Выбрать главу

‘Natuurlijk ben ik klaar,’ antwoordde ze. ik wou alleen dat ik mijn draken had!’

Musenge richtte zijn aandacht op haar. Het Licht brande haar, ze moest oppassen met wat ze zei! Mart wilde dat die draken een schok zouden zijn als de Seanchanen ze voor het eerst zagen. Op ongeveer twaalfhonderd pas vanaf de muur begonnen de rijen lansiers te draven, en op zeshonderd pas begonnen ze te galopperen, maar niet zo hard als had gekund. De paarden waren moe na de lange tocht. Ze sjokten. Geen van de lansen was al omlaag gebracht. Daar zouden ze mee wachten tot de laatste honderd pas. Enkele lansen waren voorzien van wapperende vlaggen, een grote groep rood hier, een pol groen of blauw daar. Het waren misschien Huiskleuren, of misschien de kleuren van huurlingen. Al die hoeven maakten een geluid als van donder in de verte.

‘Aludra!’ riep Mart zonder om te kijken. Een holle bons en een zure zwavelstank kondigden aan dat de schietbuis de nachtbloem had afgeschoten, en een luide knal begeleidde het bloeien van een bol met rode strepen. Enkele galopperende ruiters wezen er verbaasd naar. Geen van hen keek achterom en zag Talmanes met de drie baanders ruiters vanuit het woud bij het meer komen. Hun lansen hadden ze bij de pakpaarden achtergelaten, maar elk van hen zou zijn boog in de hand hebben. Ze spreidden zich uit tot een enkele rij en begonnen de galopperende ruiters te volgen, steeds sneller. Hun paarden hadden de vorige avond ver gelopen maar waren niet te hard aangespoord, en ze hadden de hele morgen gerust. De afstand tussen de twee groepen ruiters begon kleiner te worden. ‘Voorste rang!’ schreeuwde Mandevwin toen de ruiters nog vierhonderd pas weg waren. ‘Vuur!’ Meer dan duizend pijlen vlogen in zwarte strepen door de lucht. Onmiddellijk bukte de voorste rang om hun krukken op hun kruisbogen te bevestigen, en hieven de mannen in de tweede rij hun wapens.

‘Tweede rang!’ schreeuwde Mandevwin. ‘Vuur!’ Weer duizend pijlen schoten op de aanstormende ruiters af.

Op die afstand konden ze niet door een borstplaat heen boren, hoewel de punten daar wel voor gemaakt waren, maar mannen met verbrijzelde benen vielen uit hun zadels en mannen met wonden in hun armen hielden in paniek hun paarden in om het bloeden te stelpen. En de paarden... Ach, Licht, die arme paarden. Ze vielen met honderden tegelijk, sommige trappend en gillend, worstelend om op te staan, andere bewegingloos, en andere paarden struikelden daar weer over. Uit het zadel geslingerde ruiters vlogen over het weiland en werden vertrapt door de paarden achter hen. ‘Derde rang! Vuur!’ schreeuwde Mandevwin, en zodra die pijlen weg waren, ging de eerste rij weer rechtop staan. ‘Voorste rang!’ riep Mandevwin. ‘Vuur!’ En weer vlogen duizend pijlen op het slagveld af. ‘Tweede rang! Vuur!’

Het was natuurlijk niet zo eenzijdig als een hinderlaag. Enkelen van de galopperende ruiters hadden hun lansen omlaag gebracht en hun bogen gegrepen. Er begonnen pijlen tussen de kruisboogschutters te landen. Recht schieten vanaf een galopperend paard viel niet mee, en het bereik was aanvankelijk te groot om met de pijlen slachtoffers te maken, maar meer dan één man worstelde met zijn kruk terwijl er een pijl in zijn arm stak. De muur beschermde hun benen nog. Te ver om te doden, behalve als het doelwit pech had. Mart zag een man vallen met een pijl in zijn oog, een andere met een pijl in zijn keel. Er vielen nog meer gaten in de rangen. Andere mannen schuifelden snel vooruit om ze te vullen. ‘Wanneer je er klaar voor bent, Joline,’ zei hij. ‘Derde rang! Vuur!’

De Aes Sedai schudde geërgerd haar hoofd. ‘Ik moet in gevaar zijn. Ik heb nog niet het gevoel dat ik in gevaar ben.’ Teslyn knikte. Ze keek naar de bestorming alsof het een optocht was, en niet eens zo’n heel belangwekkende.

