Выбрать главу

Haar belofte leek iets in de jongeman op te roepen. Hij ademde langzaam uit, en er viel een spanning van zijn gezicht die ze niet had opgemerkt. ‘Het punt met een smidspuzzel,’ zei hij zachtjes, tikkend op de omtrek van Malden, ‘is altijd om het sleutelstukje op zijn plek te krijgen. Nou, dat is gebeurd. Of het zal snel gebeuren.’

‘Blijft u voor het avondmaal?’ vroeg Berelain. ‘Het is bijna tijd.’ Het licht dat door de open deur viel, werd zwakker. Een slanke bediende in donkere wol, met haar witte haren in een knot achter op haar hoofd, kwam binnen en stak de lampen aan. ‘Belooft u me ten minste een week?’ vroeg Galina nog eens, maar Aybara schudde zijn hoofd, in dat geval is elk uur belangrijk.’ Ze was toch al niet van plan geweest hier ook maar een tel langer te blijven dan noodzakelijk was, maar ze moest zich nu dwingen door te gaan. ‘Kan een van uw... mannen me zo dicht mogelijk bij het kamp terugbrengen?’

‘Doe het, Neald,’ beval Aybara. ‘En probeer tenminste beleefd te zijn.’ En dat zei hij!

Ze haalde diep adem en duwde haar kap achterover, ik wil dat u me slaat, hier.’ Ze wees naar haar wang. ‘Hard genoeg om een blauwe plek te veroorzaken.’

Eindelijk zei ze iets dat tot die man doordrong. Die gele ogen werden groot, en hij stak zijn duimen achter zijn riem alsof hij zijn handen daarmee kluisterde. ‘Geen sprake van,’ zei hij, alsof ze helemaal gek was.

De mond van de Geldaner hing open en de bediende staarde haar aan, met de brandende lont in haar hand gevaarlijk dicht bij haar rokken.

‘Het is nodig,’ zei Galina streng. Ze zou elk greintje aannemelijkheid nodig hebben voor Therava. ‘Doe het!’

‘Ik denk niet dat hij dat doet,’ zei Berelain, en schreed naar voren met haar rokken bijeengehouden. ‘Hij heeft erg landelijke manieren. Staat u mij toe?’

Galina knikte ongeduldig. Er was niets aan te doen, al zou de vrouw waarschijnlijk een niet erg overtuigende... Het werd haar zwart voor de ogen, en toen ze weer kon zien, zwaaide ze een beetje op haar voeten. Ze proefde bloed. Ze bracht haar hand naar haar wang en kromp ineen.

‘Te hard?’ vroeg Berelain ongerust.

‘Nee,’ mompelde Galina, die vocht om haar gezicht in de plooi te houden. Als ze had kunnen geleiden, had ze die vrouw haar hoofd er afgerukt! Maar als ze kon geleiden, was dit alles natuurlijk ook niet nodig geweest.

‘Nu de andere wang. En laat iemand mijn paard halen.’ Ze reed het bos in met de Morlander, naar een plek waar een paar hoge bomen waren omgevallen en vreemd waren verschroeid. Ze was er zeker van dat het haar moeilijk zou vallen om dat gat in de lucht te gebruiken, maar toen de man een verticale zilverblauwe spleet opende, die groter werd en uitzicht bood op een steil omhooglopend stuk land, dacht ze helemaal niet meer aan de besmette saidin. Ze spoorde Zwind aan om door de opening te gaan. Ze dacht aan niets anders dan aan Therava.

Ze jankte bijna toen ze besefte dat ze aan de andere kant van de heuvel naar het kamp was. Ze galoppeerde in paniek in een wedstrijd met de ondergaande zon. Ze verloor.

Helaas had ze gelijk gehad. Therava aanvaardde geen smoezen. Ze was vooral ontstemd over de blauwe plekken. Zijzelf deed nooit iets om Galina’s gezicht te ontsieren. Wat volgde, kwam met gemak overeen met haar nachtmerries. En het duurde veel langer. Af en toe, als ze op haar hardst schreeuwde, vergat ze bijna haar wanhopige noodzaak om de staf in handen te krijgen. Maar daar hield ze zich aan vast. Krijg die staf in banden, vermoord Faile en haar vriendinnen, dan ben je vrij.

Egwene kwam langzaam bij bewustzijn en, verdoofd als ze was, had nauwelijks het besef dat ze beter haar ogen dicht kon houden. Het was maar al te gemakkelijk om te doen alsof ze nog buiten westen was. Haar hoofd lag op de schouder van een vrouw, en ze had het niet kunnen opheffen zelfs al had ze dat gewild. De schouder van een Aes Sedai; ze voelde de krachten van de vrouw. Haar hersens voelden volgestopt met wol, haar gedachten waren langzaam en lukraak, haar armen en benen bijna gevoelloos. Haar wollen rijgewaad en mantel waren droog, besefte ze, ondanks haar val in de rivier. Nou, dat was niet moeilijk te regelen met de Kracht. Maar het was niet aannemelijk dat ze het water uit haar kleding hadden geleid om het haar gemakkelijker te maken. Ze zat tussen twee zusters ingeklemd, een van hen droeg een bloemige geur, en ze hielden haar met één hand min of meer rechtop. Door het gestuiter en het geklepper van paardenhoeven op plaveistenen wist ze dat ze in een koets zaten. Voorzichtig deed ze haar ogen een heel klein stukje open.

