De Witte Toren stond groot voor hen, een dikke bleke schacht die in de nacht omhoogstak. Slechts een paar vensters waren verlicht, sommige daarvan hoog bovenin, misschien wel in de vertrekken van Elaida. Het was heel vreemd. Ze was een gevangene en zou waarschijnlijk niet veel langer meer leven, maar ze had het gevoel alsof ze thuisgekomen was. De Toren leek haar levenskracht te herstellen. Twee bedienden in de livrei van de Toren, de Vlam van Tar Valon op hun borst, waren van de achterkant van de koets afgestapt om de trap uit te vouwen. Ze boden een in een witte handschoen gestoken hand aan aan elk van de vrouwen die uitstapten, maar alleen Berisha pakte die aan. Alleen omdat ze dan snel op de grond kon staan en toch de andere zusters in de gaten kon blijven houden, vermoedde Egwene. Barasine keek de mannen zo streng aan dat een van hen hoorbaar slikte en de ander bleek werd. Felaana, die probeerde de anderen in het oog te houden, wuifde de mannen alleen maar geërgerd weg. Ze hielden alle vijf nog steeds saidar vast, zelfs hier. Ze waren bij de hoofdingang aan de achterzijde, bij een marmeren trap met stenen balustrade die vanaf de tweede verdieping naar beneden liep. Er stonden vier massief bronzen lantaarns die een grote poel flakkerend licht op de stenen wierpen. Tot haar verbazing stond er slechts één Novice onder aan de trap, met haar witte mantel om zich heen getrokken tegen de kilte. Ze had min of meer verwacht dat Elaida hen persoonlijk zou komen begroeten, om zich met haar gevolg van kruipers te verkneukelen over Egwenes gevangenneming. Dat de Novice Nicola Trehil was, was een tweede verrassing. De laatste plaats waar ze had verwacht die wegloopster aan te treffen, was in de Witte Toren zelf.
Aan de manier waarop Nicola’s ogen groot werden toen Egwene uit de koets stapte, was te zien dat de Novice nog meer geschrokken was dan zij, maar ze maakte een nette, zij het ietwat gehaaste, kniks voor de zusters. ‘De Amyrlin zegt dat ze... dat ze moet overgebracht naar de Meesteres der Novices, Katerine Sedai. Ze zegt dat Silviana Sedai haar instructies heeft.’
‘Het lijkt er dus op dat je in elk geval vanavond nog een afranseling krijgt,’ mompelde Katerine glimlachend. Egwene vroeg zich af of de vrouw haar persoonlijk haatte of datgene haatte waar ze voor stond, of dat ze gewoon iedereen haatte.
Een afranseling. Ze had het nog nooit zien gebeuren, maar ze had er wel van gehoord. Het klonk heel pijnlijk. Ze keek Katerine onverstoorbaar in de ogen, en even later verdween de glimlach van Katerines gezicht. De vrouw leek op het punt te staan haar nogmaals te slaan. De Aiel hadden een manier om met pijn om te gaan. Ze omhelsden die, gaven zich eraan over zonder zich te verzetten of zelfs te proberen hun schreeuwen in te houden. Misschien zou dat helpen. De Wijzen zeiden dat je op die manier de pijn van je af kon gooien zonder dat hij grip op je kreeg.
‘Als Elaida van plan is dit onnodig lang te laten duren, wil ik er vanavond geen deel meer aan hebben,’ kondigde Felaana aan, fronsend naar iedereen in de buurt en ook naar Nicola. ‘Het meisje wordt gesust en ter dood gebracht, en dan zou voldoende moeten zijn.’ De goudharige zuster pakte haar rokken bijeen en haastte zich langs Nicola de trap op. Ze rende echt! De gloed van saidar omgaf haar nog steeds toen ze naar binnen verdween.
‘Vind ik ook,’ zei Pritalle koel. ‘Harril, ik denk dat ik maar met je meeloop terwijl jij Bloedlans op stal zet.’ Een donkere, stevige man die vanuit de duisternis was gekomen met een grote ruin aan de hand, boog voor haar. Hij had een gezicht dat wel uit steen gehouwen leek, en droeg de kameleonmantel van een zwaardhand waardoor hij er niet leek te zijn als hij stilstond en die veranderde van kleur als hij bewoog. Hij volgde Pritalle zwijgend het donker in, maar keek over zijn schouder om haar te bewaken. De gloed bleef ook om haar heen. Er was hier iets gaande wat Egwene ontging.
Plotseling spreidde Nicola haar rokken in nog een kniks, deze keer dieper, en barstte ze uit: ‘Het spijt me dat ik ben weggelopen, Moeder. Ik dacht dat ze me hier sneller zouden laten gaan. Areina en ik dachten...’
