‘Het zou onfatsoenlijk zijn als mijn Harril haar droeg,’ zei ze kil. Of eigenlijk ijzig, ik zal blij zijn als ze kan lopen, maar als ze dat niet kan, dan niet. Hoe dan ook, ik zal blij zijn als ik haar aan anderen kan overdragen. Jij hebt dan misschien geen zin om haar te dragen, Katerine, maar ik heb geen zin om de halve nacht de wacht over haar te houden in de cellen.’ Katerine maakte een geringschattend gebaar met haar hoofd.
De cellen. Natuurlijk; ze ging naar een van die kleine, donkere kamertjes in de Torenkelder. Elaida zou haar ervan beschuldigen dat ze valselijk beweerde de Amyrlin Zetel te zijn. De straf die daarop stond was de dood. Vreemd genoeg joeg haar dat geen angst aan. Misschien kwam het door de werking van het kruid. Zou Romanda of Lelaine inschikkelijker worden, zich tot Amyrlin laten verheffen nadat zij dood was? Of zouden ze met elkaar blijven bekvechten totdat de hele opstand tot stilstand kwam en mislukte, en de zusters met hangende pootjes terugkeerden naar Elaida? Dat was een droevige gedachte. Eindeloos droevig. Maar als ze droefheid kon voelen, dan belemmerde de dolkwortel blijkbaar niet haar gevoelens, dus waarom was ze dan niet bang? Ze streek met haar duim over haar Grote Serpent-ring. Dat probeerde ze althans, maar hij was weg. De woede vlamde in haar op. Ze konden haar vermoorden, maar ze konden niet ontkennen dat ze Aes Sedai was. ‘Wie heeft me verraden?’ vroeg ze, blij dat haar stem gelijkmatig en koel klonk. ‘Het kan geen kwaad me dat te vertellen, aangezien ik jullie gevangene ben.’ De zusters staarden haar aan alsof ze verbaasd waren dat ze een stem had.
Katerine boog zich rustig naar voren en stak een hand op. De ogen van de Rode zuster knepen zich samen toen de lichtharige Felaana naar voren dook om de klap te onderscheppen die voor Egwene bedoeld was.
‘Ze wordt ongetwijfeld ter dood gebracht,’ zei de vrouw met de rasperige stem streng, ‘maar ze is een ingewijde van de Toren, en niemand van ons heeft het recht haar te slaan.’
‘Laat me los, Bruine,’ snauwde Katerine terwijl plotseling en schokkend de gloed van saidar haar omgaf. Een tel later omgaf de gloed alle vrouwen in de koets behalve Egwene. Ze loerden naar elkaar als katten die elkaar niet kenden, op het punt om te sissen en met hun klauwen uit te halen. Nee, niet allemaal; Katerine en de langere zuster die naast haar zat, keken elkaar niet aan, maar ze keken wel woedend naar de anderen. Wat onder het Licht was hier gaande? De vijandige sfeer was zo dik dat ze hem had kunnen snijden als brood. Na een tijdje liet Felaana Katerines pols los en leunde achterover, maar niemand liet de Bron los. Egwene vermoedde dat niemand de eerste wilde zijn. Hun gezichten waren allemaal sereen in het bleke maanlicht, maar de handen van de Bruine zuster grepen haar stola vast, en de zuster die weg leunde van Katerine streek herhaaldelijk haar rokken glad.
‘Hier is het hoog tijd voor, geloof ik,’ zei Katerine, en weefde een schild. ‘We zouden niet willen dat je iets... doms probeert.’ Haar glimlach was vals.
Egwene zuchtte alleen maar toen de weving over haar neerdaalde; ze dacht toch niet dat ze saidar al had kunnen omhelzen, en tegen vijf zusters die al vol waren van de Kracht zou ze toch niet lang stand hebben gehouden. Haar milde reactie leek de Rode zuster teleur te stellen. ‘Dit kan wel eens je laatste avond zijn,’ vervolgde ze. ‘Het zou me niets verbazen als Elaida je morgen liet sussen en onthoofden.’
‘Of misschien zelfs vanavond,’ voegde haar slanke begeleidster er knikkend aan toe. ik denk dat Elaida je graag een kopje kleiner maakt.’ In tegenstelling tot Katerine meldde ze het als een eenvoudig feit, maar ze was duidelijk ook een Rode zuster. En ze keek naar de andere zusters alsof ze vermoedde dat een van hen iets zou kunnen proberen. Dit was heel vreemd!
