Er waren geen mensen in de bakstenen markten die vanaf de Poort tot aan de Far Maddingpoort reikten, maar een heleboel mannen, te paard en te voet, stonden op de brede weg, buiten bereik van de boogschutters op de muren. De eersten waren slechts honderd pas van de poort vandaan. Schijnbaar waren ze ook in de zijstraten. De mannen te paard stonden vooraan met een verzameling banieren, maar zowel de cavalerie als de infanterie keek naar de poorten van Caemlin zelf.
De dichte poorten. Elayne kon wel gillen van blijdschap. Zij reed als eerste door de Poort, maar Birgitte nam geen risico’s. Haar lijfwacht verzamelde zich om haar heen en leidde haar naar de zijkant. Birgitte was aan haar zijde, maar op de een of andere manier leek het niet alsof ze haar aan de kant drongen. Gelukkig probeerde niemand haar ervan te weerhouden de grijze aan te sporen tot er nog maar één rij gardevrouwen tussen haar en de weg was. Maar die laatste rij had evengoed een stenen muur kunnen zijn. De grijze was echter een groot paard, dus kon ze eroverheen kijken zonder in de stijgbeugels te gaan staan. Die had ze moeten verlengen; ze waren iets te kort voor haar. Dat betekende dat dit Chesmals paard was, aangezien zij de enige was die ongeveer dezelfde lengte had. Een paard kon niet worden besmet door degene die hem bereed – ook al was Chesmal van de Zwarte Ajah, dat betekende nog niet dat het paard kwaadaardig was – maar ze voelde zich onbehaaglijk op het dier, en niet alleen door de korte stijgbeugelriemen. De grijze zou worden verkocht, de grijze en alle andere paarden waar de Duistervrienden op hadden gereden, en het geld zou aan de armen worden uitgedeeld. Achter Charlz kwamen cavaleristen en voetsoldaten door de Poort, genoeg om die helemaal te vullen. Gevolgd door de witte leeuw en de gouden lelie ging hij in draf over de weg met vijfhonderd gardisten, uitgespreid over de hele breedte van de weg. Andere groepen van gelijke grootte splitsten zich af en verdwenen in de straten van Laag Caemlin. Toen de laatste mannen uit de Poort kwamen, werd die kleiner en verdween. Nu was er geen snelle ontsnapping meer mogelijk als er iets fout ging. Nu moesten ze winnen, anders zou Arymilla de troon krijgen, of ze Caemlin in handen had of niet. ‘We hebben vandaag Mart Cautons verdomde geluk nodig,’ mompelde Birgitte.
‘Zoiets heb je al eens eerder gezegd,’ zei Elayne. ‘Wat bedoel je daarmee?’
Birgitte keek haar vreemd aan. Door de binding kwam... pret! ‘Heb je hem wel eens zien dobbelen?’
‘Ik kom niet echt op plaatsen waar wordt gedobbeld, Birgitte.’
‘Laten we maar zeggen dat hij meer geluk heeft dan wie ook.’ Elayne schudde haar hoofd en zette Mart Cauton uit haar gedachten. Charlz’ mannen belemmerden haar zicht toen ze naar voren reden. Ze vielen nog niet aan en probeerden niet meer lawaai te maken dan nodig was. Met een beetje geluk zouden haar mannen die van Arymilla omsingeld hebben voordat ze in de gaten hadden wat er gebeurde. En dan zouden ze Arymilla van alle kanten aanvallen. Mart had meer geluk dan wie ook? In dat geval moest hij wel heel veel geluk hebben.
Plotseling gingen Charlz’ gardisten sneller rijden, hun lansen met stalen punten omlaag. Iemand had zeker achteromgekeken. Er klonken geschreeuw, kreten van schrik en één donderende kreet die ze van alle kanten hoorder ‘Elayne en Andor!’
Er klonken ook andere kreten. ‘De Manen!’ en ‘De Vos!’
