagen, was de neiging om te lachen verdwenen. Door de binding bleef een rotsvaste vastberadenheid komen, maar er was ook nog iets anders nu, een sterke afkeer en een toenemende... geen woede, maar het leek erop. Er stierven daarbuiten mannen. In plaats van te lachen, kon Elayne wel huilen. Ze verdienden dat iemand om hen huilde, en ze stierven voor haar. Net zoals Vandene en Sareitha waren gestorven. Ze voelde zich weer bedroefd om hen. Maar niet schuldig. Ze hadden alleen kunnen worden gespaard door Falion en Marillin te laten gaan, en dat zouden ze geen van beiden hebben toegestaan. Ze hadden de aankomst van de anderen niet kunnen voorzien, of dat vreemde wapen dat Asne had.
Er klonk een donderend geraas vlakbij, en de wagen wiebelde zo hevig dat ze heen en weer rolde. Ze zou er zeker beurse plekken op haar knieën en schenen aan overhouden. Ze nieste herhaaldelijk van het stof dat was opgedwarreld. Ze voelde afzonderlijke haren rechtop gaan staan waar die niet werden tegengehouden door de prop en de blinddoek. De lucht rook vreemd. Een blikseminslag, schijnbaar. Ze hoopte dat Birgitte de windvindsters erbij had weten te betrekken, hoe onwaarschijnlijk dat ook leek. Er zou een tijd komen dat de Kinne de Kracht als wapen zouden moeten gaan gebruiken – niemand kon zich afzijdig houden van Tarmon Gai’don – maar laat ze hun onschuld nog maar een tijdje langer behouden. Enkele tellen later verdween het schild om haar heen.
Ze kon niets zien en kon dus ook niet met enige doelmatigheid geleiden, maar ze voelde wevingen in de buurt, sommige Geest, sommige Lucht. Zonder de wevingen te zien kon ze niet bepalen waar ze voor waren, maar ze kon het wel aardig inschatten. Haar gevangenbewaarders waren nu zelf gevangenen, afgeschermd en gekneveld. En zij kon alleen maar geduldig wachten. Birgitte kwam snel dichterbij, maar ze kon niet wachten om dat verdomde web van touwen van zich af te krijgen.
De wagen kraakte toen iemand zich erop hees. Birgitte. Door de binding kwam een flits van vreugde. Binnen enkele tellen waren de touwen om haar heen verdwenen, en prutste Birgitte aan de knoop van de prop in haar mond. Elayne bewoog een beetje stijfjes, maar maakte zelf de blinddoek los. Licht, ze zou barsten van de spierpijn tot ze om Heling kon vragen. Dat herinnerde haar eraan dat ze het de windvindsters zou moeten vragen, en het verdriet om Vandene en Sareitha kwam weer terug. Zodra ze de prop kon uitspugen, wilde ze vragen om water om die vieze smaak uit haar mond te spoelen, maar in plaats daarvan vroeg ze: ‘Waar bleef je nou?’ Haar gelach om Birgittes plotselinge onthutsing werd onderbroken door nog een nies. ‘Laten we hier weggaan, Birgitte. De Kinne?’
‘Windvindsters,’ antwoordde Birgitte, en hield de flap van tentdoek achter aan de wagen opzij. ‘Chanelle besloot dat ze liever niet aan Zaide wilde vertellen dat ze de overeenkomst verpest had.’ Elayne snoof minachtend, maar dat had ze beter niet kunnen doen. Niezend klom ze zo snel mogelijk van de wagen af. Haar benen waren al even stijf als haar armen. Het Licht brande haar, maar ze verlangde naar een warm bad. En een borstel. Birgittes rode jas met de witte kraag zag er wat verfomfaaid uit, maar Elayne vermoedde dat ze die vanochtend schoon had aangetrokken. Toen haar voeten de grond raakten, begonnen gardisten op paarden in een dichte ring om de wagens luid te juichen en met hun lansen te zwaaien. De gardevrouwen juichten ook bijna allemaal. Twee van de mannen droegen de witte leeuw van Andor en haar gouden lelie. Ze moest glimlachen. De koninginnegarde had gezworen Andor, de koningin en de erfdochter te beschermen, maar hun besluit om haar persoonlijke banier bij zich te dragen moest van Charlz Guybon zijn gekomen. Hij zat op een groot paard met zijn helm op de zadelknop en maakte een buiging voor haar, met een brede glimlach op zijn gezicht. Het was een plezier om naar de man te kijken. Misschien zou hij geschikt zijn als tweede zwaardhand. Achter de gardisten rezen banieren van Huizen en huurlingen op, de een na de ander. Licht, hoeveel mannen had Birgitte meegebracht? Maar dat kon wachten tot later. Eerst wilde Elayne haar gevangenen zien. Asne lag met gespreide benen op de weg en staarde met lege ogen op naar de hemel; het schild rondom haar was overbodig. De anderen lagen even stil, gebonden met stromen Lucht waardoor hun armen tegen hun zijden en hun gespleten rokken tegen hun benen werden gedrukt. Een véél aangenamere houding dan waarin zij had gezeten. De meesten leken bijzonder kalm, gezien hun situatie, hoewel Temaile kwaad naar haar keek en Falion op het punt leek te staan om over te geven. Shiaines met modder besmeurde gezicht zou elke Aes Sedai trots hebben gemaakt. De drie mannen, ook gebonden met stromen Lucht, waren allesbehalve kalm. Ze kronkelden en worstelden, keken woest naar de ruiters om hen heen alsof ze hen allemaal wilden aanvallen. Dat gaf aan dat ze Asnes zwaardhanden waren, maar dat hoefde niet te betekenen dat zij ook Duistervrienden waren. Hoe dan ook, ze zouden gevangen moeten worden gezet – om anderen te beschermen tegen de doodstoorn waarmee ze door Asnes dood waren vervuld. Ze zouden alles doen om degene te vermoorden die zij schuldig achtten aan haar dood. ‘Hoe hebben ze ons gevonden?’ wilde Chesmal weten. Als ze niet met een vuil gezicht op de weg had gelegen, had niemand haar voor een gevangene aangezien.