‘Mijn zwaardhand,’ zei Elayne, glimlachend naar Birgitte. ‘Een ervan.’
‘Een vrouwelijke zwaardhand?’ vroeg Chesmal minachtend. Marillin schuddebuikte van onderdrukt gelach in haar knevels. ‘Dat had ik gehoord,’ zei ze toen het schudden ophield, ‘maar het leek te ongelooflijk om waar te zijn.’
‘Je had dat gehóórd en je hebt er nooit iets over gezegd?’ vroeg Temaile, draaiend om haar woedende blikken op Marillin te richten. ‘Jij stommeling!’
‘Je vergeet jezelf,’ zei Marillin scherp, en toen begonnen ze te ruziën over of Temaile haar moest eerbiedigen! Eigenlijk moest Temaile dat inderdaad – Elayne kon hun krachten vergelijken – maar het leek nauwelijks iets om nu ruzie over te maken!
‘Laat iemand die vrouwen de mond snoeren,’ beval Elayne. Caseille steeg af, gaf haar leidsels over aan een andere gardevrouw en beende naar Temaile toe. Ze sneed met haar dolk een reep van Temailes rokken. ‘Laad ze in de wagen en snij dat dode paard los. Ik wil terug binnen de muren zijn voor Arymilla’s mensen voorbij de richel in de verleiding komen.’ Het laatste wat ze nu nodig had was een felle strijd. Wat de uitkomst ook zou zijn, Arymilla kon zich meer mannenlevens veroorloven dan zij. ‘Waar zijn de windvindsters, Birgitte?’
‘Nog op de richel. Ik denk dat ze geloven dat ze hun deelname kunnen ontkennen als ze niet te dicht bij het slagveld komen. Maar je hoeft je geen zorgen te maken dat je hier wordt aangevallen. De kampen achter die richel zijn verlaten.’ Caseille hees Temaile over haar schouder en wankelde naar de wagen, waar ze haar als een zak graan op de vloer gooide. Gardevrouwen pakten de andere vrouwen op. Ze waren zo verstandig om de worstelende zwaardhanden over te laten aan de gardisten; er waren er twee nodig per zwaardhand. Een stel lange gardisten maakte het gareel van het dode paard los. ik heb alleen kampvolgelingen gezien; verzorgers en zo,’ zei Charlz. ik denk dat al haar kampen misschien wel verlaten zijn,’ vervolgde Birgitte. ‘Ze heeft vanmorgen grote troepen naar de noordelijke muur gestuurd om zo veel mogelijk van onze mannen te verslaan, en ze heeft er nog minstens twintigduizend in Laag Caemlin bij de Far Maddingpoort. Enkele huurlingen zijn overgelopen en vallen de poort van binnenuit aan, maar ik heb Dyelin gestuurd met iedereen die ik kon missen. Zodra jij veilig binnen de muren bent, neem ik de rest mee naar haar toe om te helpen. En ik heb nog meer goed nieuws: Luan en de rest van die groep komen deze kant uit. Ze kunnen hier vanmiddag al zijn.’
Elaynes adem stokte. Ze zouden Luan en de anderen het hoofd moeten bieden als ze verschenen, maar dat andere nieuws...! ‘Weet je nog wat vrouw Harfor meldde, Birgitte? Arymilla en de anderen zijn van plan om mee te rijden met de eerste groep die Caemlin binnentrekt. Zij moet dus ook bij de Far Maddingpoort zijn. Hoeveel mannen heb je hier?’
‘Wat is de stand van het slagersboek, Guybon?’ vroeg Birgitte, met een behoedzame blik op Elayne. Er kwam ook behoedzaamheid door de binding. Grote behoedzaamheid.
‘Ik heb nog geen volledige telling, Vrouwe. Sommige doden...’ Charlz grimaste, ik zou zeggen ongeveer vijf- of zeshonderd doden, misschien wat meer. Twee keer zoveel gewond. Die paar ogenblikken waren de akeligste die ik ooit heb gezien.’
‘Zo’n tienduizend, Elayne,’ zei Birgitte, en haar dikke vlecht zwaaide heen en weer toen ze haar hoofd schudde. Ze stak haar duimen achter haar riem en de binding vulde zich met vastberadenheid. ‘Arymilla moet minstens twee keer zoveel mannen hebben bij de Far Maddingpoort, misschien wel drie keer zoveel als ze haar kampen echt heeft leeggehaald. Als je denkt wat ik denk dat jij denkt... Ik heb Dyelin opgedragen de poort weer in te nemen als hij zou vallen, maar het is waarschijnlijker dat ze tegen Arymilla vecht in de stad. Als door een of ander wonder de poort nog standhoudt, is het minstens twee tegen een.’
‘Als ze door de poort zijn,’ zei Elayne koppig, ‘dan is het niet waarschijnlijk dat ze die achter zich dicht hebben gedaan. We vallen ze van achteren aan.’ Het was niet alleen maar koppigheid. Niet helemaal. Ze was niet geoefend met wapens, maar ze had alle andere lessen die Gawein van Garet Brin had gehad wel meegekregen. Een koningin moest de strijdplannen van haar generaals begrijpen in plaats van ze eenvoudigweg maar te aanvaarden. ‘Als de poort standhoudt, zitten ze vast tussen ons en de muur. Aantallen doen er niet zoveel toe in Laag Caemlin. Arymilla zal niet meer mannen in een straat kunnen opstellen dan wij. We gaan het doen, Birgitte. Laat nu iemand een paard voor me regelen.’
Even dacht ze dat Birgitte zou weigeren en haar koppigheid nam toe, maar Birgitte ademde zwaar uit. ‘Tzigan, haal die grote grijze merrie voor vrouwe Elayne.’
Het leek wel alsof iedereen rondom hen zuchtte, behalve de Duistervrienden. Ze dachten waarschijnlijk dat ze een staaltje van Elayne Trakands beruchte slechte buien zouden zien. Die wetenschap veroorzaakte er bijna een. Het Licht mocht haar wisselende stemmingen halen!
Birgitte kwam dichterbij staan en sprak zachtjes. ‘Maar je wordt wel omringd door je lijfwacht. Dit is geen stom verhaaltje over een koningin die de strijd aanvoert met haar banier. Ik weet dat een van je voorouders dat heeft gedaan, maar jij bent haar niet, en jij hebt geen leger dat kan bijspringen.’
‘Goh, dat was ik nou ook net van plan,’ zei Elayne zoetjes. ‘Hoe wist je dat toch?’
Birgitte snoof lachend en mompelde ‘ongelooflijk mens’, maar hard genoeg om gehoord te kunnen worden. Er kwam echter genegenheid door de binding.
Het was natuurlijk niet zo eenvoudig. Er moesten mannen worden aangespoord om de gewonden te helpen. Sommigen konden lopen, maar velen konden dat niet. Te veel mannen hadden de bloedige stomp van een arm of been afgebonden. Charlz en de edelen verzamelden zich om Elayne en Birgitte heen om het aanvalsplan te horen, dat door de omstandigheden gedwongen eenvoudig was. Chanelle weigerde om de Poort te wijzigen, totdat Elayne ermee instemde dat ze deze keer alleen voor het transport hoefden te zorgen. Ze verzegelde de overeenkomst met hen door haar vingertoppen te kussen en die tegen de lippen van de ander te drukken. Pas toen verkleinde de Poort tot een verticale zilverachtige streep en werd weer groter, tot hij een honderd pas breed uitzicht bood op Caemlin vanuit het zuiden.