‘De Drievoudige Sleutel!’ en ‘De Hamer!’ en ‘De Zwarte Banier!’ En nog andere, voor mindere Huizen. Maar van haar kant kwam alleen die ene, steeds maar weer opnieuw. ‘Elayne en Andor!’ Plotseling rilde ze, half lachend, half huilend. Het Licht geve dat ze die mannen niet voor niets de dood instuurde. Het geschreeuw vervaagde, grotendeels vervangen door het gekletter van staal op staal, kreten van mannen die doodden of stierven. Plotseling besefte ze dat de poorten opengingen. En ze kon niets zien! Ze schopte de stijgbeugels van haar voeten en klom op het hoge zadel. De grijze danste zenuwachtig, niet gewend aan mensen die op haar rug stonden, maar niet voldoende om haar uit haar evenwicht te brengen. Birgitte mompelde een behoorlijk grove vloek, maar het volgende ogenblik stond zij ook op haar zadel. Honderden kruisboogschutters en boogschutters stroomden de Far Maddingpoort uit, maar waren het haar mannen, of de overgelopen huurlingen? Ze kreeg haar antwoord toen de boogschutters begonnen te schieten op Arymilla’s verzamelde cavalerie, zo snel als ze konden aanleggen en vuren. De eerste kruisbogen kwamen omhoog en lieten een regen van pijlen gaan. De mannen zetten onmiddellijk hun krukken aan het werk om hun kruisbogen weer op te winden, maar anderen drongen zich langs hen heen om een tweede vlucht pijlen af te schieten. Mannen en paarden werden neer gemaaid als gerst voor een zeis. Er kwamen nog meer boogschutters uit de poort, en ze schoten zo rap achtereen als ze konden. Een derde rij kruisboogschutters rende vooruit om te vuren, een vierde, een vijfde, en toen drongen de mannen met hellebaarden zich langs de kruisboogschutters die nog de poort uit renden. Een hellebaard was een angstaanjagend wapen, een combinatie van speerpunt en bijlblad en een haak om mannen mee uit het zadel te trekken. Ruiters die geen ruimte meer hadden om hun lansen te richten, het bereik van hun zwaarden te kort voor de lange schacht van de hellebaard, begonnen te vallen. Mannen in rode jassen en gepoetste borstplaten galoppeerden nu de poort uit, gardisten die links en rechts afsloegen om via een andere kant Arymilla’s rangen aan te vallen. De stroom mannen ging maar door en door, onophoudelijk. Hoe in het Licht kon Dyelin zoveel gardisten hebben? Behalve... Het Licht brande die vrouw, ze moest de half geoefende mannen hebben ingelijfd! Nou, half geoefend of niet, ze zouden vandaag in bloed worden gezalfd.
Plotseling reden er drie figuren in vergulde helmen en borstplaten door de poorten, zwaarden in de hand. Twee van hen waren heel klein. De kreten die opstegen toen ze verschenen klonken ijl van deze afstand, maar nog steeds hoorbaar ondanks het strijdgewoel. ‘De Zwarte Adelaars!’ en ‘Het Aambeeld!’ en ‘De Rode Luipaarden!’ Er verschenen twee vrouwen in de poortopening, worstelend tot de langere vrouw het paard van de ander weer uit het zicht wist te trekken. ‘Bloed en as!’ snauwde Elayne. ‘Conail is oud genoeg, neem ik aan, maar Branlet en Perival zijn nog maar jongens! Iemand had ze uit de buurt moeten houden!’
‘Dyelin heeft ze lang genoeg tegengehouden,’ zei Birgitte kalm. Door de binding kwam een volkomen kalmte. ‘Langer dan ik dacht dat ze Conail zou kunnen tegenhouden. En ze heeft het wel voor elkaar gekregen om Catalyn erbuiten te houden. Hoe dan ook, die jongens hebben een paar honderd man tussen hen en de voorhoede in staan, en ik zie niemand ruimte voor ze maken zodat ze naar voren kunnen.’ Het was waar. De drie zwaaiden nutteloos met hun zwaarden, minstens vijftig pas van waar mannen stierven. Maar vijftig pas was niet erg ver voor een boog of kruisboog.
Er verschenen ook mannen op de daken, eerst tientallen en toen honderden, boogschutters en kruisboogschutters die over de nokken klommen en zich als spinnen een weg baanden over de dakpannen tot ze omlaag konden schieten in de menigte beneden. Een van hen gleed uit en viel, en kwam boven op de mannen in de straat terecht, schokkend terwijl hij herhaaldelijk werd gestoken. Een andere kwam plotseling overeind met een pijlschacht in zijn zij, en viel van het dak. Hij kwam ook op de mannen beneden terecht en werd ook doodgestoken.
‘Ze zitten te dicht op elkaar gepakt,’ zei Birgitte opgewonden. ‘Ze kunnen nog geen boog heffen, laat staan ermee schieten. Ik wed dat de doden niet eens ruimte hebben om om te vallen. Het zal nu niet meer lang duren.’
Maar de slachting ging nog een goed halfuur door voor de eerste kreten om ‘Genade!’ begonnen. Mannen hingen hun helmen aan hun zwaardgevesten en hieven ze boven hun hoofd, en riskeerden de dood in de hoop op leven. Voetsoldaten zetten hun helmen af en hielden hun lege handen omhoog. Ruiters gooiden lansen, helmen en zwaarden neer en staken hun handen in de lucht. Het verspreidde zich als een koorts, en de kreet kwam uit duizenden kelen. ‘Genade!’