De hoge vensters waren donker door de regen, behalve als het bliksemde, maar de staande spiegellampen tegen de muren en rond de witte pilaren die in rijen langs de zijkanten van de ruimte stonden, waren allemaal aangestoken. Er klonk een luid en aanhoudend plong-plong-plong in de grote ruimte, van druppels die in een eenvoudige houten emmer onder een van de gekleurde vensters in de zoldering twintig pas boven hen vielen. Een van de witte leeuwen glinsterde door waterdruppels langs een barst, nabij taferelen van veldslagen en de gezichten van de eerste koninginnen van Andor. Zoals altijd in deze zaal voelde Elayne die vrouwen haar beoordelen terwijl ze over de rood met witte vloertegels liep. Ze hadden Andor opgebouwd dankzij hun scherpe geest en het bloed van hun zonen en echtgenoten, waren begonnen met één stad en hadden een sterke natie gevormd vanuit de puinhopen van Artur Haviksvleugels rijk. Ze hadden het recht elke vrouw die op de Leeuwentroon zat te beoordelen. Ze vermoedde dat hun gezichten daar waren aangebracht zodat elke koningin het gevoel zou hebben dat haar daden door de geschiedenis werden gewogen.
De troon zelf stond op een witmarmeren verhoging aan het uiteinde van de ruimte, besneden en verguld en gemaakt voor een vrouw, maar groot op de poten met leeuwenklauwen. De witte leeuw op de hoge rug, van maanstenen in een achtergrond van glanzende robijnen, zou boven het hoofd van de langste vrouw uitsteken als ze op de troon zat. Dyelin stond al aan de voet van de trap naar de verhoging, en keek toe terwijl Sylvase sprak met Conail en Catalyn terwijl Branlet en Perival aandachtig luisterden. Perival haalde zijn vingers door zijn haren en knikte. Twijfelde Dyelin ook aan Sylvase? Lir en Karind stonden een eindje van de anderen vandaan, en ook bij elkaar uit de buurt. Ze keken niet eens naar elkaar. Aangezien ze bondgenoten waren geweest tegen Elayne, wilden ze niet dat ze dacht dat ze dat nog steeds waren. Essande ging bij de bedienden in de livrei van de acht andere Huizen staan, die zich hadden verzameld om een tafel met hoge zilveren kannen wijn en thee. Dat betekende informeel in deze context. Elk van hen had één eigen bediende bij zich. Voor een formele bijeenkomst zou Elayne alle bedienden hebben geleverd, en zou de Grote Zaal gevuld zijn geweest met alle edelen in Caemlin en alle edelen uit het kamp buiten Caemlin. ‘Ellorien kan soms uitdagend zijn, Elayne,’ zei Dyelin voor ongeveer de vijfde keer nadat ze over het verzoek tot vrijgeleide had gehoord. Haar gezicht stond koel en kalm, maar ze moest haar zenuwen voelen. Haar handen streken onnodig over haar met goud geborduurde rokken.
‘Ik laat me niet door haar uitdagen,’ antwoordde Elayne. ‘En dat zouden jullie ook niet moeten doen. Ik bedoel jou, Conail, en jou, Lir.’ Conail, in blauw met gouden borduursel, kleurde al even snel als Hanselle. Hij had ruziegemaakt met een huurling die naar zijn mening laatdunkend over Elayne had gesproken, en had de man bijna vermoord. Het was maar goed voor hem dat de andere man als eerste zijn zwaard had getrokken. Zelfs huurlingen verdienden gerechtigheid, en Andor was Tyr niet, waar edelen ongestraft burgers konden vermoorden. Nou, voordat Rhand zoveel van hun wetten had veranderd. Het Licht brande hem, waarom sprong hij zo heen en weer?
‘Ik heb voor je gestaan, Elayne, en dat betekent dat ik je altijd verdedig,’ zei Lir soepel. Hij was het toonbeeld van een zelfverzekerde hoveling in zijn groene zijde met zilveren borduursel en de zilveren gevleugelde hamer van Huis Baryn op zijn kraag, maar hij was veel te gladjes, die Lir. ‘Maar ik zal mijn temperament in bedwang houden, wat Ellorien ook zegt.’ De binding werd overspoeld met minachting. Lir had drie keer met huurlingen gevochten om te laten zien hoe trouw hij was aan Elayne. Binnen twee dagen. De man was ongetwijfeld zélf op zoek gegaan naar gevechten om dat voor elkaar te krijgen. ‘Als zij probeert ons uit te lokken, waarom moeten wij dan op onze tong bijten?’ wilde Catalyn weten. Haar rode gewaad, met brede gouden banden langs de zomen en polsen geborduurd, paste niet bij haar huidskleur, vooral niet nu haar mollige wangen rood waren van woede. Ze had haar kin geheven. Misschien droeg ze die grote gebrandverfde pin met de blauwe beer van Haevin zodat ze haar kin hoog zou moeten houden en langs haar neus op iedereen neer kon kijken, ik heb me nog nooit door iemand laten porren en diegene dan ongeschonden laren weglopen.’
‘Een os reageert als de boer hem een por geeft, en doet wat de boer wil,’ zei Dyelin droog. ‘En jij doet wat Ellorien wil als je ingaat op haar gepor.’ Catalyns wangen bleven rood, maar nu ongetwijfeld van schaamte.