Egwene hield haar gezicht in de plooi en gunde hun niet de reactie die ze wilden hebben. De reactie die Katerine wilde, althans. Ze was vastbesloten haar waardigheid te bewaren tot aan het blok van de beul. Of ze het nu goed had gedaan als Amyrlin of niet, ze zou sterven op een manier die de Amyrlin Zetel paste. De vrouw die bij de twee Rode zusters uit de buurt probeerde te blijven sprak, en haar stem, volledig Arafels, stelde Egwene in staat een naam te vinden bij dat harde, smalle gezicht dat ze maar vaag kon zien in het maanlicht. Berisha Terakuni, een Grijze die volgens zeggen heel strikt en vaak streng de wet interpreteerde. Altijd tot op de letter, natuurlijk, maar nooit met enige genade. ‘Niet vanavond of morgen al, Barasine, behalve als Elaida van plan is de Gezetenen midden in de nacht op te roepen en zij daar gehoor aan geven. Hier is een Hooggerechtshof voor nodig, en de Zaal lijkt minder geneigd Elaida blij te maken dan ze zou willen. Dat is ook geen wonder. Het meisje zal worden gehoord, maar de Zaal zal zich met de zaak bemoeien als ze dat willen, denk ik.’
‘De Zaal komt wel als Elaida roept, anders straft ze hen allemaal zozeer dat ze zouden wensen dat ze wel gekomen waren,’ sneerde Katerine. ‘Uit de manier waarop Jala en Merym ervandoor gingen toen ze zagen wie we te pakken hadden, leid ik af dat ze het inmiddels al wel weet. En ik wed dat Elaida voor deze hier de Gezetenen eigenhandig uit bed sleept als het nodig is.’ Haar stem klonk zelfingenomen en tegelijkertijd snijdend. ‘Misschien benoemt ze jou wel tot Zetel van Vergeving. Zou je dat leuk vinden?’
Berisha ging verontwaardigd overeind zitten en verschoof haar stola over haar armen. In sommige gevallen kreeg de Zetel van Vergeving dezelfde straf als degene die verdedigd werd. Misschien was het nodig voor deze beschuldiging; ondanks Siuans pogingen om haar opleiding te voltooien, wist Egwene het niet.
‘Wat ik wil horen,’ zei de Grijze zuster na een tijdje, waarbij ze met opzet de vrouw die naast haar zat negeerde, ‘is wat je hebt gedaan met de havenketting. Hoe kan dat ongedaan worden gemaakt?’
‘Dat kan niet,’ antwoordde Egwene. ‘Je weet toch inmiddels wel dat het cuendillar is? Zelfs de Kracht zal die ketting niet breken, alleen maar versterken. Ik neem aan dat je hem zou kunnen verkopen als je genoeg van de havenmuur afbreekt om hem los te krijgen. Als iemand zo’n groot stuk cuendillar kan betalen. Of het zou willen hebben.’
Deze keer probeerde niemand Katerine tegen te houden toen die haar sloeg, en hard ook. ‘Hou je mond!’ snauwde de Rode zuster. Dat leek goede raad, behalve als ze zich lens wilde laten slaan. Ze proefde nu al bloed in haar mond. Dus zweeg Egwene, en er daalde een deken van stilte neer over de voortrijdende koets, terwijl de anderen gloeiden met saidar en wantrouwend naar elkaar keken. Het was ongelooflijk! Waarom had Elaida voor deze taak vrouwen uitgekozen die elkaar zo overduidelijk minachtten? Als demonstratie van haar macht, gewoon omdat ze het kon? Het maakte niet uit. Als Elaida haar vannacht nog liet leven, kon ze tenminste Siuan laten weten wat er met haar was gebeurd – en waarschijnlijk ook met Leane. Ze kon Siuan laten weten dat ze verraden waren. En bidden dat Siuan degene kon vinden die dat had gedaan. Bidden dat de opstand niet zou instorten. Ze zei daar meteen maar een gebedje voor. Het was veel belangrijker dan het andere.
Tegen de tijd dat de menner het span paarden inhield, was ze voldoende hersteld om Katerine en Pritalle zelf uit de koets te volgen, hoewel haar hoofd nog wel een beetje wazig voelde. Ze kon staan, maar betwijfelde of ze de kracht zou hebben om ver te rennen. Niet dat een poging daartoe iets anders zou bewerkstelligen dan na een paar stappen weer staande gehouden te worden. Dus stond ze kalm naast de donker gelakte koets en wachtte, even geduldig als het vierspan in zijn tuigage. Zij zat immers op een bepaalde manier ook in een tuigage.