‘Noem haar niet zo!’ blafte Katerine, en een stroom Lucht raakte de Novice hard genoeg op haar achterwerk om haar te laten gillen en opspringen. ‘Ga vanavond nog naar de Amyrlin Zetel, kind, en zeg haar dat ik zorg dat haar bevelen worden uitgevoerd. En nu rennen!’ Met een laatste, paniekerige blik op Egwene greep Nicola haar mantel en rokken bijeen en haastte zich zo snel de trap op dat ze twee keer struikelde en bijna viel. Arme Nicola. Haar hoop was de bodem in geslagen, en als de Toren ontdekte hoe oud ze was... Ze moest hebben gelogen over haar leeftijd om binnen te komen; liegen was een van haar verscheidene slechte eigenschappen. Egwene zette het meisje uit haar hoofd. Nicola was niet langer haar zorg. ‘Het was niet nodig om dat kind zo bang te maken,’ zei Berisha onverwachts. ‘Novices moeten worden begeleid, niet neergeknuppeld.’ Dat stond een heel eind af van haar mening ten opzichte van de wet. Katerine en Barasine draaiden zich samen om naar de Grijze zuster en keken haar doordringend aan. Het waren nu nog maar twee katten, maar in plaats van naar een andere kat keken ze nu naar een muis.
‘Ben je van plan om alleen met ons mee te gaan naar Silviana?’ vroeg Katerine, met een nogal onplezierige glimlach om haar lippen. ‘Ben je niet bang, Grijze?’ vroeg Barasine met spottende stem. Om de een of andere reden zwaaide ze lichtjes met een arm, zodat de lange franje van haar stola wapperde. ‘Alleen jij, met ons tweeën?’ De twee bedienden achter op de koets stonden stil als standbeelden, alsof ze hartgrondig wensten dat ze ergens anders waren en hoopten dat ze onopgemerkt zouden blijven als ze maar stil genoeg stonden.
Berisha was niet langer dan Egwene, maar ze richtte zich op en trok haar stola om zich heen. ‘Dreigementen worden specifiek verboden door de Toren...’
‘Heeft Barasine je bedreigd?’ onderbrak Katerine haar zachtjes. Zachtjes, maar met een scherp stalen randje. ‘Ze vroeg alleen maar of je bang was. Zou je dat moeten zijn?’
Berisha likte onbehaaglijk over haar lippen. Haar gezicht was bleek en haar ogen werden steeds groter, alsof ze dingen zag die ze liever niet wilde zien. ik... ik denk dat ik maar een wandelingetje ga maken,’ zei ze uiteindelijk met geknepen stem, en schoof weg zonder haar blik van de twee Rode zusters af te wenden. Katerine lachte kort, tevreden.
Dit was gewoonweg waanzin! Zelfs zusters die elkaar tot in de teennagels haatten, gedroegen zich niet zo. Geen enkele vrouw die zo gemakkelijk toegaf aan angst als Berisha had gedaan, kon ooit Aes Sedai worden. Er was iets mis in de Toren. Heel erg mis. ‘Neem haar mee,’ zei Katerine, en begon de trap te beklimmen. Barasine liet eindelijk saidar los, greep Egwenes arm stevig vast en volgde. Ze had geen keus dan haar rijgewaad bijeen te pakken en zonder verzet mee te gaan. Maar toch voelde ze zich vreemd opgetogen. Het voelde inderdaad net als thuiskomen toen ze de Toren binnenging. De witte muren met friezen en tapijten, en de felgekleurde vloertegels leken even vertrouwd als de keuken van haar moeder. Eigenlijk nog meer, want ze had haar moeders keuken al veel langer niet meer gezien dan deze gangen. Met elke ademteug nam ze de kracht van thuis in zich op. Maar er was ook iets vreemds. De staande lampen brandden allemaal, en zo laat kon het nog niet zijn, maar ze zag niemand. Er liepen altijd wel een paar zusters door de gangen, zelfs in het holst van de nacht. Ze herinnerde zich dat goed, dat ze in de kleine uurtjes wel eens een zuster zag en dan hoopte dat zij ook ooit zo sierlijk, zo koninklijk kon zijn. Aes Sedai hielden zich aan hun eigen tijden, en sommige Bruine zusters waren overdag nauwelijks wakker. Tijdens de nacht werden ze minder afgeleid in hun studies, werden ze minder vaak gestoord tijdens het lezen. Maar er was niemand. Noch Katerine, noch Barasine zei er iets over terwijl ze door gangen liepen die op hen na verlaten waren. Schijnbaar was deze stille verlatenheid nu gewoon geworden.