Reene Harfor verscheen in de deuropening. ‘Mijne Vrouwes,’ zei ze luid, haar stem weerkaatsend door de bijna lege ruimte. ‘Heren.’ Dit was informeel, wanneer twee partijen elkaar ontmoetten en niemand wist hoe ver ze uit elkaar stonden. Vrouw Harfor kondigde de nieuw aangekomen heren en vrouwes in strikte volgorde van rang aan, hoewel er tussen de Huizen die hier verzameld waren niet veel verschil zat. Luan Norwelijn, met een hard gezicht en meer grijze haren dan de vorige keer toen Elayne hem had gezien, zijn blauwe jas onversierd op Norwelijns zilveren zalm op de hoge kraag na. Arathelle Renshar, haar gezicht gerimpeld en haar bruine haar bijna helemaal grijs, in een rood rijgewaad dat druk was versierd met goud en een grote pin met een robijn en de drie gouden honden. Pelivar Coelan, lang en slank, zijn donkere haar zo ver terugwijkend dat hij er bijna uitzag alsof hij de voorzijde van zijn hoofd had geschoren als een Cairhienin, in blauw met zilveren borduursel en twee rozen op zijn kraag; de rozen van Coelan. Aemlyn Carand, mollig in grijze zijde met de drie gouden pijlen over haar mouwen en zo druk aangebracht op haar boezem dat ze eruitzag als een volle pijlkoker. Ellorien Traemane, minder mollig dan Elayne zich haar herinnerde maar toch knap in blauwe zijde met groene strepen en geborduurd met witte herten met gouden geweien; het witte hert van Traemane. Abelle Pendar, zijn hoekige gezicht streng onder zijn grijze haar, in donkergrijs met de drie gouden sterren op zijn kraag. Ze liepen samen de Grote Zaal door, gevolgd door hun bedienden, maar niet gegroepeerd zoals aangekondigd.
Ellorien en Abelle liepen met Luan mee, Pelivar en Aemlyn met Arathelle, twee pas tussen de groepen in. Aha. Ze vroegen als één om een vrijgeleide, maar ze waren niet één. Dat maakte een eis om overgave iets minder waarschijnlijk. Zelfs openlijke vijanden konden soms samenwerken. Hun gespleten rokken en strakke broeken glansden vochtig. De beste mantel kon je nog niet helemaal drooghouden in zulke stortregen. Ze zouden niet in opperbeste stemming zijn. ‘Wees welkom,’ zei ze toen hun bedienden wegliepen naar de andere. ‘Wilt u wijn of thee? De wijn is warm en gekruid. Het is nogal een winterse dag voor de lente.’
Luan deed zijn mond open, maar Ellorien sprak als eerste. ‘Je zit tenminste niet op de troon.’ Haar gezicht leek wel uit marmer gehouwen, en ook haar stem klonk zo hard en koud als marmer. ‘Ik had dat namelijk al half verwacht.’ Boven hen rolde de donder. Luan keek gepijnigd. Arathelle rolde met haar ogen alsof ze zoiets maar al te vaak eerder had gehoord. Lir verschoof, maar Elayne keek hem strak aan en hij maakte een kleine, verontschuldigende buiging, ik heb geen recht om op de troon te zitten, Ellorien,’ antwoordde ze kalm. Licht, laat haar stemming nu aanhouden. ‘Nog niet.’ Dat klonk ongewild een beetje bijtend. Misschien was ze toch niet zo kalm als ze had gewenst.
Ellorien sneerde. ‘Als je wacht tot Danine je tiende wordt, kun je lang wachten. Danine heeft tijdens de laatste Opvolging haar landhuizen bezocht. Ze heeft zich nog nooit voor iemand uitgesproken.’ Elayne glimlachte, maar met moeite. Een Opvolging vond plaats wanneer een Huis een ander Huis opvolgde op de troon. ‘Ik wil graag thee.’
Ellorien knipperde met haar ogen, maar het zette de anderen ertoe aan te zeggen wat zij wilden gebruiken. Alleen Elayne, Birgitte, Branlet en Perival namen thee. Iedereen rook aan de kommen, of het nu zilveren wijnkommen waren of porseleinen theekommen, alvorens een slok te nemen. Elayne voelde zich niet beledigd. Voedsel en wijn konden nog goed zijn in de keukens, maar al bedorven als ze op tafel werden gezet. Je kon nooit voorspellen wat er zou bederven. De thee had een lichte gembersmaak, maar niet voldoende om de smaak van goede zwarte thee uit Tremalkin te overstemmen. ‘Ik zie dat je het meeste van je steun hebt verzameld onder kinderen en wat Arymilla heeft overgelaten,’ zei Ellorien. Catalyn werd zo rood als haar gewaad en Branlet rechtte boos zijn rug, tot Perival een hand op zijn arm legde en zijn hoofd schudde. Perival was een standvastige jongen, slim voor zijn leeftijd. Lir kon zich deze keer inhouden, maar Conail wilde iets scherps zeggen voor hij door een strenge blik van Elayne zijn kaken op elkaar klapte. Karind weerspiegelde alleen maar onbeweeglijk Elloriens hatelijke blik. Karind was niet erg intelligent, maar er was maar weinig wat haar van haar stuk bracht.