De zijgordijnen van de koets waren open, hoewel het zo stonk naar rottend afval dat het misschien beter was geweest ze dicht te houden. Afval, rottend afval! Hoe had Tar Valon zó diep kunnen zinken? Een dergelijke verwaarlozing van de stad was reden genoeg om Elaida te laten afzetten.

Er kwam genoeg maanlicht binnen door de raampjes om vaag de drie Aes Sedai te zien die tegenover haar zaten, achter in de koets. Zelfs als ze niet had geweten dat ze konden geleiden, dan hadden hun stola’s met franje haar daar wel op gewezen. In Tar Valon kon het heel onplezierig worden als een vrouw die geen Aes Sedai was een stola met franje droeg. Vreemd genoeg leek de zuster links ineengedoken te zitten tegen de zijkant van de koets, uit de buurt van de andere twee, en de andere twee zaten heel dicht tegen elkaar aan, alsof ze de derde Aes Sedai niet wilden aanraken. Heel vreemd.

Plotseling besefte ze dat ze niet afgeschermd was. Ze was dan misschien nog niet helemaal bij zinnen, maar dat sloeg helemaal nergens op. Ze konden voelen hoe sterk ze was, net zoals zij dat bij hen kon voelen, en hoewel ze geen van allen zwak waren, dacht ze dat ze ze alle vijf aankon als ze snel genoeg was. De Ware Bron was een gigantische zon net voorbij het zicht, en riep naar haar. De eerste vraag was: durfde ze het al te proberen? Zoals haar geest er nu aan toe was, met gedachten die door kniediepe modder waadden, twijfelde ze of ze saidar wel zou kunnen omhelzen; daar zou ze pas achter komen als ze het probeerde. Het was het beste om eerst een beetje te herstellen. De tweede vraag was: hoe lang durfde ze te wachten? Ze zouden haar niet eeuwig onafgeschermd laten. Ze wiebelde voorzichtig met haar tenen in haar stevige leren schoenen, en was blij toen ze gehoorzaam bewogen. Het gevoel leek langzaam in haar armen en benen terug te keren. Ze dacht dat ze nu wel in staat zou zijn haar hoofd op te heffen, al was het misschien nog wat onvast. Wat ze haar ook hadden gegeven, het effect ervan nam af. Hoe lang?

De beslissing werd haar uit handen genomen door de donkerharige zuster die in het midden op de achterbank zat. De vrouw leunde naar voren en sloeg haar zo hard, dat ze op de schoot viel van de vrouw tegen wie ze aan had geleund. Haar hand ging als vanzelf naar haar prikkende wang. Ze hadden het dus doorgehad. ‘Dat was niet nodig, Katerine,’ zei een raspende stem boven haar terwijl ze weer overeind werd gezet. Ze kon haar hoofd omhooghouden, maar net, zo bleek. Katerine. Dat zou Katerine Alruddin wel zijn, een Rode. Om de een of andere reden leek het belangrijk te weten wie haar ontvoerders waren, hoewel ze niets meer van Katerine wist dan haar naam en haar Ajah. De zuster op wie ze terecht was gekomen had blond haar, maar haar maanvormige gezicht kende Egwene niet. ‘Ik denk dat je haar te veel dolkwortel hebt gegeven,’ vervolgde de vrouw.

Ze verkilde. Dus dat hadden ze haar gegeven! Ze zocht in haar herinneringen naar alles wat Nynaeve haar had verteld over die vieze thee, maar haar hersens werkten nog steeds langzaam. Maar wel beter, leek het. Ze was er zeker van dat Nynaeve had gezegd dat de gevolgen ervan pas na enige tijd volkomen verdwenen, ik heb haar de juiste dosis gegeven, Felaana,’ antwoordde de zuster die haar had geslagen droog, ‘en zoals je ziet is ze precies zoals het hoort. Ik wil dat ze kan lopen tegen de tijd dat we bij de Toren zijn. Ik ben in ieder geval niet van plan om haar weer te helpen dragen,’ voltooide ze met een boze blik op de zuster links van Egwene, die met haar hoofd schudde. Dat was Pritalle Nerbaijan, een Gele zuster die haar best had gedaan om het lesgeven van Novices of Aanvaarden te ontlopen en die geen geheim maakte van haar afkeer voor de taak wanneer ze ertoe gedwongen werd.