‘Als je mij en Seta wilt toestaan,’ begon Bethamin, maar Joline keek koel over haar schouder, en de Seanchaanse zweeg en keek naar haar handen. Seta glimlachte zenuwachtig, maar de glimlach verdween onder Jolines starende blik. ‘Voorste rang! Vuur!’

Mart rolde met zijn ogen en mompelde een gebed dat half een vloek was. Die verdomde vrouw had niet het gevoel dat ze in gevaar was! Hij had het gevoel alsof zijn verdomde hoofd op het hakblok lag! ‘Tweede rang! Vuur!’

Talmanes zag de vijand binnen schootsafstand komen en liet een pijlenregen van vierduizend bogen op driehonderd pas afstand afvuren, waardoor flink wat zadels leeg werden geschoten. De afstand werd nog kleiner en ze vuurden nog eens. Nog eens. De vijandelijke rangen leken te golven van de schrik. Enkele mannen draaiden zich om en vielen met omlaag gebrachte lansen op Talmanes’ mannen aan. Anderen begonnen pijlen terug te schieten. De meesten reden echter door. ‘Vorm vierkant!’ riep Mandevwin een hartslag voordat Mart het zelf kon doen. Hij hoopte dat de man niet te lang had gewacht. Maar de Bond was goed geoefend. De mannen aan de flanken renden achteruit, kalm alsof ze niet werden beschoten met pijlen die kletterden op hun borstplaten en helmen. En af en toe ook niet. Mannen sneuvelden. De drie rangen bleven echter in verband toen ze een vierkant vormden met Mart in het midden. Musenge en de andere menselijke Doodswachtgardisten hadden hun zwaarden getrokken, en de Ogier hadden hun lange bijlen in de hand. ‘Slingeraars!’ schreeuwde Mandevwin. ‘Open vuur! Voorste rang, west! Vuur!’ Slingeraars langs de westelijke rij verschoven hun slingerstaven zodat ze de lont in de dikke kokers konden aansteken met de langzaam brandende lonten tussen hun tanden. Terwijl de kruisbogen schoten, gooiden de slingeraars hun slingers achterover en meteen weer voorover. De donkere kokers vlogen meer dan honderd pas door de lucht en landden tussen de aanstormende ruiters. De slingeraars bevestigden alweer nieuwe kokers aan hun slingers voordat de eerste waren gevallen. Aludra had elke lont voorzien van draadjes om de verschillende brandtijden aan te geven, en elke koker ontplofte met een knal en een uitbarsting van vuur, sommige op de grond, sommige op hoofdhoogte van de ruiters. De ontploffing was niet het echte wapen, hoewel één man die zo’n ding in zijn gezicht kreeg plotseling geen hoofd meer had. Hij bleef nog drie stappen rechtop zitten in zijn zadel voor hij omviel. Nee, Aludra had een laag harde kiezels rond het kruit in elke koker aangebracht, en die drongen diep in vlees door. Krijsende paarden stortten trappelend tegen de grond. Ruiters vielen en bleven liggen.

Er schampte een pijl langs Marts linkermouw, een andere schoot door zijn rechtermouw en bleef hangen achter de veren, en een derde scheurde de rechterschouder van zijn jas. Hij zette een vinger achter de sjaal om zijn hals en trok eraan. Dat verdomde ding zat ineens ongelooflijk strak. Misschien moest hij toch overwegen om bij dit soort dingen wapenrusting te dragen. De vijandelijke rangen begonnen nu naar binnen te krullen om de kruisboogschutters achter de muur in te sluiten. Talmanes’ mannen schoten nog steeds met pijlen op de vijandelijke achterhoede, maar verschillende honderden mannen hadden hun bogen moeten laten vallen om zich te verdedigen met zwaarden, en helaas behoorden niet al die paarden met lege zadels toe aan Taraboners of Amadicianen. Talmanes had een open ruimte in het midden van zijn rij gelaten, een pad voor iedereen die besloot te vluchten, maar niemand nam het aanbod nog aan. Ze roken die honderdduizend goudkronen.

‘Ik denk...’ zei Joline langzaam. ‘Ja, ik heb nu het gevoel dat ik in gevaar ben.’ Teslyn bracht eenvoudig haar hand achterover en gooide een vuurbol die groter was dan een paardenhoofd. Door de ontploffing vlogen aarde en stukken van mannen en paarden de lucht in. Het werd tijd!